Ik zit met iets vreemds.
Sinds we een huis hebben gekocht en daarvoor om geld moesten gaan bedelen bij de kredietinstellingen loop ik over van de positieve gevoelens jegens bankdirecteurs. Ik weet het, het klinkt kreejzie, maar het is zo. Heel mijn leven voor 1 september 2005 heb ik banken zoveel ik kon vermeden. Ik liet mijn rekeninguittreksels opsturen per post, deed alsof ik de honderden brieven niet had gezien waarin stond dat ik dringend een nieuwe kaart moest ophalen/ een hantekening moest komen zetten/ een of andere verwerking doen waarvan ik de inhoud niet snapte. Ik ben gewoon niet cijfermatig aangelegd, en ook niet serieus, en banken, die doen serieus aan cijfers. Zodoende.
Maar nu!
Ach, wat houd ik nu van mijn bankdirecteur.
Ietwat ongemakkelijk stapten wij de eerste maal zijn bureau binnen, ongeveer een maand geleden. Groen achter de oren wat hypothecaire leningen betreft, en ervan overtuigd dat bankdirecteurs boemannen waren die we om geld zouden moeten smeeee-ken.
Lilith en Youri “Mogen wij asjeblieft wat centen voor ons huisje?”
Bankdirecteur:“NEEN, ARME LUISZAKKEN!!! VANONDER MIJN OGEN!”
Maar niets van dat alles. Mijn bankdirecteur heeft ogen die altijd blinken alsof hij het leven leutig vindt, en mij ook. Hij heeft een stoppelbaard die volgens mijn wereldbeeld niet bij een bankdirecteur past, en hij legt alles met zoveel engelengeduld uit dat ik al een paar keer heb overwogen om hem een knuffel te geven. Onverwacht zo. Omdat hij het is. En omdat hij me altijd zo op mijn gemak stelt. Toen Youri geveld was door een appendix heeft hij mij in mijn eentje door alle mogelijke paperassen geloodst, en kwam hij zo als hoogste nieuwkomer in mijn bankdirecteurentop-10 binnen. Vanuit het niets naar ÈÈn.
En hij heet Freddy.
Ook dat nog.
En Youri weet het, dat ik hem fantastisch vind.
Hij vindt het ook, namelijk.
En dan vraag ik me af: zou het nog done zijn om je huis tegenwoordig een naam te geven?
Met van die krulletters op de gevel.
Kan dat nog?