De clandestiene kat

‘Voer jij maar het woord’ zei ik. Ik vraag niet veel aan iemand anders om woorden te voeren, maar nu moest het maar even, want ik was zenuwachtig. Als ik het woord zou moeten voeren zou ik het verklappen, zoals de laatste keer. Wij leven namelijk al een paar maanden met een groot ende stiekem geheim in de crib: een steeds groter wordend en harig geheim, genaamd Bill.

Hoe gemeend knikten wij toen de huisbaas ‘Geen huisdieren op het appartement’ zei? Heel gemeend, dat kan ik vertellen. Maar het vlees is zwak en een contractbreuk gauw gepleegd, en dus besloten wij om op uitermate illegale wijze onderdak te bieden aan een hoopje pluis.
Wij vergaten daarbij na te denken over het feit dat sommige hoopjes pluis ’s morgens heel luidruchtig uit de hoek kunnen komen, en tijdens de dag heel parmantig voor het raam durven plaatsnemen, alwaar iedereen ze kan zien. ‘Bill’ sprak ik dan ‘het is niet de bedoeling dat je hier eigenlijk bent, gedraag je daar dan ook naar, wil je!’ maar Bill, die is daar allemaal redelijk gerust in. Ook daar hadden we tijdens het beslissen over wel kat of niet kat niet echt heel goed bij stilgestaan, maar je moet het leven nemen zoals het komt.

‘DING DONG’ ging de bel. ‘Jaja, ik voer het woord’ ging Youri. ‘Okeej, dan doe ik alsof ik de krant lees!’ Zenuwachtig deed ik alsof ik de krant las. Wat moest gebeuren gebeurde: onze huisbazen betraden de crib, die voor de gelegenheid ontdaan was van alles dat naar Bill kon verwijzen. Onze huisbazen kwamen langs onder het voorwendsel ‘ramen meten om jaloezieƎn te laten maken’ maar ik wist wel beter. Ze kwamen controleren of we een kat hadden of niet, en of we hun appartement niet omver aan het wonen waren, dat kwamen ze doen!

‘Hallo!’ zei ik vrolijk, zoals je dat zou doen als je geen kat hebt. (Gelukkig zijn er momenten in mijn leven geweest dat ik geen kat had, en dus wist ik hoe dat klonk.) ‘Hallo, alles goed?’ zei huisbaas 1. ‘Uhuhuh!’ deed ik overenthousiast. Ik wierp Youri een blik toe van ‘woordvoeren, nu!’ en ik begon opnieuw met het imiteren van iemand die een krant las. ‘We komen de ramen meten’ zei huisbaas 2. ‘Jaja’ mompelde ik van achter mijn krant. Niets aan mij gaf aan dat ik zat na te denken over een clandestiene kat. Niets!

Daarna gingen we keuvelen. Over de kerstboom en het plafond, en over de oven die dringend moet hersteld. Ik toonde de oven. En daarna de badkamer. En de slaapkamer. Ik gloeide van trots: nergens een kat. De huisbazen werden misleid, in hun eigen crib, moeha! Niks in de huisbazen wees erop dat ze op de hoogte waren van een kat, en dat was een uitermate goed begin van een zondagmorgen in december, vond ik.

‘Jullie moeten nog niet bang zijn dat wij hier snel willen intrekken’ sprak huisbaas 1. ‘Binnen een jaar of vier, ten vroegste’ glimlachte hij met zijn ene oog op mij en het andere op de kerstboom (huisbaas 1 kijkt altijd alle windrichtingen uit, ik verdenk hem ervan ooit gestampt te zijn door een paard ofzo). ‘Oke, dan zien we wel weer’ lachtte ik gemaakt terug, waarna de huisbazen het pand verlieten. Mijn maag kromp samen bij de gedachte aan de proporties die Bill zich binnen vier jaar zal hebben eigengemaakt. Desnoods vermommen we hem dan in een driezit, ofzo. Weetikveel.

Reacties

Reageer zelf

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>