Monthly Archives: maart 2005

lilith voelt een lied opborrelen

Met een hoofd dat op mijn rechterschouder rustte liep ik over het groene seventiestapijt. Of beter: ik schreed. Ik schuifelde. Ik verzette ÈÈn voetje per twintig seconden en las in stilte de titels die op de boekenruggen stonden. ‘Smoothies maken’, en ‘Koken in VenetiÎ’. “Waar is Wally?” naast een ongetwijfeld dol avontuur featuring de Boeboeks, allemaal voor weinig geld. Ik hou waarlijk van de Slegte. De Slegte in Kortrijk is dan ook nog eens fantastischer dan de Slegte in Gent, want aan de muren hangen spiegels en op de grond liggen wollige tapijten met retro-bollen op. En ik word er rustig van, als ik na mijn werk nog even in alle stilte over groen tapijt kan schuifelen. Ik ben dan ook maar een simpel boer’nkind dat niet veel nodig heeft om gelukkig te zijn, bedacht ik me. Dat was een mooie gedachte. Ergens diep in mij begon een liedje te spelen.

Het ging van tum tumerumtum tum, tummerumtum tumtumtumtumtum. Het kwam me bekend voor, maar ik kon het niet meteen plaatsen. Toch zong ik inwendig vrolijk het deuntje mee. Opborrelende liedjes aan je voorbij laten gaan, het zou zonde zijn op een mooie lentedag als het was. Boedieboediboe, deed ik. Tumtummerumpumpum. Biediebiediebie. In mijn bovenbeen voelde ik een lichte trilling. Een mooi opborrelend lied laat bij mij werkelijk geen enkel lichaamsdeel onberoerd, besefte ik, en ik pinkte terstond een klein traantje weg in mijn linkerooghoek. Hoe ÈÈn kan een mens zijn met zijn chakra? Hoe ÈÈn wel niet?!

Ik zoog de seventieslucht in mijn longen. Ik was puur. Het deed goed. De trilling in mijn been hield aan. Het lied ook. Hoe ging de Hare Krishna-rijm ook al weer? Hare Hare, Hare Rama, Rama Rama,… Ik was amper een paar seconden verwijderd van het vinden van mijn power animal, toen ik besefte dat het mijn gsm was die rinkelde. Ow. Ja. Ow ja.

‘Hallooow?’ fluisterde ik, terwijl ik heftig de tranen van religieuze emotie begon weg te slikken.
‘Jeroen van mobistar, mevra’, sprak een jongemannenstem aan de andere kant.
‘Kuunt u effekes taad moake voor een poar vraagskes?’
‘Iek…’ stamelde ik.
‘Wacht op een trein’ deed ik.
Het werd stil.
‘Die daar juist is’.
‘Geen probleem, mevra’ zei Jeroen van mobistar.
De winkelbediende keek me aan alsof ik een leugenaar was.

Op dat eigenste moment overleed Terri Schiavo.
Maar dat had er volgens mij niet echt ongelooflijk veel te mee te maken.

Oh yeah, and I have met my destiny in quite a similar way

Zuchtend vatte ik de tocht aan die ik me net door Youri had laten aanpraten.
Tweehonderdzesentwintig treden spreidden zich voor mij uit.
Bergop.
Ik kon me nog vaag herinneren hoe we ons hadden voorgenomen om heel het weekend gewoon niks te doen, heejlegansen niks. Een beetje rondhossen in een witte badjas en savatjes, dat had ik me voorgesteld, maar bij 18 ‡ 19 graden in een te dikke trui en geladen met een grote zak zomaar nergens heen klimmen, dat was veel minder. In mijn ooghoek zag ik Youri de eerste trede bedwingen. En dan de tweede. Ik wist dat ook ik iets moest doen wilde ik niet hopeloos achterop raken, en dus nam ik een ongemerkte aanloop en stootte ik mezelf af, richting Leeuw van Waterloo! Voor Youri liep een oude man van zeker vijfenzestig, gehuld in een lange zwarte jas en met een zwarte oorklepjespet op het hoofd. Via zijn oortjes (valse witte) luistert hij naar de radio. “Die krijgt zeker een hartaanval, straks!”, riep ik naar Youri, die het niet meer hoorde omdat hij al volop in de climber’s high-fase terechtgekomen was. Dit, beste lezers, was elk voor zich.

oudeman_th.jpg

Honderd treden later: nog steeds als op wolkjes zweeft Youri voor mij naar boven. Ik probeer puffend te verbergen dat mijn wangen ondertussen meer paars dan roze zijn en mijn geveinsde ’toch fenomenaal hÈ, dat napoleon dat allemaal kon’-glimlach niet te verliezen. Nog eens vijftig stappen verder ben ik er zodanig van overtuigd dat ik nooit ever boven zal geraken in dit leven, dat ik stilsta en ‘Youuri’ prevel. Hij stopt. Ik begin te ijlen dat ik eigenlijk toch weer niet zoooo graag dat uitzicht wil zien en dat ik een foto ga nemen en de camera nodig heb enzo. Terwijl ik betrekkelijk shaky van elke extra seconde stilstaan probeer te genieten merk ik de oude man weer op. Hij neemt de trappen alsof hij nooit iets anders heeft gedaan en is ons ondertussen al een tiental meter voor. Ik probeer te vergeten dat mijn bovenbenen aanvoelen alsof er bommen in exploderen en begin aan het tweede deel van mijn calvarietocht. Na drie trappen besef ik weer waarom ik daarnet gestopt was. Ik kan niet meer. Mijn kuiten doen zeer. En die leeuw kan mij ondertussen vierkantig gestolen worden. Maar ik ben er bijna ik ben er bijna ik ben er bijna denk ik. En stap stap stap. Stap STAP stap. STAP STAP STAP. Ik kijk op, enkel en alleen om te beseffen dat er nog eens vijftig treden op mijn zere benen liggen te wachten. Tot mijn grote vreugde zie ik dat ook Youri minder en minder zweeft en meer en meer sleept. Achter mij hoor ik het gepuf en geblaas van al even erg afziende klimmers. Maar de oude man, die is bijna boven. De oude man, die zweet zelfs geen druppel.

Als we bijna boven zijn kruisen we de oude man. Hij is in dezelfde beweging weer naar beneden aan het komen, zonder rusten. Ik gaap hem hijgend na en trotseer mijn laatste vijftien treden. Ik ben dood. Ik heb warm. Ik wil zitten. Na tien minuten uithijgen tussen een hoop chinezen en amerikaanders die net hetzelfde doen staat de oude man weer voor ons. Hij is opnieuw de trappen opgewandeld, om onmiddellijk daarna weer naar beneden te wandelen. Terwijl Youri en ik uitrusten op het monument zien we de ouderling wel zes keer naar boven en naar beneden gaan. Zes maal 226, being meer dan 1300 trappen.

Ik weet het wel zeker: het was god zelf. ‘Lilith, lilith’ sprak hij via zijn oortjes, ‘Hef je luie kont op en ga iets aan je conditie doen, kalle!’.
‘Allemaal goed en wel god’ zei ik, ‘maar eerst ga ik het monument van Waterloo omver duwen bij wijze van closure.’

En zo geschiedde.

waterloew_th.jpg

Wow wow wow wow waterloo!

a-okey.jpg

‘In het gemoedelijke dorpje Waterloo (op 10 minuten met de wagen) zijn veel boetiekjes te vinden’, las ik met voldoende gevoel voor drama voor uit het boekje van het Chateau. Hierbij wentelde ik languit op het kingsize-bed van het hotel en liet ik een gratis verkregen superzacht pantoffeltje met ‘St-Martinshotels’ op aan mijn teen slingeren. ‘Alsook staat er een leeuw van Napoleon op een hoge berg’.
Ik keek betekenisvol op. Het laatste deeltje had ik er namelijk stiekem ter plekke bijverzonnen om het geheel wat meer cachet te geven en te verdoezelen dat ik enkel nog oog had voor het onderdeel ‘shopping’ in de hotelgids. Het was zaterdag en ik kon wel een nieuwe broek gebruiken.

Youri en ik waren er beiden nog nooit geweest, in Waterloo, en daar hadden we niet direct onoverwinbare hartepijnen van. Ik geloof dat je wel kan zeggen dat Waterloo ons al onze levensjaren redelijk ijskoud had gelaten. Maar nu stond het dus in het boekje. En dus reden we een kwartiertje later opgewekt en wel richting boetiekjes, leeuw en ongelooflijke kutstad die Waterloo bleek te zijn. Het was dat, of het plannetje dat we in het hotel hadden gekregen was vervaardigd door een dikke vette leesblinde dommerik.

Eerst vonden we de leeuw niet.
‘Volg CENTRUM’ zei ik. (voor de winkels dus, stiekemerd die ik ben)
‘CENTRUM CENTRUM!!’ wees ik bij elk bordje dat ons pad kruiste en waar centrum opstond.
‘Maar de leeuw is niet in het centrum’ zei Youri, terwijl hij onze bolide langs lelijke gebouwen stuurde.
‘Hoe weet je het wel? En wat is er te doen aan die leeuw behalve een berg ofzo?’
Youri begrijpt mij, en dus reden we even later weg van de vermoedelijke locatie van de leeuw en hop naar het centrum. Het centrum van Waterloo, dat bij nader inzien niet eens bestond. Behalve als een centrum in de walen gewoon een lelijke stinkende straat is met zeven pittakoten en een Etam, zonder parkeerplaatsen. ‘Dit is geen gemoedelijk centrum’ fluisterde ik naar Youri, die alle moeite van de wereld aan het doen was om geen drie sans-uniquen tegelijk in te rijden. Voor mij hoefde het niet meer. Voor hem ook niet. Wij zouden de terugweg aanvatten en hier nooit meer over spreken. Tot!

Een leeuw doemde op in het tegenlicht van de verzengende zon. Onder de leeuw een berg. Voor ons plots weer een zee van mogelijkheden. We parkeerden onze wagen. We waren gelukkig. We wisten nog niet dat een akelige, dwangmatige ouderling ons pad zou kruisen. We wisten nog zoveel niet.

waterloo_tb.jpg

>>wordt vervolgd<<

lilith wordt een kasteelprinses

Een legendarisch kasteel waar eeuwenoude tradities en hypermoderne trends hand in hand gaan.

Het Ch‚teau du Lac is het enige 5-sterrenhotel in WalloniÎ ñ het enige ook waar u verblijft aan een meer en een park met replicaís van het Trianon van Versailles en de Wilhelm Tell-kapelÖ die als twee druppels water lijkt op die aan het Vierwoudstedenmeer !
Het kasteel is romantisch maar toch eigentijds, en munt uit door de kwaliteit van zijn onthaal ñ getuige de capaciteit ìop maatî (tot 1000 personen) en de uitrusting op topniveau (inclusief draadloze supersnelle internetverbinding in de vergaderzalen en gemeenschappelijke ruimtes).

186069_3_b.jpg

Maar gow zeg. Tot maandag!

Overwegetiquette, een introductie

Elke dag voel ik hoe mijn treinexpertise groeit.
Dat komt doordat ik zo vaak trein de laatste tijd, en doordat ik iemand ben die ogen en oren openhoudt, dat ook.
Diep in mij huist de mogelijkheid om expertise op te bouwen op elk vlak, maar dat het deze keer op treingebied is, dat kunnen u en ik natuurlijk enkel maar toejuichen.
‘Waarom begin je dan geen treinblog, lilith?’ vraagt u mij. Wel, omdat ik nu ook weer niet te hard van stapel wil lopen. Maar een nieuwe categorie, genaamd ’trein’, kan er wel vanaf!
Geen dank, hoor, geen dank.

Er zijn twee soorten overwegen dus, voor de treinen.

De snelle overwegen, waaraan de trein achteloos voorbijsjeest en waarbij je dus niet goed kunt zien wat er zich zoal afspeelt bij de mensen die moeten wachten om over te steken. Daar houd ik niet zo van. Ik heb altijd het gevoel dat ik mijn hoofd razendsnel moet meebewegen met de trein om toch iets meer glimp van de wachtende massa op te vangen, maar telkenmale draait dit uit op een teleurstelling. Je ziet gewoon te weinig om echt van de overweg te kunnen genieten.

De tweede soort overweg is meteen mijn favoriete overweg. Het is de trage overweg, waaraan de trein gezapig voorbijrijdt omdat hij bijvoorbeeld in de buurt van een station ligt. Dan kun je dus alle gebeurtenissen in je opnemen vanachter je treinraampje. Ik kies er altijd ÈÈn gebeurtenis uit. Soms bekijk ik een meisje dat verveeld staat te wachten tot ze kan overfietsen. Soms richt ik mijn arendsblik op bejaarden die naar de treinen gapen alsof ze er elk moment vloekend met hun wandelstok naar zouden kunnen zwaaien. Vanachter mijn treinraampje kijk ik dan hautain in hun richting. Zij zien het toch niet en ik heb het gevoel dat ik ballen aan mijn lijf heb. Het is een win-winsituatie.
Soms is de keuze van het tafereeltje zo vanzelfsprekend dat je naar niets anders kan kijken. Zoals gisteren.

Er stond een mevrouw aan de overweg. Ze zat op een fiets en ze leek een beetje op een verstandelijk gehandicapte, maar dat kwam door haar kapsel en haar kledij en haar rode wangen. Het is vreemd hoe sommige vrouwen die de kaap van de veertig hebben overschreden plots op mentaal gehandicapten beginnen te lijken, vind ik. Dat je denkt ‘hoe ver heen moet je zijn om nu nog met een fleece-trui met pandabeermotief rond te fietsen?’. Zou het genetisch bepaald zijn, of is het een nieuwe trend die toe te schrijven is aan de verspreiding van de wibra in heel het land? Als ik god ÈÈn vraag mocht stellen, mijn keuze was snel gemaakt hoor.

De vrouw met de gehandicaptenlook stond nietsvermoedend te wachten aan de treinoverweg, toen de auto achter haar plots begon te toeteren. Ik vind, je kunt wel eens lachen met mensen die eruit zien als gehandicapten, of je kan er eens een stukje over schrijven, maar er gewoon goedkommetuit naar beginnen toeteren op straat, dat vind ik er persoonlijk een beetje over. Ik keek berispend naar de auto waar het toetergeluid vandaan kwam. Het was potverdrie nog een vrouw ook! Ze zwaaide naar de vrouwelijke gehandicapte.

Toen werd het dus leuk, want toen zwaaide de gehandicapte terug. Ze kenden elkaar.
En toen was er een probleem, want je kunt niet tegen elkaar babbelen als de ene in een auto zit en de andere op een fiets. Maar je kunt elkaar wel steeds zien. Minuten lang.
‘Wanneer gaat die rottige overweg weer open?’ zag je de gehandicapte dame denken terwijl ze manisch bleef lachen naar de kennis en dan naar alle richtingen die je je kon indenken. De kennis in de wagen durfde ook niet meer kijken, want dan moest ze nog eens zwaaien en lachen, zonder iets te zeggen. Naar iemand die er niet al te snugger uitzag, nota bene!

Seconden duurden eeuwigheden, en er hing zoveel ambetante spanning in de lucht dat ik even heel hard moest grinniken.

Jaja, vanop mijn trein ben ik best stoer, hoor.

lilith wandelt de toekomst tegemoet

Nu hebben ze dus bij Carrefour de meest futuristische actie van deze eeuw ondernomen.
Heus, de supermarktsector is niet meer zo omver gegooid sinds Aldi besloot om haar kassa’s op te drijven. Nu ik erover nadenk stellen die kassa’s zelfs niks voor in vergelijking met wat Carrefour nu heeft geÔntroduceerd. Carrefour pwned Aldi big time in de strijd om de meest futuristische soepermarket.

We stonden dus in de buurt van de roze en blauwe scheermesjes.
“Het zijn.. schermpjes”, zei Youri, en ik hoorde hoe hij zijn verbazing wegslikte.
“Neen hoor, dat is om je benen te ontharen, schattebol”, wilde ik zeggen, maar toen kruiste mijn zorgeloze blik zijn starende ogen. Dit zag er niet goed uit.
“Waar dan waar dan?” vroeg ik terwijl ik overal keek, maar nergens schermpjes zag. Dat kwam doordat er schermpjes zaten waar ik ze het allerminst had verwacht.
Toen ik Youri’s trillende vinger volgde zag ik het: de schermpjes zaten waar de kaartjes altijd waren!

future.jpg

“Wow”, zei ik.
Toen werd het heel stil tussen ons.
Toen gingen we trekken aan de schermpjes, maar ze kwamen niet los.
Toen gingen we dus nog harder trekken, want blijkbaar maken schermpjes dingen los in mensen, hoor. Dat je eraan wil trekken en ze in je handen wilt nemen, bijvoorbeeld.
Maar het waren dus beveiligde schermpjes. Wel honderdduizenden, voor elk product eentje.

“Zou het dan zo zijn,” vroeg ik, “dat als iemand in het hoofdkantoor in Brussel een cijfer verandert, alle schermpjes in alle winkels automatisch veranderen?”
Ik trok grote ogen.
“Misschien”, zei Youri, maar ik zag dat hij moeite had om dat te geloven.
“Waarmee wordt dat dan doorgestraald?”, vroeg hij, aan niemand in het bijzonder.
Ik krabde in mijn haar zoals ze dat in strips zo mooi doen, maar bleef het antwoord schuldig.
“Vroeger waren het nog gewoon kaartjes”, verzuchtte ik, en ik ving een huppel aan door een rayon met wel duizenden witte, onlosrukbare technologische vernuftjes.

Grrrrrmhhhhhmzzzzssssst (drie!)

Grrrrrmhhhhhmzzzzssssst” zei de baard.

Eerst twijfelde ik nog of het de baard was of de trein die zich langzaam op gang trok, maar toen ik opkeek was het duidelijk dat de strenge rochel zeker weten vanonder de baard vandaan kwam. Ik vond het niet echt gezellig in deze wagon, en stilletjes begon ik mezelf te berispen omdat ik beter de rechterwagon had uitverkoren. Daar rook het misschien tenminste niet naar rottend fruit, slechte lichaamshygiÎne en onheil. Zo zie je maar weer dat de zetels werkelijk altijd groener zijn in de andere wagons. Zeker als ik over de wagon mag beslissen.

Ik keek nog eens op en kwam tot een ijzingwekkende ontdekking. Ik zag het aan zijn baard, aan de vorm van zijn rechterwijsvinger en vooral aan zijn uniform. De man met de baard was wel heb je ooit de kaartjesknipper! Mijn hart maakte een sprongetje en ik begon me nog ongemakkelijker te voelen dan ik al deed. Wat deed hij hier? Moest hij niet knippen? Of bij de machinist zitten en praten over de evoluties in het treinwezen enzo? Wat dacht hij eigenlijk wel dat hij hier deed, man?!

Grrrrrmhhhhhmzzzzssssst” zei de baard opnieuw. Ik zocht oogjes onder al het gezichtshaar en toen ik ze uiteindelijk had gevonden zag ik dat ze rolden. In mijn richting. Onbegrijpend keek ik in de oogjes van de kaartjesknipper, en toen ik streng werd terugbekeken voelde ik hoe ik ongecontroleerd begon te blozen. De ogen draaiden zich weg en ik werd getuige van een geÔrriteerde zucht in de richting van het meisje dat naast mij de Fancy zat te lezen. Ze hoorde het niet omdat ze te erg verdiept was in een artikel over masturbatieproblemen. De kaartjesknipper was duidelijk een meerwaardezoeker, en ik begon me steeds oppervlakkiger en ongemakkelijker te voelen op de trein die ik eigenlijk had moeten missen.

Toen werd ik me bewust van alles. Het was als bij een LSD-trip. Ik voelde mijn iPod bonzen in mijn oppervlakkig rode tumtum-draagtas. Ik rook de geur van mijn broodje Hollandia honderd keer sterker dan anders, maar ik durfde er niet van eten omdat ik plots niet meer wist of dat wel mocht op de trein. Ineens was ik gigantisch bang dat ik suddenly zou vergeten dat ik was gestopt met roken, en dat roken al weer een eeuwigheid verboden was op de trein. ‘Niet roken, lilith, niet roken meis!’ sprak ik mezelf paniekerig toe, nog steeds bang voor een plotse berisping. Ik moest naar het toilet maar ik kon me niet meer herinneren of dat nu verboden was als de trein reed of als de trein stilstond. Ik ervoer alle symptomen van een major blackout, en de kaartjesknipper bleef meedogenloos negatieve signalen de wagon insturen. ‘Aaaaaargh!’ had ik willen schreeuwen. Aaargh. En toen gebeurde het!

In ÈÈn ruk zwaaide de deur van de wagon open. ‘Kaartjes asjeblieft’ weerklonk het achter mij. Dit kon niet zijn. Dit was gewoon onmogelijk. Wat was er happening here?! Twee parallelle universen moesten elkaar gewoon gigantisch hard aan het kruisen zijn ofzo. Of was de kaartjesknipper achter mij ook de kaartjesknipper voor mij, maar dan twintig jaar jonger omdat hij net met de Delorean van Doc naar 2005 was geschoten? En als dat zo was, dan was de belangrijkste regel van in de toekomst reizen toch gewoon helemaal overschreden? ‘Kom jezelf nooit tegen’ ijlde ik. ‘Kom jezelf nooit tegen’.

‘Asjeblieft’ gromde de kaartjesknipper van 2005 tegen zichzelf op jongere leeftijd, en hij gaf hem een beduimeld treinticket. Wat voelen ze nu vroeg ik me af? En zou ik het merken als ik mezelf tegenkwam uit de toekomst? En waaraan dan?
‘Uw kaartje!’ sprak de kaartjesknipper uit de toekomst. Ik reikte het hem samenzweerderig aan en knipoogde naar beide heren om duidelijk te maken dat ik het wist. Pas toen we in Wervik aankwamen zag ik dat de kaartjesknipper van het heden geen kaartjesknipper was, maar een postbode.

Even slikken en weer doorgaan. Even woelen en gewoon weer opstaan noemen ze dat.

Isn’t she lovely?

chloe2.jpg

Ja, ik heb een heel goede reden om de grommende man met de baard eventjes aan de kant te schuiven.
Maar ze is zo leuk ook, en ik krijg al geen hartaanval meer als iemand vraagt of ik haar eventjes wil vasthouden. Belangrijke evoluties, maar de man met de baard, die is voor morgen. Het heeft geen zin om het verleden weg te drukken, vind ik. Het moet, voor ChloÎ.