Monthly Archives: mei 2004

Sporza

We krijgen een sportzomer als nooit tevoren. Er is zoveel sport dat de VRT er zelfs een nieuwe zender voor opricht. Sporza (spreek uit “sportsa”)! Dat mag ook wel want deze zomer is zeer exeptioneel. Wij krijgen de Olympische Spelen, het EK voetbal, de tour, Roland Garros, Wimbledon, en waarschijnlijk ook wel ergens het provinciaal kampioenschap schietlapschieten. Zoiets komt in geen honderd jaar meer terug, dacht ik. Tot ik deze morgen besefte dat dit fenomeen eigenlijk niet zo uitzonderlijk is. Het herhaalt zich namelijk om de vier jaar. Waarom hadden we 4 jaar geleden dan geen Sporza?

Hoe dan ook, ik ben alvast gelukkig. Grote sportevenementen hebben iets magisch. Ik ben 4 jaar doof en blind voor alles wat met zwemmen te maken heeft, maar tijdens de Olympische Spelen weet ik toch graag of Pieter van den Hoogenband nog maar eens een gouden medaille gepakt heeft. Of met hoeveel medailles Leontien van Moorsel dit jaar thuis zal komen. Of hoe ver het Nederlandse hockeyteam zal geraken. En ja, af en toe denk ik ook wel eens “oh ja, goed zeker” als ÈÈn of andere Belg een verdwaalde bronzen medaille opraapt bij het kleiduifschieten.

Daarnaast is er dus ook het EK voetbal. De vorige keer was dit in ons land, en mochten we zelf ook mee doen. Dit jaar spelen ze in het verre Portugal, en zijn we er niet bij, wat de amusementswaarde serieus naar beneden trekt. Gelukkig zijn onze noorderburen, in tegenstelling tot het WK (hah!), er wel bij. En ik zou wel eens durven gelukkig worden als Van Nistelrooy zes keer scoort tegen KroatiÎ. Hup Holland hup!

De tour! Dat is wielrennen, en daar zijn de Belgen goed in. Wat jammer toch dat onze sportieve landgenoten het altijd laten afweten tijdens die warme dagen in het zuiden van Frankrijk. Misschien zie ik alles te negatief maar ik kan moeilijk juichen om een 34ste plaats van Axl Merckx en een 67ste voor Rik Verbruggen. Ik, supporteren voor Armstrong? Dat is evenveel fun als tijdens de winter beweren dat de blaadjes aan de bomen dit jaar groen zullen zijn. Pantani, waarom heb je ons verlaten?

Geen voetbalglorie, geen overwinning op L’Alpe d’Huez, en deze keer ook geen winst op een Grand Slam. Kim Clijsters is nooit begonnen aan Roland Garros, en Justine Henin is al uitgeschakeld. Het is nog altijd niet zeker of Clijsters zal starten in Wimbledon, en van Henin verwacht ik ook niet te veel. Malisse heeft last van zijn tweemaandelijkse nervous breakdown en de Rochus broertjes raken verloren in het ongemaaide Wimbledon gras.

Wat een rampzalige sportzomer. Ik denk dat ik dit jaar wel eens naar het provenciaal kampioenschap schietlapschieten ga kijken.

Tupperware

Ik was uitgenodigd op een tupperware-party vanavond. Of een tupperwarefeestje/vergadering, ik weet eigenlijk niet bijster goed welke hippe naam dat soort avondjes dit jaar heeft. Ik had er best zin in, een tupperware-party bijwonen stond nog op mijn to do-lijstje, net zoals een sekshop binnenwandelen en eigenhandig een IKEA-kast in elkaar steken.

Aangezien ik op een verkoopsdienst werk, begin ik de trucjes te kennen die gehanteerd worden om mensen een bestelbon te laten ondertekenen. En toch zijn zo’n avondjes bij de gastvrouw thuis een feest voor mijn oog en oor. Zoals een paar weken geleden, toen Youri en ik onverwacht terechtkwamen op een soort ‘slaapverbeteringscursus’, in de huiskamer van Youri’s zus.
We waren een beetje laat, want we hadden nog niet gegeten en we waren onderweg nog even bij de plaatselijke chinees gestopt. Beladen met kroepoek en gepaneerde kippenballetjes belden we aan, en twee seconden later bevonden we ons in de woonkamer waar de salesman van dienst verveeld wachtte tot we onze plaatsen hadden ingenomen.

‘Iedereen slaapt’, begon de verkoper. ‘Dat begint goed’, begon mijn innerlijke stem, terwijl ik een hap rijst naar binnen werkte. ‘We slapen meer dan we denken! Daarom is het ook zo belangrijk dat we het goed doen’. Daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Terecht ook, ik slaap overal goed. En zo interessant vind ik het nu ook weer niet. Ondertussen was het ijs in de huiskamer blijkbaar al ongemerkt gebroken, en de ingestudeerde witzen en kwinkslagen die ons tot de aankoop van een veel te dure matras moesten aanzetten vlogen door de ruimte.

‘Wie wil er eens op de matras komen zitten?’. Ahaa, daar had ik op zitten wachten: interactie met het publiek. Of eerder: een wanhopige stilte van zeven mensen die allemaal even erg wilden opgaan in het behangpapier. De moeder van Youri mocht ons uiteindelijk vertellen uit hoeveel schapewollen vernuft de matras was opgetrokken, en toen was het tijd voor de truc met de ijsblokjes. Wahant, lang voor we waren aangekomen om ons erin te laten luizen door een zwetende matrassenverkoper, had diezelfde matrassenverkoper vier ijsblokjes tussen een donsdeken gestoken. De mallerd! Het ijs was nog steeds ijs en geen water, dat moest dus wel een fantastisch donsdeken zijn. De logica ontging mij volledig, en ik concentreerde me dan maar op het zo stil mogelijk naar binnen werken van een grote, roze kroepoek.

Een lattenbodem, vier kussens (die wij, slaaponkundigen, mochten doorgeven om te voelen dat we al jaren op schaamtelijk slechte kussen sliepen) en een paar angoradekens later werd een schoolbord bovengehaald. ‘Hmm, een schoolbord, was het enige dat ik nog kon denken. De spanning en de rode vlekken in het gezicht van de verkoper stegen evenredig, want het was tijd voor het grote verkoopmoment.

Als een bezetene werden prijzen genoteerd, geschrapt (want we waren het beste publiek dat hij al ooit had meegemaakt, wat wel volledig aan het matraszitmoment van Youri’s moeder zal gelegen hebben, want voor de rest kon ik op geen verklaring komen), nieuwe lagere prijzen genoteerd, en hell, zelfs dingen gratis aangeboden, als we ook een verkoopavondje wilden organiseren met de leuke spring-in-’t-donsdeken die hij wilde zijn. Ik veronderstelde dat hij op het einde van de rit zou vragen wie meer dan tweeduizend euro wilde uitgeven aan een kussen en de beste matras ooit gemaakt, maar ik bleek naÔef te zijn geweest. Toen werd het namelijk plots persoonlijk.

‘Jullie mogen per koppel naar mij komen voor een klein vraaggesprek’, hijgde de meneer, zichtbaar opgewonden door het vooruitzicht van een grote verkoop. Dat meende hij niet, dacht ik. Al snel bleek dat hij dat wel deed, en het eerste koppel ging gedwee aan tafel zitten. Bestelbons werden getekend, handen geschud, en toen was het aan ons. ‘Welk bed hebben jullie?’. We hadden geen idee, maar het was wel tweepersoons. ‘Slapen jullie er goed in?. Dat wisten we ook al niet, we zouden namelijk de volgende dag gaan samenwonen, en we hadden net een bed gekregen. ‘KABAAM, 1-0!’, deed mijn inner voice.

Ik ben vanavond niet op de tupperware-party verschenen, omdat ik een beetje ziek ben. Maar bij de volgende verkoopsavond ben ik er verschrikkelijk graag weer bij.

Wanted: hondje

‘Zie je wel!’, roep ik enthousiast, ‘Webkim is aan het plooien. Ze gaat toch een hondje nemen!’.
Ik volg de log van webkim al een hele tijd met veel plezier, maar de laatste tijd toch net iets aandachtiger dan anders. Het vriendje van kim wil namelijk dolgraag een hondje, en ik namelijk ook. Zij was er eerst niet helemaal voor te vinden, maar het lijkt goed te komen. ‘Misschien nemen ze toch een hondje. Misschien post ze wel elke dag een foto van de puppy’, mijmer ik.

Ik ben helemaal weg van honden. Ik ben helemaal weg van alles met grote ogen en een vacht. Mijn ouders hebben een heel erg lieve geadopteerde pekinees, en ook al is dat niet meteen een ras waar ik normaal gezien respect voor kan opbrengen: pikie is ÈÈn van mijn dichtste vrienden. Ik droom er al jaren van om ooit eens ergens een hondje te mogen kiezen Èn meenemen, en ik had eigenlijk maar ÈÈn voornemen voor als ik het ouderlijk huis zou verlaten: ik zou alle dieren in huis nemen die ik nooit heb gekregen van mijn veel te rationele ouders.

Ik wil een grappig klein hondje om mee te spelen, honderdduizend foto’s van te nemen en Vorlat te noemen. Youri heeft het over verantwoordelijkheid en inentingen en zindelijkheid en dat er geen uit-knopje op zo’n beestje staat. En dat we met twee elke dag moeten werken, en ocharme, dan zit dat hondje alleen, lilith. Heel de dag, te huilen. En trouwens, we mogen helemaal geen dieren houden in de crib. Dat heeft hij slim bekeken.

EÈn ding is zeker: ik zal stikjaloers zijn als kim ooit post dat ze een hondje heeft. Een lief klein, leuk hondje. Dat nooit huilt.

Beestjes

Vergeet al het negatieve dat ik ooit over Apple heb gezegd:

In iets dat toch wel een beetje op een taakbalk lijkt is Youri een panda en ik een hippo. Dat maakt me blij! Maakt me blij! Maakt me blijhijhijhij.

pandahippo.jpg

Zeep

‘Alle neuzen moeten dus in ÈÈn richting!’. Het ziet er naar uit dat de telemarketingopleidster van dienst nooit meer zal ophouden met haar pleidooi, en volgens mijn horloge was ik normaal al lang klaar met werken en heb ik niet alleen mijn bus gemist, maar ook die die erop volgt.
Tien minuten later beslis ik dan maar om te voet naar huis te gaan. Ik zou ook kunnen wachten op de volgende bus, maar die komt maar over 15 minuten en heck, ik kan dat beetje lichaamsbeweging echt wel gebruiken. Stappen dus. Terwijl ik door de industriezone wandel beklaag ik me dat ik mijn camera niet heb meegebracht: oude vervallen fabrieken, een hondentrainingscentrum waarvan ik niet eens wist dat het bestond, een verborgen wandelpad…

Plots word ik een geur gewaar die me misselijk maakt van opborrelende herinneringen. De geur die ik rook toen ik hier als achttienjarige een stressbestendigheidstest moest komen doen, om te kijken of ik wel in staat was om dopjes op flessen te draaien. De geur die ik rook toen ik die dopjes effectief op flessen stond te draaien, uren aan een stuk. De geur die ik bleef ruiken, ook toen ik avond na avond afgepeigerd thuiskwam uit de fabriek, de geur die wel in mij leek te zijn getrokken: de geur van goedkoop citroenafwasmiddel.

Leuke vakantiejobs waren heel dungezaaid, dat zal nu wel niet anders zijn, en de fabriek stond erom bekend een goede verdienste te zijn. Ik was dan ook best trots toen ik geselecteerd werd, want velen voelden zich geroepen, maar weinigen kwamen zo stressbestendig uit de test als ik. Bij het interimbureau dat alles regelde mocht ik mijn veiligheidsbril,-schoenen en mes gaan afhalen, en tijdens de rondleiding door de fabriekshal leek het nog allemaal leuk: honderden flessen op lopende banden (lijnen genoemd onder de incrowd), veel verschillende kleuren en geuren, en heel de dag radio Donna. Nadat ik het papiertje had ondertekend waarop stond dat ik zou dokken als ik mijn badge voor de prikklok zou verliezen kreeg ik de boodschap dat ik maandag mocht beginnen. Om vijf uur. ’s Morgens.

Terwijl ieder normaal mens die maandagmorgen nog in bed lag wandelde ik de fabriekspoort binnen, opgewacht door een hele meute arbeiders die mij van kop tot teen trachtte te analyseren. Om klokslag vijf voor vijf verplaatste de meute zich als een bende wilde beesten naar ÈÈn bepaalde muur aan de ingang. Daar werd namelijk een blaadje opgehangen waarop stond aan welke lijn ze die dag moesten werken. Mijn naam stond er ook tussen. Het stond er, zwart op wit: ik was een fabrieksarbeidster geworden.

Nieuwe jobstudenten werden aanzien als dom. Psychologen zouden er waarschijnlijk de verklaring aan geven dat het een manier is van laaggeschoolden om toch een paar weken per jaar het gevoel te hebben dat ze niet aan de onderkant van de fabrieksladder vertoefden. De enige keren dat de arbeiders niet snibbig waren was toen ze eindeloze verhalen vertelden over hun mislukte huwelijken, verhalen die ze elke keer opnieuw herhaalden bij elke jobstudent die aan hun lijn terechtkwam. Voor de rest stonden ze allemaal heel erg boven je.
Ik was in elk geval niet onder de indruk van hoe snel ze zes flessen allesreiniger in een doos konden mikken. Ik was dan wel weer enorm onder de indruk van mensen die al twintig jaar zes flessen in een doos mikten, honderden keer per dag. Duizenden keer per week.

Aan het eind van elke zomervakantie was ik altijd de gelukkigste mens ter wereld toen ik de fabriekspoort achter me mocht laten. Door de hekken die opgesteld staan rond de zeepfabriek zag ik deze namiddag nog steeds dezelfde gezichten als toen, boterhammetjes etend in de afschuwelijke geur van goedkope citroenen. Nog eventjes wachten, en dan beginnen de jobstudentenhoogdagen weer.

ruben

Het moet ongeveer twee en een half jaar geleden zijn toen ik hem voor het eerst ontmoette in de virtuele wereld die men ook wel eens het internet noemt. Zijn nickname was ruben, maar ik had al snel door dat dat ook zijn echte naam was. Wie ruben niet kent vindt het waarschijnlijk vreemd dat hij afwisselend met Jelle Cleymans, Dave Peters of Thomas Vanderveken samenwoont. Ik niet. Ruben leeft in een wereld waar alles gaat zoals hij het wil. En daar is hij gelukkig. Waarom zou ik zijn fantastische verhalen in twijfel trekken?

Eigenlijk is ruben een tweeÎntwintig jarige jongen die tijdens de week samen met zijn kameraden en begeleiders in Langdorp (vlaamse brabant), en in het weekend bij zijn ouders in Limburg woont. In Langdorp moet ruben koken, poetsen, fitnessen, uitstapjes maken, en nog veel meer. Maar als hij even, ook al is het maar 5 minuten, tijd heeft dan vind je hem achter zijn computer. Contact zoekend met de buitenwereld.

Ruben is een fenomeen in de wereld van radio en televisie. Je vindt hem terug op de fora van JimTV, Q-music, VTM en Topradio en op chatboxen van radio Donna en StuBru. Hij stuurt dagelijks mailtjes naar VRT-omroepsters, Donna presentators, JimTV I-jays en Ketnet Wrappers. En voor ik het goed en wel besefte zat ik samen met ruben in een MSN Messenger kotje. Uren, dagen, maanden heb ik (meestal samen met lilith) gechat met ruben op MSN. En iedere keer weer was ik helemaal onder de indruk. Ruben weet namelijk alles over iedere bekende Vlaming, over elk tv- en radioprogramma en over alle studio 100 groepjes. Vraag hem de geboortedatum van Leen Demare en hij weet het je te vertellen. Vraag hem wat er morgen op tv is, en hij geeft je een compleet overzicht. Namen van Big Brother kandidaten uit de tweede reeks, liedjesteksten van Spring, aftitelingen van tv-programma’s, ruben kent ze allemaal van buiten.

Ondanks zijn fantastisch geheugen, en de snelheid waarmee hij nieuwe dingen aanleert blijft ruben een heel eenvoudige jongen. Als hij een woord niet begrijpt is hij niet te beroerd om dat te zeggen. En als hij iets vraagt dan verwacht hij een antwoord, en omgekeerd. Simpel en naÔef, maar wel eerlijk.

Ruben is mijn maat, en dat mag iedereen geweten hebben. Ik kan iedere keer weer lachen met zijn “grapjes om te verhalen”. Ik zit met open mond voor mijn scherm als hij me de hele biografie van Tomas De Soete voorschotelt. En ik antwoord met plezier op vragen als “kan lilith goed koken voor jou?” en “Youti, wil jij even naar de dagboekkamer komen!!!”

Het is ondertussen weeral veel te lang geleden dat ik samen met ruben in een MSN kotje zat, maar mocht hij dit lezen: Neen, ik heb nog geen MSN 0.6, en ja, ik breng lilith iedere dag naar haar werk ;)

Moeilijk

‘Ow, en ik lust geen aardappelen.’ zei hij, op hetzelfde toontje waarop mensen vertellen dat ze niet kunnen vliegen. Waarop ik zei dat dat onmogelijk was: aardappelen vallen niet te lusten, je eet ze gewoon op, zoals je brood eet, of pasta. ‘En toch lust ik ze niet’, zei hij onverstoorbaar, ‘maar ik eet wel graag purree, en gebakken patatjes.’. Ik rolde even met mijn ogen en zei dat er ook wel dingen waren die ik minder graag eet, maar daarom weigerde ik nog niet om ze te eten, aardappelen zijn aardappelen.

Youri:‘Groenten eet ik ook niet’.
Lilith:‘Hoe kan je nu geen groenten lusten, er bestaan honderdduizend soorten groenten, onderverdeeld in nog eens tientallen subsoorten. Er moet toch wel iets zijn dat je graag eet?’.
Tomaten. Dat at hij wel graag. En fruit, at hij fruit? Ja hoor, fruit vond hij zeer lekker, maar als het op groenten aankomt eet hij enkel tomaten. Zo zat dat.

Hesp lust hij enkel als het flinterdun gesneden is, anders laat hij het liggen. Dikke sneden salami lust hij dan weer wel, want ‘salami is gemaakt van kleine stukjes vlees’. Vleessla, kip curry, krabsla: enkel als het kleine stukjes zijn. Tonijnsla moet dan weer wel met grote stukken, want tonijn is vis.
Gehakt? Grote stukken, want gehakt is een andere soort vlees dan hesp.

Brood met een beetje bloem op? Vergeet het, hij eet nog liever de gordijnen op dan bloem op te eten. Vis eet hij zeer graag, wat mij bijna achterover deed vallen, maar scampi’s dan weer helemaal niet. Garnalen wel, waarschijnlijk omdat dat scampi’s in kleine stukjes zijn.

Hij beweert dat er een heel logisch systeem in zit, ik weet alleen dat het helemaal niet zo simpel is om samen te wonen met iemand die slechts 10 procent van alle voedingsmiddelen tot zich wil nemen. Hij wil graag bijkomen. Ik wil graag vermageren. Ik lust alles.

Foto’s

De ene gooit je een vertrouwelijke blik toe, zo’n blik die je moet doen geloven dat het echt allemaal goed komt met de wereld. Vrouwen kijken meestal alsof ze reclame maken voor een maandverband dat echt gigantisch goed zit, jonge mensen durven al eens iets enthousiast te doen met hun handen, en af en toe kijkt een enkeling opvallend streng het landschap in waar men zijn verkiezingsbord heeft geplant.

Ik mag er niet aan denken dat ik mijn pasfoto om de haverklap uitvergroot zou tegenkomen als ik door Vlaanderen rijd.

Broodje banaan

Het moeten niet altijd koffiekoeken zijn op zondagmorgen. Ik at vandaag een broodje (pas uit de oven) met daarop:
– Veel boter (je kan nooit genoeg boter hebben)
– schijfjes banaan
– een beetje suiker
– chocolade hagelslag (melk)

En lekker dat het was. Of om het met de woorden van lilith te zeggen, heavenly!