Monthly Archives: mei 2004

Wie is het?

Mijn W.I.E.-tooltje staat nog maar een goede week op de blog, en hij is al meer down geweest dan up. Nu weet ik helemaal niet wie hier langskomt en waarom, and it’s killing me.

En toen dacht ik: als iedereen die op deze site strandt, op welke manier dan ook, zich eens mooi voorstelt. In het commentding. Zou dat nu geen mooi pinksteridee zijn?

En u mag beginnen.

Zoetemarkt, Kemmel

pics-10.jpg

Pinkstermaandag staat niet enkel voor Pinkpop op Nederland drie. Het staat ook voor sneukelen tot je erbij neervalt. (sneukelen= westvlaams voor snoepen, nvdr.) Terwijl we voor de tweede keer in drie dagen door het Heuvelland reden besefte ik dat ik het er steeds mooier begin te vinden. Er is niks te doen en het ligt overal veraf, maar het lijkt er altijd zonnig en rustig, zoals ik me een zomer in Frankrijk voorstel.

Op de Zoetemarkt (of Snoepjeskermis, volgens Youri) aangekomen bleef er van die rust nog heel weinig over. De halve wereld leek naar kemmel afgezakt te zijn. Toch slaagden we erin om onze rugzak te vullen met Reningelstse spletters (een soort wafeltjes met witte crËme in), een grote zak gekleurd snoep, aardbeien bedekt met witte chocolade en overheerlijke bananendonuts. En best of all: ik slaagde erin om op een soort podium getrokken te worden door de belleman, om vervolgens mee te spelen in een toneelstukje over tanden trekken. Denk ik. Het heeft mijn leven in elk geval niet veranderd.

En als je heel goed klikt, komen er zelfs foto’s bij!

Oproep

Beste politicus,

ja, u daar, die in de Zevende Dag uw standpunten komt verdedigen tegenover uw soortgenoten. U daar, die zichzelf graag ziet blinken op grote borden langs boerenweggetjes en autostrades. U, die door Siegfried Bracke steevast wordt aangesproken met U, alsof U een god bent die in een iets anders geformuleerde zin Hij wordt. ‘U is overtuigd van Uw gelijk, is U niet?’ aldus Siegfried, die ondanks zijn vlinderdasje altijd een gewone hij is gebleven.

U, beste politicus, is mij kwijtgespeeld. Ik ben een westvlaams meisje van 22, met een gezonde interesse in alles dat rondom haar gebeurt. Ik schrijf graag, en om die simpele reden behaalde ik een tijdje geleden een diploma journalistiek. Niet dat dat heden ten dage belangrijk is, en al zeker niet voor U, maar het wijst wel op een gezonde interesse in de actualiteit. U is toch ook een beetje de actualiteit, in deze periode van het jaar.

U doet mij niks. Ik zie Uw gezicht op tv, ik zie Uw slogans op de borden, ik zie U opdraven in de jaarlijkse stemtest, en het laat me allemaal ijzig koud. Ik weet niet waar U voor staat. Soms vraag ik me af of U dat zelf nog weet.

Ik ben Uw unserved audience. Ik doe de stemtest op internet en men zegt mij dat ik groen ben. Ik dacht dat ik roze was, neigend naar het paars. Binnenkort moet ik op U gaan stemmen, of op ÈÈn van Uw mededingers. Ik weet ook niet wie zij zijn.

U hebt ook dit jaar weer naast mij gegrepen, en misschien is dat wel jammer. Ik zou een heel geÔnteresseerde kiezer kunnen zijn, als U wat meer moeite deed.

U, nu!

Lilith

Bewegingen

Er rijdt een meisje voorbij. Wij wonen langs een wandel-en fietspad waar dag in, dag uit heel wat meisjes voorbijrijden. Daarnaast gebeurt het wel eens dat lokale wandelclubs als de Heuvellandstappers en de Drevetrotters ons wandelpad implementeren in hun wandelroutes. Het meisje dat voorbijreed had een rugzak in de vorm van een gitaar. Ze ging dus hoogst waarschijnlijk naar de muziekles, of ze kwam ervan terug. Op zondagmorgen. Wandelaars die lid zijn van de Heuvellandstappers/Drevetrotters schrikken er ook al niet voor terug om op zondagmorgen ons wandelpad aan te doen. Net als jeugdbewegingen vol fietsende jongeren getooid met oranje sjaaltjes. Zondag is duidelijk verenigingsdag.

Ik krijg de kriebels als ik het woord ‘vereniging’ hoor. Al is het nu zwem, jeugd, wandel of studenten. En dan heb ik het nog niet gehad over clubs. Ik verafschuw clubs. Ook ik heb het allemaal nog meegemaakt. Niet dat ik een kind was dat Èn naar de muziekschool, Èn naar de turnles, Èn naar de judo moest van mijn ouders. Ik ben hen daar nog altijd heel erg dankbaar voor, maar ÈÈn enkele keer kregen ze me zover om toch in een vereniging te stappen. Waarschijnlijk onder druk van een groep jeugdleiders die bij ons had aangebeld om onschuldige kindjes te ronselen. De verhalen over kampvuren en samen pannenkoeken eten en op kamp gaan zullen op dat moment aannemelijk genoeg hebben geklonken om mij ernaartoe te sturen. Ook dat was op zondagnamiddag.

Ze hadden me verteld dat het leuk zou zijn. Er waren veel leeftijdsgenootjes, en we mochten wat kleingeld meenemen om er snoep te kopen. En we zouden samen spelen. Ze waren er vergeten bij te vertellen dat jeugdbewegingen heel leuk zijn voor sociale kindjes. Ik was de meest asociale zesjarige die op dat moment in mijn gemeente rondliep. Ik las liever een boek, of ik maakte tekeningen, liefst alleen.
Op een zondagnamiddag werd ik naar het lokaal gebracht door mijn vader. Het bleek een vervallen hok te zijn naast de lokale sporthal. Er lagen matrassen en moussen ballen, en in een hoek stonden een paar gezelschapsspelletjes, voor als het regende.
Ik werd voorgesteld aan de leiders, die me nog maar eens vertelden hoe leuk het er wel was. Ik werd misselijk van het idee dat ik er heel de namiddag moest blijven, maar ook mijn vader zei dat het echt heel leuk zou zijn daar. Met de andere kindjes. En hij vertrok. ‘Iedereen mag in de kring komen zitten!’ riep ÈÈn van de leidsters veel te luid en veel te vrolijk. Mijn maag trok samen. Ik ging toch maar mee in de kring zitten, wanhopig wachtend tot het leuk zou worden. We zouden een toneeltje in elkaar steken, vertelde ze, en we mochten al het materiaal gebruiken dat in het vervallen hok lag waar we ons in bevonden. Ik wilde naar huis. Ik wilde helemaal geen toneeltje spelen met kindjes die ik niet kende. Drie minuten later was ik ‘de tante’. Ik was de tante in een stom toneelstuk zonder publiek. Alle andere kinderen leken een blast te hebben, ook toen we een raar soort tikkertje moesten spelen waarbij de enen een vogel waren en de anderen een nest.

Elke zondagnamiddag kwam het misselijke gevoel terug. Ik mocht weer naar de jeugdbeweging, waar we voor 5 frank een Leo konden kopen en ons voor geen geld gigantisch mochten amuseren. Het mocht wel, maar het lukte mij niet. Mijn misselijkheidshoogtepunt kwam er toen we met z’n allen 5 dagen op kamp moesten naar Houtem, een onooglijk dorpje in de buurt van Veurne. In een oude boerderij speelden we spelletjes waarbij we elkaar mochten bekogelen met chocoladevla, we maakten lange wandelingen die zomaar nergens heen gingen, en hoe langer het duurde, hoe groter mijn kinderlijke depressie werd.

Bij de terugkomst kwam het eruit: ik vond dit allemaal helemaal niet leuk. Ik wilde er nooit meer heen. Ik moest ook niet, het was voorbij.

Niemand krijgt mij ooit nog zo gek om mijn zondagnamiddagen op te offeren aan een vereniging van mensen die samen leuke dingen doen. Mijn zondagnamiddagen zijn voor de rest van mijn leven enkel nog voor mij.

Somewhere only we know

Wat hou ik toch van internet. Ik zat met een probleem, en internet heeft het opgelost. De laatste dagen hoorde ik namelijk steeds vaker een nummer op de radio dat zo leuk klonk dat ik niet anders kon dan het volume hoger zetten. ‘Wie zingt dat?, vroeg ik dan aan Youri. Youri wist het evenmin. Wat niet zo heel verbazingwekkend is, Youri kan namelijk geen titels onthouden, en vaak ook geen groepsnamen. Voor de rest is het een goede jongen.
Ik had natuurlijk gewoon het nummer kunnen uitluisteren en wachten tot de radiopresentator de naam van het liedje aflas, maar alsof het noodlot ermee gemoeid was gebeurde dat nooit. Altijd botste er wel net op dat moment een auto op de E40.

Ik heb alle radio donna playlists afgelopen, omdat het mij een nummer leek dat wel gesmaakt zou worden door hun doelgroep, maar ik had ook geen titel, en ik kon me geen enkele zin meer herinneren. Dus kon ik ook niet bij google terecht. Toen ik vanmorgen mijn ogen opende hitte het me: ‘So why don’t we go, somewhere lalala know.’

Bedankt Google, Limewire en Keane, die ervoor zorgden dat ‘mijn liedje’ nu op onze harde schijf staat te blinken. Ik hou van jullie.

Kosmos vakantiepark

We kunnen misschien naar de bergen gaan,” zei lilith. Toch wel geÔnteresseerd reageerde ik “welke bergen“? “Jeweetwel, de kemmelberg, de rode berg“. Ik wilde wel naar de bergen, maar toen lilith ook vertelde dat daar vroeger een openluchtzwembad was waar ze soms ging zwemmen kwam het voor mij allemaal terug. Heel vaag herinnerde ik me dat ik er vroeger ook nog moet geweest zijn. Ik wist dat er een grote paddestoel in het water stond, en dat ik er ooit een slechte cola gedronken heb in de cafetaria. Hopend dat alles nog was zoals ik het mij herinnerde vertrokken we richting heuvelland.

Na onder afsluitingen en over muurtjes gekropen te hebben stonden we aan de rand van het zwembad. En ja hoor, alles was nog zoals vroeger.

Klik voor de foto’s.

Foto’s met een roze rand zijn van lilith, die met een groene zijn van Youti.

Hey, big spender

Gekocht:

* plastieken potjes om deze namiddag tonnen spaghettisaus in te doen
* Italiaanse look- en pomodoripasta
* vijf dagen VenetiÎ
* The Naked Gun 1, 2 1/2 en 33 1/3 op DVD

En volgende maand gaan we weer sparen. Beloofd.

Kleine gaatjes

Na een stoomcursus weet ik alles over grote gaatjes, kleine gaatjes, sluitertijden, diafragma’s, licht meten en zoomen. Ik heb geoefend op rokende sigaretten, blikjes pepsi, kussens, youri die blikjes pepsi drinkt op verschillende plaatsen met meer of minder licht, zelfs op mijn koeienpantoffels. Omdat ik zo aandachtig geluisterd heb naar Youri’s semi-professionele praat ga ik mezelf morgen belonen met een fototrip. En dit wordt mijn nieuwe vriendje.

Nederland

‘Mozarella hebben we nog, hebben we nog tomaten? Ja, die hebben we ook nog, denk ik. Is er nog toni…’. Mijn breinbrekerij in de supermarkt werd op een shockerende manier onderbroken. Naast de kartonnen Minute Maid en Appelsientje zag ik plots een merknaam die er anders nooit stond. Ik ben sowieso altijd al blij als een kind als er iets helemaal nieuws te verkrijgen valt (zie witte leo’s, vanille coke en lays sensations), maar deze keer was het anders. Ik moest me inhouden om geen onschuldige supermarktbezoekers op de hoogte te brengen van mijn ontdekking. Het was een karton dubbelfrisss!

‘Dubbelfris?’, hoor ik u al vragen. Dubbelfrisss dus, met drie s-en. Uit Nederland! You know, waar ze reclame maakten voor Taksi Tintel met de slogan: Er zit een tintel in mijn glas, die er vroeger nog niet was. ‘Taksi Tintel?? Waar heb je het over, lilith?’ Dat is een drankje. Uit Nederland!

Ik ben een Nederland-addept, zo simpel is het. Als kleuter zweerde ik bij de VPRO op zondagmorgen, waar Buurman Bolle samen met drie dikke dames de plak zwaaide. Ik droomde ervan om ooit eens met mijn achterwerk in de kast te mogen, te mogen kiezen uit de speelgoedprijzenpot van de Droomshow of meneer Cactus te vertellen over mijn verzameling ansichtkaarten. Want zo noemde ik die dingen, ik had er geen idee van dat dat in Vlaanderen gewoon ‘postkaarten’ waren.
Tijdens schoolvakanties waagden we af en toe de grote oversteek naar Nederland, want het toeval wil dat daar veel Center Parcsen zijn. Ik was er de koning te rijk, want bij elke stap die ik zette waande ik me op televisie. Iedereen sprak er zoals Ome Willem, er was een echte Albert Heijn, en ja hoor, je kon er Taksi Tintel krijgen, en autodropjes.

Als tiener las ik geen Joepie, maar Fancy, voor meiden die alles willen weten. Ook dat sterkte me in mijn overtuiging dat alles leuker en hipper is in Nederland. Ik heb nog steeds de neiging om mijn tv eerder af te stemmen op een Nederlandse zender dan op VT4. Dan zie ik ze tenminste allemaal nog eens: Ron Brandsteder, Gerard Joling en Henny Huisman. Jeweetwel, van de mini playbackshow. ‘Dat was Bart KaÎll, toch?’. Neen, dat was het niet, in Nederland hadden we Henny.