Monthly Archives: augustus 2004

En waar is de rest?

Ik kreeg het veel te horen toen nieuwsgierigen mijn eerste iMac zagen. “Alles zit er in” antwoordde ik meestal. Vreemd want de iMac was niet groter dan een simpele computermonitor. Hoe slaagde Apple er in om alles wat normaal in een grote beige bak zit samen te duwen in het mooie design van de iMac?

Ik weet het ook niet. Ik weet alleen dat ze het opnieuw gedaan hebben.
Meet the new iMac:

designbalance08312004.jpg

En waar is de rest?

Potty training

Op de dag dat Bill ons kwam vervoegen waren we al helemaal klaar voor het geven van les nummer ÈÈn: kattenbakgewenning. We zouden het katje in de bak zetten en hem duidelijk maken dat dat de plaats was waar het moest gebeuren. Op de ÈÈn of andere manier. Bill was ons te snel af.

Na de lange autorit trippelde hij als vanzelf naar de bak, zonder dat hij het ooit van ons heeft geleerd. ‘Dat is makkelijk’ mompelden we vol trots. Kenners hadden ons wel een paar tips gegeven: eerst proberen zonder kattenbakdeksel, en als hij het helemaal gewend was mochten we proberen met. Dat lukte allemaal heel goed, en na een paar keer snuffelen durfde hij het een paar dagen later ook onder een afdak te doen. Wij opnieuw apetrots op onze geniale kat.

De bak staat er nu al een paar weken bedakt en wel, maar we waren nog ÈÈn detail vergeten: het deurtje. Geen probleem, dan monteerden we het er wel even snel in. En toen kwam de kat uit de mouw: Bill is bang van het deurtje. Het deurtje klapt open en dicht, en hij kan er zichzelf in weerspiegeld zien. En wie zou er nu zo gek zijn om een duw te geven tegen zichzelf in een dichtklappende versie? Bill alvast niet, dus moeten we hem een handje helpen.

Eens in de bak horen we hem vaak minutenlang niet meer, tot hij begint te tieren: ‘Lilith en Youri! Het is hier donker en ik kan er niet meer uit omdat ik het duwsysteem niet snahaap!’ klinkt het dan. In het begin ging ik hem nog uit zijn netelige positie bevrijden, maar Bill is geniaal en vindt het ondertussen supermakkelijk dat hij niet meer te voet moet terugkeren van de kattenbak: hij wordt altijd gebracht.

Niet met ons, dachten we vandaag. Hij schreeuwde, treurde en krabde vanonder zijn dakje, en plots werden we een licht getik gewaar. Hij huilde weer, en wij deden alsof een plotse doofheid ons had overvallen. Weer een tik, een deurtje dat terugsloeg. ‘Miauw, kom me dan toch halen!’ huilde Bill. En toen plots:

katbak2.jpg

Een halve minuut later was het gelukt. De aanhouder had gewonnen.

TFTC verhuist

Tales from the Crib wordt groot. Zo groot zelfs dat onze beschikbare webruimte bijna helemaal vol staat. Daarom verhuizen we deze week naar een nieuwe server met genoeg ruimte om nog tien jaar verder te gaan.

Mijn excuses voor de mogelijke ongemakken die kunnen ontstaan tijdens de verhuis. Ik doe mijn best om het aantal krassen in de tafel en de zetels tot een minimum te beperken.

AmÈlie

We keken naar ‘A la folie. Pas du tout’ en we zagen haar terug. Eindelijk, zou ik durven zeggen, want ze is veruit het mooiste meisje dat ik ooit op televisie zag. En hoe goed ze het gisteren ook voor elkaar kreeg om haar personage vol overgave neer te zetten, ze bleef AmÈlie Poulain, maar dan AmÈlie Poulain die ze eventjes niet allemaal op een rij had. Dat moest zo in die film, namelijk. Meer vertel ik er niet over want jullie moeten hem natuurlijk gewoon allemaal zelf bekijken, hij is leuk!

Ik ben natuurlijk wel een beetje vooringenomen: sinds Audrey Tautou AmÈlie Poulain gestalte gaf kan het kind voor mij niks meer verkeerd doen. Toen ‘A la folie…’ gisterenavond was afgelopen deden Youri en ik dus maar een rondje amÈlie-fragmenten ophalen. Hoe zou het afgelopen zijn met de kabouter? En wat was die mevrouw leuk die allemaal ingebeelde ziektes had. En Madeleine, die in het appartement van AmÈlie woonde en al jaren weduwe was! De man van glas! De ex-conducteur die gaatjes in de sanseveria’s knipte! En en.. Het was duidelijk: we moesten dringend nog eens de dvd bovenhalen.

Met voorsprong ÈÈn van de leukste dingen in de film vonden wij de korte stukjes waarin de verschillende personages werden voorgesteld aan de hand van de kleine dingen des levens waar ze al dan niet van hielden.

AmÈlie aime:

* briser la cro˚te des crËmes br˚lÈes avec la pointe de la petite cuillËre
* faire des ricochets sur le canal Saint-Martin
* plonger la main dans un sac de grains

AmÈlie n’aime pas:

* se mÍler de la vie des autres
* les stratagËmes / les Ènigmes
* quand dans les vieux films le conducteur ne regarde pas la route.

Ik hou van bijten in waterballons, de geur van zwitsal babyshampoo en schrijven met een dikke alcoholstift.

Ik hou dan weer niet van de onafgewerkte onderkant van koffiekopjes, het gevoel dat ik heb als ik mijn haar losdoe na een hele dag met een strakke paardenstaart te hebben rondgelopen en aarde onder mijn nagels.

En jij? Waar hou jij al dan niet van?

Powerplate-wiskunde

Met mijn ‘die moet ik gewoon hebben!’-trui stapte ik naar de kassa. Nu is moeten misschien een groot woord, want ik had deze week al een trui gekocht, maar het zou gewoon aangenaam zijn om deze winter mijn kast open te trekken en die trui te zien liggen, en dat was een heel goede reden om hem gewoon mee te nemen.

Op twee meter van de plaats waar ik stond aan te schuiven stond een koppel te babbelen met een soort fitness-instructeurachtig type. Ze stonden bij een powerplate, en uit het hyper gekwebbel van de vrouwelijke helft van de twee kon ik opmaken dat ze serieus aan het overwegen waren om het ding mee naar huis te nemen. Vooral zij overwoog het serieus, want in haar Passage fitnesscentrum had haar instructeur het er al vaak over gehad.

Ik zag haar man twijfelen en af en toe slikkend naar het gele bord met de prijs van de powerplate kijken. ‘Normaal betaalt u 3450 euro’ wees het fitness-instructeurachtig type, ‘maar als u hem nu koopt krijgt u hem voor 3250 euro’. ‘Fantastisch!’ zag ik de vrouw denken. De meneer wist het niet zo goed, maar hij mocht eens op het toestel plaatsnemen om te voelen waarom de powerplate zijn 3250 euro dubbel en dik waard was. Terwijl de man zich in een rare houding liet bijtrillen rekende ik uit dat mijn trui maar een honderdste koste van wat deze mensen zich hoogstwaarschijnlijk zouden laten aansmeren. ‘Wat een koopje eigenlijk!’ hoorde ik mezelf denken, terwijl ik even de nieuwigheid van de trui in me opnam.

Ondertussen was de klant voor mij aan de beurt. Ze had turnpantoffeltjes gekocht, van die witte die we vroeger in het lager moesten dragen. Er stond geen prijs op. ‘Hoeveel kosten deze pantoffeltjes?’ riep het kassameisje . Het fitness-instructeurachtig type antwoordde dat ze tien euro kostten. ‘Moeha, echte fitnessinstructeurs kennen de prijs van een paar turnpantoffels in Molecule niet, faker!’ gniffelde ik in mezelf. Het powerplate -koppel liet zich gewoon in de zak zetten door iemand die normaal de turnpantoffeltjes moest klasseren in het magazijn!

Met een glimlach op mijn gezicht legde ik mijn nieuwe trui op de kassa, samen met onze klantenkaart. Die was vol, dus kregen we tien procent korting. En niet op het bedrag van de trui ( ÈÈn honderdste van de prijs van een powerplate, nvdr.), maar op het totale gespendeerde bedrag ooit. ‘Dat is dan 2,67 euro’ zei het kassameisje. Ik betaalde het meisje nog geen duizendste van de prijs van een powerplate en keek nog eens achterom naar het koppel. ‘Je voelt echt dat het werkt’ hoorde ik de man nog net zeggen.

Dominee Bos

Mijn vader was fan, al jaren. Toen hij als blauwhelm zes maanden in ex-JoegoslaviÎ gekazerneerd was heeft hij zijn Stef Bos-cassetjes honderden keren afgespeeld, zo vertelt hij het altijd. En dat zijn favoriete nummer iets met ‘de wereld is veertigduizend kilometer lang’ is, dat herinner ik me ook nog.
Ik had het in die tijd niet zo voor zangers die in het nederlands zongen, behalve voor Boudewijn De Groot dan, maar dat was anders. Dat was kunst, kleinkunst. En het paste perfect bij wie ik in die tijd wilde zijn: iemand die naar oude L.P.’s luisterde bij kaarslicht. Stef Bos was toen toch vooral die kerel die ik kende van ‘gek zijn is gezond’ en ‘ik hou van de radio’. Ik vond het niet echt hoogstaand, in die tijd.

Jaren later, en ondertussen een jaar of twee geleden gingen mijn ouders voor de zoveelste keer naar een optreden van Stef Bos, en ik had niet echt veel beters te doen dus ging ik mee. Na amper drie minuten wist ik dat ik me al die jaren had vergist: de man die ik op het podium zag verwoorde dingen op een manier die ik bij anderen nooit zo treffend had gehoord. Hij leek er ook geen moeite voor te moeten doen: met zijn typische zware, doorleefde stem vertelde hij verhalen over Zuid-Afrika, en ik wilde er naartoe. Hij mijmerde over relaties die verkeerd waren afgelopen en over de redenen waarom dat elke dag duizenden keren gebeurt, en ik kon alleen maar denken dat ik dagen naar deze meneer kon luisteren zonder zijn woordenstroom beu te worden. Na een verhaal van een paar minuten eindigde hij lacherig met ‘Tot zover het verhaal van dominee Bos’. Ware Stef Bos op dat moment een sekteleider geweest, ik tooide mezelf in een wit gewaad en volgde hem naar waarever hij me mee wilde nemen.

Na het optreden kwam hij nog iets drinken aan de bar: een lange, magere man in een zwart pak en een heel wijze blik in zijn ogen vond ik hem. De mensen die net in zijn publiek hadden gezeten deden er alles aan om met hem in gesprek te raken, maar ik was onder de indruk vanachter mijn cola light.

Een tijdje geleden zag ik hem tijdens een talkshow op de nederlandse televisie, en opnieuw kon ik niet lang genoeg naar hem luisteren. ‘Vertel meer, Stef!’ had ik willen roepen, maar zendtijd is beperkt en zeker als er geen spectaculaire dingen gebeuren, of toch niet op het eerste zicht.

In februari komt hij weer naar Ieper, en ik ga weer kijken, dat spreekt voor zich. ‘Je moet van twee kanten komen om elkaar te ontmoeten’ zei hij twee jaar geleden, en ik hoop stiekem dat hij die avond van de andere kant komt.

Italiaanse madam

‘Miiiaaaauuuwaaaauw!’ schreeuwde Bill door de kamer. Collega webloggers hebben soms grote voeten, en als die op kleine pootjes terechtkomen doet dat pijn. ‘Is het de eerste keer dat iemand erop trapt?’ vroeg collega-weblogger, een beetje geschrokken. Ik moest tot mijn spijt bekennen dat Bill de dag ervoor ook al voor mijn voeten was gesprongen, en dat ik hem niet meer had kunnen ontwijken. Het schept een band, als het ware. Webloggers, kattenmolesteerders, ÈÈn pot nat.

Hij was ooit door Ieper gereden op weg naar Watou. Maar zo dicht bij de Lakenhalle als gisteren was hij nog nooit geweest. Ik toonde hem de lingeriewinkel waarover ik het een tijdje geleden had op tftc. Jaja, die herinnerde hij zich nog wel, sprak hij samenzweerderig. In een cafÈ op de grote markt kozen Youri en ik voor spaghetti, hij voor iets uit de wok. ‘Da’s straf’ meende hij, waaruit ik opmaakte dat zijn maaltijd pikant was. Hij vond iets gewoon opvallend, maar dan in het Antwerps.

We spraken over merel en kim als hadden we het over twee underground zangeressen die wij alleen kenden, en later op de avond werden zelfs de eerste plannen voor een weblogconferentie gesmeed. Hij vertelde over die keer dat hij op een nederlandse weblogmeeting was geweest, en dat mensen zichzelf voorstelden met ‘Hallo, tine punt enel!’ en constant digitale kiekjes namen, tientallen na elkaar. Ik wilde weten wie hij allemaal had gezien, en ik knikte bij de reeks domeinnamen die hij opsomde. Ik vroeg me af of ik talesfromthecrib was, of fromfrats.com. Ik besloot het op lilith te houden.

In de wagen legde hij zijn GPS-systeem aan. Zijn madam sprak Italiaans, ‘voor het vakantiegevoel’. Dat vond ik wel grappig. ‘Dan moet je erover bloggen’ knipoogde hij. Bij deze.

Computeronkundigen

Volgens De Morgen zijn ze met 900.000: het aantal vlamingen dat niet met de computer kan werken. Wat de criteria zijn om onder de noemer ‘niet met computer werken kunnende’ te vallen werd niet helemaal duidelijk, maar ik zou ze in elk geval geen eten willen geven.

Bij mensen die niet met de computer kunnen werken denk ik altijd automatisch aan bepaalde bevolkingsgroepen. Boeren kunnen niet met computers werken (behalve met van die automatische koeienmelkcomputers, maar dat telt niet). Kapsters kunnen ook al niet bijster goed overweg met muis en keyboard (behalve kapsters die een computer in hun zaak hebben waarop je door middel van montages kan zien hoe je zou staan met een nekmatje). En houthakkers, die kunnen het al helemaal niet.

Bedienden kunnen dan wel weer met de computer werken. Daar ging ik vroeger toch altijd vanuit. Na meer dan een jaar op de arbeidsmarkt weet ik dat dat maar een halve waarheid is: mijn collega’s blijken helemaal geen whizkids.

Basiskneepjes zijn of helemaal vergeten, of nooit gesnapt. De algemene structuur van windows is bij velen nooit helemaal doorgedrongen , met als resultaat dat alles wordt opgeslagen in ‘mijn documenten’, terwijl elke werknemer een map op de server heeft. Bij een ‘klik op oke om verder te gaan’-message staan de telefoons bij de IT roodgloeiend.Ook het wonder van de copy paste ontgaat de meesten volledig, waardoor honderden manuren per jaar verloren gaan aan dingen veertig keer hertypen. Spam-en ‘stuur dit door of ze smijten je van hotmail!!! Groetjes, hotmail’-mailtjes worden bloedserieus genomen en devoot doorgestuurd, en aangezien ik verantwoordelijk ben voor de marketing krijg ik om de haverklap berichten doorgestuurd waarin staat op welke site ik me moet registeren om de bedrijfssite meer views te geven. Dat je op een hardcore-pornsite terechtkomt als je op de link klikt maakt niet uit.

Gelukkig zijn er ook mensen die er wel iets van kennen, maar deze namiddag waren de oooohs en aaaaahs niet van de lucht toen ik een heel kantoor duidelijk maakte hoe je een fotootje als wallpaper kan instellen.