Monthly Archives: oktober 2004

lilith en de variabele concepten

Als iemand me drie dagen geleden had gevraagd hoe mijn kerstboom er zou uitzien dan zou die persoon een heel duidelijk en klaar antwoord hebben gekregen. Over hoe het concept ineenzat enzo. Zwarte ballen, witte boa’s en zilveren accenten, dat was het kerstconcept 2004 in een notendop. (als ik een idee in mijn hoofd heb ben ik altijd zo trots dat ik het ‘een concept’ noem, namelijk. Dat kan dan evengoed een idee over kaas zijn. Het ‘kaasconcept’ noem ik het dan, voor het gemak.)

Natuurlijk vroeg niemand mij drie dagen geleden iets. Waarschijnlijk omdat men ervan uitgaat dat mijn concepten maanden meegaan en er nog tijd genoeg was om ernaar te informeren. Het was drie dagen geleden per slot van rekening nog niet eens november, godbetert. En ja, normale concepten doorstaan de tand des tijds met glans, daar zijn het ook concepten voor. Maar als ik een concept bedenk, dan is het na gemiddeld drie dagen kapot. Ik noem het ‘het concept van mijn concepten’. Want ook minder leuke dingen moeten een naam krijgen.

Het deel in mijn hoofd dat beslist of ik iets echt echt leuk vind of helemaal niet leuk is kapot. En niet alleen als het over kerstmis gaat, o nee. Ook als het over badkamers gaat, of politiek, of het degusteren van een aardappel. Dat komt doordat ik op een heel erg vage manier denk. Het lijkt alsof ik heel concreet denk, tot ik er dieper over ga nadenken. Dan lijkt het dus allemaal nergens meer op.

Mijn concept was eigenlijk al ten dode opgeschreven toen ik de luxueuze kerstwinkel binnenstapte om zwarte ballen te gaan zoeken. Voor je zwarte ballen tegenkomt kom je namelijk meestal ook rode ballen tegen, en witte, en groene, en ook soms blauwe. En dan dus plots de zwarte. Maar niet helemaal de zwarte van in het concept. En dus ga je verder wandelen door de luxueuze kerstwinkel.

De mensen van de kerstwinkel proberen je altijd te verleiden met allerlei andere kerstconcepten: gouden slingers met rode ballen en groene accenten bijvoorbeeld. Of witte sneeuw met bruine denappeltjes en duifjes met lieve kopjes. Of wat te denken van bordeaux engelenvleugeltjes en paarse strikjes? Na drie fantastisch gedecoreerde kerstbomen was ik niet alleen het noorden, maar ook nog eens mijn concept kwijt.

En ook Youri, die nota bene de medebedenker van het concept was geweest, straalde nog weinig zekerheid uit. En trouwens, wat was er mis met rood? Rood is gezellig, en kersterig, en het was bij nader inzien verschrikkelijk onterecht om rood niet in het kerstconcept 2004 op te nemen. En nu we toch voor rood gingen konden we de bruine, adorabele gingerbreadmannetjes toch ook niet laten liggen?

Terwijl we naar de kassa liepen met een mandje gevuld met rood met witte lolliehangertjes, handgeschilderde blauw met witte kerstballen en kleine rode balletjes betrapte ik mezelf erop dat ik kwijlend voor een badkamer in wit hout bleef staan. Daar, in de luxueuze kerst/badkamerwinkel, vermoordde ik koelbloedig twee van mijn meest sublieme concepten. Als iemand mij drie dagen geleden had gevraagd wat ik van badkamers in wit hout vond, dan had ik luid gelachen en met mijn hoofd geschud. Gelukkig bleef het ook toen stil in alle talen. Men notere: tot woensdagavond deze tijd vind ik badkamers in wit hout the bomb.

Kerst in de crib

kerst.jpg

EÈn van de leuke dingen aan gaan samenwonen is dat je helemaal van nul begint. Zo ook bij de kerstversiering. Ten huize tales from the crib staan geen dozen vol lelijke oude kerstballen die je toch niet gewoon kan weggooien en dus toch maar in je boom hangt. We hebben ook geen kerstlichtjes waarvan de helft het niet meer doet en de andere helft hopeloos verstrengeld is. Onze kerstversieringscollectie werd vandaag officiÎel een feit met de aankoop van:

* vier spiraalballen
* engelvleugeltjes
* twee witte boa’s
* een doosje mini mini zilveren balletjes
* witte lichtjes
* valse sneeuw

Nu nog op zoek naar zwarte kerstballen (heel moeilijk te vinden, dunkt ons), een boom en een manier om Bill uit die boom te houden. Tips zijn van harte welgekomen.

nog te doen in dit leven:

1. gebarentaal leren
2. een newfoundlander kopen en hem Vorlat noemen
3. sushi eten (Londen, 2003)
4. achter de schermen rondlopen in Disneyland
5. een boek schrijven
6. leren skaten op een ramp
7. mijn rijbewijs halen
8. weer gaan studeren
9. een echte dure avondjurk bezitten
10. ‘Crush’ van Dave Matthews Band live horen
11. voor een televisieprogramma werken
12. met de auto door het zuiden van Frankrijk rijden
13. mijn haar wit verven
14. stoppen met roken (1/01/2005)
15. op straat eten in Bangkok
16. een boottocht maken op de Seine (1995)
17. de Taj Mahal bezoeken met de persoon die ik graag zie
18. een hele zomer verlof nemen
19. een party-flight naar Barcelona boeken bij wijze van re¸nie met wat oude vrienden
20. een klavertje vier vinden

21. mijn tong laten piercen (1998)
22. alle Star Wars films bekijken
23. een brief in een fles in zee gooien
24. een ijsbeer aaien
25. meedoen aan een kwis op televisie
26. Sing Star!
27. een Hello Kitty kopen in Tokyo
28. in de jury van een assisenzaak zetelen
29. oudejaarsavond vieren op een exotische locatie met echte palmbomen
30. leren jongleren met drie ballen (2000)
31. ‘suspicious Minds’ zingen in Graceland
32. een huis kopen
33. snowboarden
34. meedoen aan een voor en na in de Flair, compleet met professionele fotoshoot
35. een vleugelpiano kopen en er echt op leren spelen
36. een tupperware-avond bijwonen (2005)
37. Ome Willem interviewen (2002)
38. cocktails leren shaken a la Tom Cruise in Cocktail
39. nacho’s eten op een superbowl game
40. om een handtekening gevraagd worden

***wordt vervolgd en bijgewerkt***

Haar

‘Dus’, zo sprak ik tot de kapper, ‘mag u het allemaal afknippen.’

De desbetreffende kapper, die net nog verlekkerd had staan kijken naar mijn lange paardenstaart, wist even niet meer waar hij het had. ‘Weet je dat allemaal wel zo zeker?’ vroeg de kapper oprecht geÔnteresseerd in het wedervaren van mijn weelderige haardos. Natuurlijk wist ik het zeker. Knippen mocht hij. Weg met dat kinderachtige lange haar, de jonge hippe vrouw in mij wilde een korte hippe vrouwencoupe, mocht het even, ja?

Het mocht niet. We moesten even praten, vond de kapper. Of ik een kopje koffie wilde. ‘Neen!’ zei ik resoluut, ‘ U bent de kapper en u gaat nu mijn haar afknippen.’ Ik had wel betere dingen te doen dan een kopje koffie drinken met een kapper. Stel je voor zeg, hij werd betaald om te knippen, niet om de psycholoog uit te hangen ofzo. Hij wilde weten of ik er wel echt goed en hard over had nagedacht. En lang.

Natuurlijk had ik dat niet. Het ging hem helemaal niet aan dat ik het in vijf minuten beslist had en de eerste de beste kapperszaak was binnengelopen. Bij nader inzien was ik misschien beter de tweede beste kapperszaak ingelopen. Wat is dat toch met kappers en hun bemoeizucht anywayz? Vraag je krullen, dan vertellen ze een horrorverhaal over haaruitval en droge punten. Vraag je om je haar te bleken, dan schudden ze met hun hoofd met een blik van ‘dom dom kind’. Vraag je blauw haar, dan beweren ze dat dat op jouw haar onmogelijk is. En als je je haar wilt laten knippen ( in mijn ogen toch de core business van het kapperswezen) dan moet je koffie drinken en erover praten.

Ik hield voet bij stuk en een uur later wandelde naar buiten met kort haar en mijn dikke paardenstaart weggeborgen in een zakje in mijn tas. Mijn coupe was het hipste van het hipste in Parijs op dat moment, aldus de kapper. In alle etalages zag ik hoe de hipheid van mijn hoofd spatte. Kort haar was overduidelijk mijn ding.

Bij nader inzien had ik misschien net iets langer met de kapper moeten praten. Dan had ik misschien gehoord hoe hij zei dat het makkelijker is om het af te knippen dan om het weer zo lang te krijgen als ervoor. Na vijf jaar kort wil ik nu weer heel graag lang, en ik ben bereid om sloten koffie te drinken met de kapper die me dat kan geven.

Lilith en de creek

dawson.jpg

Ik snapte hem zo, o wat snapte ik hem elke zaterdagnamiddag weer. En haar, ja, haar snapte ik ook, hoe ze zich voelde enzo en dat het toch allemaal zo verschrikkelijk moeilijk en hartverscheurend was, alles gewoon! Hij had een kamer met een raam waar zij al jaren doorheen kwam gekropen. Dat was normaal, want in Amerika ben je pas echt iemand’s beste vriendin als je door het raam naar binnen mag kruipen. Plots stond ze er dan gewoon, en dan moest hij lachen en dan rollebolden ze eens goed over zijn bed, zoals goede vrienden dat doen, en soms deden ze zelfs alsof ze vochten, haha! En toen werden ze een beetje verliefd en rolden hun gevoelens mee over zijn bed. Toen werd het dus moeilijk.

Ik woonde dan wel niet in zijn Creek, maar ik rolde gewoon mee over dat bed, en als zij in de war was was ik het ook, en als hij haar niet snapte dan snapte ik haar wel, want ik was Joey. Niet echt natuurlijk, want Joey was gewoon een bloedmooie actrice, en ik had ook nooit echt verliefd kunnen worden op die paptote van een Dawson, maar ik was Joey omdat ik het op die eigenste zaterdagnamiddagen ook allemaal aan het meemaken was. In die tijd was ik verliefd op mijn bovenstebestevriendvanheeldewereldenomstreken van in die tijd, en tussen Joey en ik klikte het gewoon, op die manier.

Joey Potter en ik, wij hadden heel boeiende gesprekken kunnen voeren waar we beiden heel veel aan zouden hebben gehad. Over dat hij het maar niet zag, en dat er zoveel, ja echt veel te veel, kapot zou kunnen gaan als het niet wederzijds zou zijn, en die vriendschap! Wat in godsnaam met die bovenste beste vriendschap?! Zouden we dan gezegd hebben terwijl we onze mijmerende blikken over de creek zouden hebben geworpen, begeleid door een strijker of zeven.

In tussentijd nam ik genoegen met gewoon keihard meehuilen. Samen met mijn moeder, die het ook allemaal veel te oneerlijk vond, die zaakjes in de Creek. Want Joey was niet alleen verliefd op haar beste vriend, haar moeder was ook nog eens dood en haar vader zat in de gevangenis. En alsof het nog niet erg genoeg was speelden ze daar ook nog eens hartverscheurdend ballads overheen, genre ‘Teeeell meeee, that we beloooong together’ enzo. Huilen met de pet op, dat was het.

Dat bedacht ik me dus allemaal toen ik net in de Free Record Shop met drie DVD-boxen in mijn handen stond. ‘Dawson’s Creek, the whole first, second en third season’. Ik keek smeltend naar Youri. Youri keek schouderophalend terug. De hele essentie van deze boxen speelde zich gewoon af, daar in de Free Record Shop. Jongens zijn gewoon stom, en gevoelloos!

Trappen en micro’s

‘Breedbeeld is de toekomst’ zei ik tegen Youri. Dat had ik van mijn moeder, die het dan weer van de verkoper in de electrozaak had. Ik was er zelf niet zo helemaal zeker van, maar de beamende blik van Youri sprak boekdelen. Ook hij vond breedbeeld de toekomst. Mij kan het eerlijk gezegd niet zo mateloos boeien, welke toekomst televisietoestellen tegemoet gaan, want door de jaren heen ben ik mijn interesse in televisie beetje bij beetje gaan verliezen. Dat heeft twee grote oorzaken: trappen en handmicrofoons. En dan vooral het gebrek daaraan.

Vroeger, toen de televisieprogramma’s zo leuk waren dat je elke avond met pijn in het hart op het uitknopje drukte, stapten presentatoren het decor in via grote, met duizenden lichtjes gedrapeerde trappen. In die tijd werd er meestal meer tijd en geld gestoken in de trap dan in het programmaconcept, en dat gaf niet, want trappen, daar ging het per slot van rekening allemaal om in de jaren tachtig.

Via die trap daalde de god die de presentator in die tijd nog was neer in het wereldje van het televisiepubliek. Via die trap maakte Hij als het ware zijn entrÈe in de huiskamer van jan met de pet. Als Hij goedgezind was deed god heel soms zelfs eens een dansje met het daarvoor ingehuurde showballet. Er werd met armen gezwaaid en met benen gekruist, en toen kwam het moment waarop iedereen had zitten wachten: iemand reikte Hem de microfoon aan. Want via de microfoon kon Hij tot ons spreken, en, nog leuker, bepalen wie Hij tot ons zou laten spreken. De microfoon, dat was het toestel bij uitstek om het woord tot de gewone werkmens te richten, die en masse in de huiskamer samengedromd zat rond de televisie.

Als de presentator het woord tot de microfoon richtte werd het stil. De microfoon was een teken dat wij moesten luisteren en Hij zou spreken. Tijdens interviews moest iedereen zwijgen tot Hij de microfoon naar iemand richtte. Die persoon, en die uitverkoren persoon alleen, kreeg dan het privilege om te praten. Om zijn verhaal te doen, om te zeggen waar hij woonachtig was en hoe lang al, en als het genoeg was geweest dan trok Hij de microfoon gewoon terug.

Het leuke was dat het systeem werkte. Televisie was nog geen warboel waarop iedereen zijn mening kon verkondigen. Je had de microfoon of je had hem niet. Als je babbelde zonder microfoon dan leek het alsof je een vis was die in alle stilte naar adem stond te happen, dus zweeg je maar, en je wachtte. En iedereen zag dat het goed was.

Het ging pas helemaal verkeerd toen de eerste microfoons op ijzeren armen werden geschroefd die tot bij het publiek konden geschoven worden. Plots wilde iedereen de microfoon, en zijn zegje. Grijpgrage handen grepen naar de microfoon, en het duurde niet heel lang voor iemand op het idee kwam om opspeldbare microfoons te maken. ‘Iedereen aan de microfoon!’, moet die onverlaat hebben gedacht. Terwijl iedereen aan de microfoon ging werd de showtrap weggeduwd in een oud stoffig magazijn. Het showtrapbouwen werd niet langer overgedragen van vader op zoon (zie het ongeval in idool 2004) en plots werd enkel nog aandacht besteed aan microfoontjes en oortjes. Het was voorgoed kapot.

Ik zou dan ook met aandrang willen vragen dat de belangrijkste regel van het televisiemaken weer wordt ingevoerd: Hij komt van de trap en Hij heeft de microfoon. Of dat in breed-of smalbeeld is bepaalt Hij, en enkel Hij. Dankuwel.

Haalt ie het of haalt ie het niet?

basil.jpg

Het gaat bepaald niet goed met Basil de basilicumplant. Heel de zomer heeft hij ons bevoorraad met verse lekkere blaadjes voor in onze fantastische pastasalade met tomatensaus en huge brokken buffelmozarella. Nu we het gerecht een beetje beu zijn en ons meer en meer op winterkost storten staat hij in een hoekje te verkommeren.

Vanmorgen vond ik het genoeg geweest. Ik ga hem proberen te redden. Samen halen we Basil de winter door. Ik wil immers niet dat Basil hetzelfde lot beschoren is als onze vorige (waarschuwing: schokkende beelden!) basilicumbron. Eventuele stortingen en steunbetuigingen mogen naar het bekende rekeningnummer, met vermelding van ‘Basil’.

Lilith krijgt een spuitje

‘Uw naam?’ sprak de dokter strenger dan eigenlijk nodig was.
Daar schrok ik wel een beetje van, want ik had immers geen misdaad begaan, noch had ik een koekje uit de koekjespot gestolen. En toch voelde ik me zo. Ik wist niet precies wanneer, maar ooit had ik alle koekjes van deze dokter opgegeten en daar zou ik vandaag voor boeten.
Nadat ik mijn naam had opgebiecht begon de dokter dubbel zo streng naar haar blad te kijken. Met een gigantische ruk draaide ze haar hoofd in mijn richting. ‘Je naam staat niet op de lijst’ sprak ze venijnig, als was zij Ann Robinson en ik the weakest link die al ooit in haar buurt was gekomen.

‘Fuck’ dacht ik. Niet dat ik echt zoveel zin had in dat anti-griepspuitje van haar, maar ik werd overvallen door het ongemakkelijke gevoel dat ik de kostbare tijd van de boze dokter aan het verspillen was. Ik had niet alleen alle koekjes opgegeten, ik zei ook nog eens een naam die niet op haar lijst stond. ‘Ow’ zei ik dan maar, zo snel mogelijk, zodat het vooruit kon gaan. Oplossingen moesten er komen, nu en wel nu! Vantussen de spleetjes die haar ogen ondertussen waren geworden wierp ze me een blik toe die niet veel goeds voorspelde, en even had ik het gevoel dat ik oog in oog stond met She-who-must-not-be-named. Ik was op consultatie bij dokter Voldemort, en god, wat wilde ik dat ik plots wel op haar lijst zou verschijnen. Een plofje en een wolk, en lettertjes die als uit het niets werden neergepend op haar blad, waarna ze me verontschuldigend zou aankijken, misschien zelfs even lachen.

‘Neen, je staat er niet op’ zei ze terwijl ik haar ogen zag rollen tussen haar spleetjes. Ik had me ingeschreven, dus moest ik er wel op staan, maar op de ÈÈn of andere manier voelde ik dat die mededeling wel eens voor een woedeuitbarsting kon zorgen bij de dokterfiguur. Met snibbige schrijfbewegingen voegde ze mijn naam toe aan haar lijst, duidelijk vervuld van tegenzin. Ik vroeg me even af wat erger was: het vooruitzicht op een paar dagen in bed met griep of een spuitje in je arm geduwd krijgen van een duidelijk ontevreden madam met spleetogen. Twee seconden later had ze mijn mouw al zelf opgestroopt en de spuit in en uit mijn linkerbovenarm bewogen. ‘Als je ziek wordt is het niet van de spuit, maar omdat je al ziek aan het worden was ervoor!’ riep ze me toe, terwijl ze weer achter haar bureau en haar lijst ging zitten. Verbouwereerd keek ik naar mijn arm: het bloedde. Ik keek naar de dokter, en zij naar mij. Het duurde vijf volle seconden van blikken uitwisselen voor ze me zuchtend een pleister aanreikte. ‘Normaal geef ik enkel een pleister aan mannen,’ klonk het kalm, ‘ die denken ook altijd dat ze dood bloeden.’

Beste Koen,

bij Patti en haar vriendjes las ik een stukje over jeugdzondes en ik moest aan je denken. Dat doe ik de laatste tien jaar trouwens veel minder dan in de tien jaar daarvoor, aan je denken. Jeugd, dat was het allemaal zeker, maar ik krijg het nog lang niet over mijn hart om er in jouw geval (ons geval?) ‘zonde’ achteraan te plakken. Geef me nog een jaar of vijf. En dan nog, Koen. Er zijn zondiger dingen des levens dan een plakboek bijhouden en ervan overtuigd zijn dat ik ooit de moeder van je eerstgeborene (en alles daarna!) zou worden.

Het heeft ooit niet veel gescheeld, ware het niet dat het lot het anders wilde. Toen jij je ding deed op een podium in Middelkerke tijdens ÈÈn of andere vedettenparade zat ik op een harde stoel in het publiek te kermen van de zenuwbuikpijn, na een lange dag wachten op ons moment. De avonden ervoor had het nog zo mooi geleken: jij en ik in ÈÈn ruimte, en jij zou zingen en ik mee, over dansen om een uur of zeeeejven, ongegeneeheeerd, en als ik dan ooit, ongelukkiglijk, buikpijn zou krijgen zou je me uit het publiek halen en vragen of ik de tekst van Anne kende, en dat deed ik, en dan zouden we zingen, samen tegen de sterren op, Koen. Je zult me wel niet gevonden hebben toen, er was dan ook veel volk en het was donker in de zaal. Je had felle spots in je ogen en ik zat helemaal achteraan, samen met mijn moeder die vroeg of ik wel in orde was. Of ik naar huis wilde. Tuurlijk niet, je zou me vast elk moment naar voor roepen. Maar je zag me niet, Koen, en dus zijn we toch maar naar huis gegaan. Misschien had mijn vader toch gelijk toen hij zei dat Clouseau nooit lang zou meegaan, dat het iets tijdelijks was en dat je het een beetje hoog in je bol begon te krijgen door al die aandacht. En dat je nu ook weer niet zo goed kon zingen. Of misschien had je me gewoon echt niet zien zitten.

Ik bleef plichtsgetrouw mijn plakboek aanvullen (ÈÈn keer zelfs met een heus Clouseaupakket vol uit tijdschriften geknipte fotootjes die ik op de rommelmarkt in mijn wijk had weten te scoren voor 15 belgische frank) en ik onderging hoe je af en toe werd gesignaleerd met ÈÈn of andere blonde drelle, ik vergaf je zelfs je stomme horrorfilm en ik verdedigde je toen mensen begonnen rond te bazuinen dat je een slechte acteur was. Jij, Koen Wauters, was goed in alles dat je deed.

Een paar maanden later zat ik huilend aan de salontafel. Mijn vader had echt gelijk gehad over dat stoppen, en voor mij hoefde dat nu ook weer niet. ‘Stoppen op je hoogtepunt’, wat was dat nu voor zever, Koen? Jullie konden nog jaren mee, en oke, die tweede cassette was echt niet veel soeps, maar wilde dat dan niet net zeggen dat jullie zouden stoppen op een dieptepunt? En wat het dan ook wilde zeggen, het was een grote, gigantische vergissing, waarvoor ik mezelf in slaap heb gehuild. De volgende morgen, op twee april, bleek dat het een zieke zieke aprilgrap was geweest. Nooit zou ik het VTM-nieuws nog met dezelfde ogen bekijken, maar jou, jou vergaf ik het na een paar dagen alweer. Maar je kon het vanaf dat moment wel op je buik schrijven dat je de naam van onze eerstgeborene zou mogen kiezen. Op de ÈÈn of andere manier was je daarvoor een stap tever gegaan, Koen Wauters!

Vorig jaar heb ik je nog eens teruggezien, jij stond in het midden van het sportpaleis en ik zat zonder buikpijn in de zaal. Ik zong helemaal met je mee, maar dat kun je onmogelijk hebben gehoord want ik zong enkel in mijn hoofd. Ik vond het een beetje makkelijk en marginaal om luidop mee te zingen met een duizenden mensen die waarschijnlijk nooit hebben zitten huilen van 1 tot 2 april, dat bewuste, triestige triestige jaar. Het was mooi ja, en toen je domino zong zag ik je plots weer staan op het podium van tien om te zien met die junkielook waar ik me destijds zoveel zorgen om heb gemaakt. In dezelfde periode dat jij je cowboybotten en lange zwarte jas opgaf gaf ik de hoop op om samen met jou op de cover van de Story te staan met ons eerste kind. Ik las onlangs dat je er nog niet aan denkt om foto’s van dat eerste kind aan de bladen te verkopen. Misschien was het dan toch niet zo verkeerd om me in Middelkerke over het hoofd te zien: het had toch nooit echt gevlot tussen ons, Koen, en ik mag er niet aan denken dat je samen met je broer (die je Keune noemt, in godsnaam, Koen) over mijn buik zou zitten gibbegabberen tijdens idool2004.

Het ga je goed!

Kelly

PS: je laatste nummers stellen me steevast teleur. Ik dacht: ik zeg het even.

Oude mensen zijn niet hip

bakkaart.jpg

Vorige week kreeg ik een telefoontje. Of ik even naar de bank kon komen. Ik ben onlangs vijfentwintig geworden en dan moet mijn jongerenrekening omgeschakeld worden naar een betalende variant. Aangezien iedereen ooit vijfentwintig moet worden vond ik dat geen probleem.

Vandaag ging ik terug naar de bank om een nieuwe visakaart op te halen. Ik gaf mijn kaart af en na even zoeken vond de mevrouw 3 enveloppen. “Kan je ook eens je bankkaart geven?” vroeg ze. Ik haalde mijn flashy doorzichtige kaart boven en schoof hem onder het raampje. “Je krijgt ook een nieuwe bankkaart,” zei ze vrolijk. “Ah, die doorzichtige kaarten zijn enkel voor jongeren?“. De uitdrukking op mijn gezicht, als een kind dat zijn speelgoed moet afgeven, moet duidelijk geweest zijn. “ja, zei ze verontschuldigend.”

In de derde enveloppe zat wat ik vermoedde. Ook lilith moet haar flashy kaart inruilen voor een saaie oudemensenkaart. Had ze maar niet zo dom moeten zijn om een rekening te openen met een oude, onhippe man.