Monthly Archives: maart 2005

‘k maak aan allen in ’t station bekend, dat jij m’n liefste bent (deeltje twee)

Ik haal hem. Ik haal hem. Ik haal hem.

Terwijl ik met dappere edoch relaxt ogende tred in een tunnel onder de grond liep sprak ik mezelf alle mogelijke moed in. “Links rechts links” zei ik. “Ziggezagge ziggezagge! hey hey hey!” zei ik, en ik zwaaide met een denkbeeldig vuistje naast mijn slaap.
De plotse beslissing om het niet op te geven en te proberen om toch nog deze trein te halen zorgde voor een licht gevoel in mijn hoofd. Ik zag alles en iedereen flou aan me voorbijgaan, zoals in dat clipje van 2 become 1 van The Spice Girls, waarin Posh Spice een hertenjong flou aan haar ziet voorbijgaan. Plots voelde het helemaal aan alsof ik in een girls band zat en last had van een beetje runner’s high. En dan was ik nog niet eens op perron vier.

Hoe ik de trap op ben geraakt, ik weet het niet meer, maar plots stond ik oog in oog met de wachtende trein. De deuren stonden nog open maar snel beslissen was desalniettemin de boodschap. Mijn hart begon luid te bonken: moest ik naar een linker-rechter of midden-wagon stappen? En had ik daar nog tijd voor? Hoe lang had ik nog?! Ik had echt wel geen tijd te verliezen, dat voelde ik aan de sfeer op het inmiddels lege perron. Ik koos links, zette het op een snelstappen en sprong uiteindelijk met kuiten vol melkzuur in de eerste de beste linkse wagon.

Ik keek naar mijn horloge: nog een halve minuut voor vertrek! Hehe! Achter mij hoorde ik nog mensen de trein opstappen. Ze zagen er rustig en beheerst uit, in tegenstelling tot ikzelf, bij wie het hart in de oorlellen klopte. Zo close bij mijn trein missen was ik gewoon nog nooit geweest. Hoe iedereen zo rustig zo dicht bij het missen van een trein kan blijven, ik snap er simpelweg geen jota van. Het getuigt niet alleen van heel weinig respect voor het werk van de aan zelfmoordenaars blootgestelde treinbestuurders, het is ook nog eens sociaal storend. Want dan heb je een plaatsje gezocht in de wagon, al je spulletjes uitgestald op het tafeltje en denk je ‘dit plaatje is compleet’, en dan stapt er weer zo’n respectloze telaatkomer de wagon in die per se naast je wil komen zitten. Ja zeg sorry, eerst komt alles maalt, vind ik.

Maar nu was ik dus zelf sociaal storend. Nu moest ik het plaatje verstoren. Ik probeerde niet op te vallen en hield mijn adem in terwijl ik mezelf naar het enige lege plekje in de wagon bewoog. Stilletjes liet ik mezelf neerzakken in de groene zetel. Op het allerlaatste moment stootte ik daarbij per ongeluk met mijn knie tegen een knie die tegenover mij zat. Aan de knie hing een baardig lichaam dat plots de diepste zucht uitstootte die ik ooit had gehoord. “Grrrrrmhhhhhmzzzzssssst” zei de baard. Ik keek hem aan en besefte dat dit wel eens een heel erg lange treinreis kon worden.

The End (maar nog niet helemaal!)

Als m’n hartje klopt, en dit treintje stopt zal ik weer bij je zijn

Ik vertelde ooit dat ik nooit te laat kom voor mijn trein. Nu ik erover nadenk vrees ik dat het gewoon mijn manier van vertellen was dat ik een dwangneuroot ben. Zo van: zeg niet ‘ik ben me toch een controlefreak van jewelste’, zeg ‘ik kom nooit te laat voor mijn trein’. Het klinkt positiever, en je doet er de treinbestuurders een groot plezier mee. Die mensen hebben het al niet makkelijk met al die zelfmoordenaars die vanachter de struiken plotsklaps onder hun wielen kunnen springen. En dus kom ik graag op tijd, uit respect.

Wel, dat was vandaag wel even anders. Doordat ik net iets te lang was opgehouden (Het Kruidvat. Wel 25 procent korting op alle gelaatsverzorgingsproducten. Aan de kassa.) zag ik tot mijn grote paniek dat de trein al op het spoor stond toen ik het station binnenstapte. Dat overkomt mij dus NOOIT. Ik sta erop dat ik elke trein die ik in heel mijn leven genomen heb, neem en nog zal nemen het station zie binnenrijden. Maar deze middag stond hij er dus al. Op de grote stationsklok zag ik dat de trein binnen vier minuten zou vertrekken. Ik ben een dusdanige neuroot dat ik vind dat ik te laat ben voor mijn trein als hij al op het spoor staat als ik aankom en als hij al binnen vier minuten vertrekt. ‘Fuck‘, denk ik dan, ‘Trein gemist‘.

Na twee minuten nadenken over hoe ik het best het uur kon vullen dat zich eindeloos voor mij uitstrekte eer de volgende trein er zou zijn (een cola light drinken tussen de marginalen in stationscafÈ ‘Pegasus’? weer beginnen roken? witte oortjes tellen?) kwam ik plots tot een inzicht: ik kon ook nog proberen om deze trein, die er nog steeds stond, gewoon te halen. Het was een beetje gewaagd, maar ja en?

Ik besloot het erop te wagen.

(ja, dit is een deel ÈÈn. Maar wat voor ÈÈn!)

lilith is een 23-jarige meisjesvrouw

En kan daar best mee leven.

Blijkbaar staat er vandaag een stuk in Espresso, de jongerenkrant van de Standaard, over de origineelste weblogs/ favo weblogs van de redactie. En we staan erbij.

Quote:

Tales from the Crib

Een Nederlandstalige lifelog van een 23-jarige meisjesvrouw die zonder vrees voor plaatsvervangende schaamte te lezen is. Je tenen gaan niet krullen van de genante details, maar de stukjes zijn onderhoudend genoeg om regelmatig binnen te vallen bij deze chicklitlog. Een zoeterige layout en de goedgeschreven teksten met de nodige aandacht voor spelling en grammatica maken dit een aangemame uitzondering in het Vlaamse bloglandschap.
www.talesfromthecrib.be

Een aangemame uitzondering.
Straks toch maar eens de papieren versie halen.

Een overzicht vind je hier.

lilith zit in een wormgat

Het is best vreemd, hoor.
De laatste weken loop ik constant mensen tegen het lijf uit mijn verleden!
Het begon zachtjesaan, met een bezoeker uit een middelmatig ver verleden. Ik zat in de stationshal en zag plots iemand op me af komen waarvan je denkt hmm wie is het wie is het toch ook al weer? Bij mensen uit een niet zo heeeul ver verleden weet je het wel snel hoor: ‘he, het is iemand uit mijn verleden en het iiiiiiiiis …’, zeg je dan. En dan herinner je je meestal weer wie het is. Eens je weer weet wie het is kun je wel honderden dingen samen doen, zoals samen de trein nemen naar een verre bestemming en vertellen dat je in Ter Zake bent geweest. Het is altijd leuk om mensen te ontmoeten die je maximum twee jaar niet meer hebt gezien.

Maar toen werd het dus ingewikkelder, want toen kwamen er plots mensen uit een verder verleden mijn levensweg kruisen. Mensen die ik al niet meer had gezien sinds like… 1998! Ofzo. Dan heb je meer zoiets van hey wat kijk je zo lang in mijn richting wat heb ik van je aan misschien wie is het oh het iiiiiiiiiis….waaaaaaaarschijnlijk…. iemand van vroeger? En dan weet je het dus helemaal niet. Dan kan het al net zo goed iemand zijn die ooit nog in je favoriete broodjeswinkel in Gent heeft gewerkt of iemand die in het derde leerjaar op de bank achter je zat. Nadat je het ambetante gevoel hebt weggewuifd met een vrijblijvend knikje kan je gelukkig weer rustig verder met je gewone leven, want ik vind: je bent gewoon helemaal niks verplicht tegenover mensen uit 1998. Zeven jaar is definitely een goede verjaringstermijn voor vriendelijkheid.

Maar daar stopte het natuurlijk niet bij. Het was gewoon een voorbereiding op. Dit weekend werd ik geconfronteerd met twee personen uit een nog verder verleden dan 1998. Nu vraag ik je! Waar komen die plots allemaal vandaan? Vanmorgen stond ik godbetert plots oog in oog met de orthodontist die mij tien jaar geleden tweewekelijks op het hart drukte dat ik mijn nachtbeugel moest dragen.
Dat was wel een beetje een teleurstelling, dat besef. Bij het eerste moment van herkenning dacht ik namelijk dat ik dokter Jan van de Wouden uit Medisch Centrum West in levende lijve zag. ‘Hey, waar is Reini?’ wilde ik nog grappen, maar toen besefte ik dus dat het mijn ex-orthodontist was, die dus alleen maar heel erg goed op Jan van de Wouden lijkt. Tien jaar geleden ook al. Sommige associaties vergeet je niet hoor.
En toen bladerde ik door de krant en zag ik dat mijn favoriete cafÈbaas uit mijn middelbare schoolcarriËre erin stond! Hij was overleden. Maar hij stond er dus wel in! Bij onze laatste ontmoeting was 1998 nog een futuristische gedachte die we wegspoelden met een glas frisse SAS-pils. Maar ook SAS brengt geen mens onsterfelijkheid, zo blijkt maar weer.

Wat speelt er toch in de kosmos, denk je dan? Omwille van welke duistere redenen kruisen onze wegen plots? Is het verhaal nog niet af? Behalve van de cafÈbaas, dan. Maar zelfs dat. Weet je natuurlijk maar nooit.

lilith houdt van west-vlaams

En ik quote:

***(als tftc al was vernieuwd dan had hier een mooie quote-functie gestaan. Maar daar gaan we het niet meer over hebben. Neen, we zwijgen erover. Want hij maakt alles nieuw. Als hij tijd heeft.)***

KORTRIJK – De West-Vlaamse luisteraars van Radio 2 hebben ,,wrikkelgat” uitgeroepen tot het mooiste dialectwoord van de kustprovincie. Anderhalve week lang konden de luisteraars suggesties doorsturen. De reactie was volgens Radio 2 West-Vlaanderen erg groot. Een ,,wrikkelgat” is iemand die niet kan stilzitten, een ongedurig persoon.

In de toptien kwamen verder voor, in die volgorde: truntekousse (zeurkous), tsjolen (sukkelen), swoateloare (praatjesverkoper), stoffoasje (materie), buuketetje (navel), wietewoai (onnozelaar), gejeund (geamuseerd), gow (komaan) en bachten (achter).

Bron: De Standaard.

Alleen buuketetje kende ik nog niet. Buukepit, zo zeggen wij dat alhier.
Maar weest nu eens allen eerlijk! Is west-vlaams niet het meest gemoedelijke, fantastische en lieve dialect ooit gesproken? Wij zeggen ‘jutekakkoo’ als we schommel bedoelen, noemen papsneeuw ‘pappeloete’ en lieveheersbeestjes ‘pimpaljoentjes’.

Nu is het enkel nog wachten op de verkiezing van de mooiste west-vlaamsche uitdrukkingen, want die zijn in mijn ogen nog mooier dan woorden alleen.

“Babbel’n teg’n en oend met en oedje an”, daar moest Youri onlangs nog belachelijk hard om lachen, bijvoorbeeld. Het betekent iets als ‘sociaal zijn’. Of ‘het zwin in de beetn jag’n’ , wat zoveel smakelijker klinkt dan ‘eens goed uitgaan’.

Wie vult aan? En hebben jullie dat in jullie eigen dialect ook, woorden of uitdrukkingen om trots op te zijn?

lilith en de witte oortjes

Ik heb een nieuwe tic ontwikkeld. Hoewel ja, tic is een groot woord.
Het is niet echt zo’n tic zoals bij Gilles de la Tourette ofzo, dat ik constant met mijn kin tegen mijn knie wil slaan om er dan keihard over te vloeken, maar het is wel iets dat ik de laatste tijd opvallend meer doe dan in alle jaren ervoor samen. Is dat dan een tic, of is dat dan geen tic, dokter?

In elk geval: ik tel de witte oortjes. In stations heb ik er het vaakst last van, omdat stations heuse broeinesten van witte oortjes zijn. Of beter: broeinesten van oortjes. Want witte oortjes zijn de witte raven van de oortjes, namelijk, en daar bestaan simpelweg geen broeinesten van omdat ze dus zo speciaal zijn. En dus tel ik ze. Veel werk heb ik er niet aan, maar onbewust ben je er toch constantly mee bezig, hoor.

Dat begint dus met het speuren. Daarbij kijk ik iedereen op het perron onopvallend in de oorschelp. Natuurlijk wel vanop een afstand enzo, want mensen voelen zich soms ongemakkelijk als ze merken dat je in hun oorschelpen kijkt. Ik vind dat onnodig en getuigen van valse bescheidenheid, want alle binnenkanten van oorschelpen zijn voor mij gelijk, ik ben daar echt niet discriminerend in. Wat mij interesseert, is hoe die schelpen zijn opgevuld. Er zijn drie mogelijkheden, zo weet ik:

a. de schelpen zijn leeg
b. de schelpen zijn voorzien van oortjes, maar geen witte
c. de schelpen zijn voorzien van witte oortjes

De laatste groep is het zeldzaamst, en dus het leukste om te tellen. Bij groep a en b blijf je gewoon bezig. Groep a houdt niet van mp3-spelers of is arm, en groep b heeft geen smaak of geen benul of geen geld om een deftige mp3-speler te kopen. Dat brengt ons bij groep b-bis. Die ik haat. Omdat ze me soms bijna liggen hebben. Groep b-bis vult de schelpen met semi-witte oortjes. Dan denk je: aha, iemand met een iPod! Dan denk je: ik doe de iPod-move, zodat hij weet dat ik er ook ÈÈn heb. (iPod-bezitters scrollen bijna onopvallend even over hun wheel als ze iemand anders met een iPod zien, zoals bij motards. Nu ja, je moet het weten.) Dan denk je: gadsamme, wat is dat stomme zilveren boordje aan zijn oortje? En dan weet je: ik ben er weer ingelopen, deze telt niet mee voor het klassement, dit is een zoveelste FAKER! Koop dan toch een discman, man, denk je dan. Koop dan toch een discman.

Ik denk dat ik iemand ben die tics nodig heeft om de madness te overleven. Zo heb ik een tijdje Deirdre’s verzameld. Dat kwam doordat ik vorig jaar in minder dan ÈÈn maand twee Deirdre’s leerde kennen. Aangezien ik in de 22 jaar daarvoor nog nooit iemand had ontmoet die Deirdre heette vond ik het een goed idee om vanaf dan alle Deirdre’s bij te houden die ik ontmoette. Sinds dat moment heb ik nooit nog een Deirdre gezien.

Pas op: van dat soort ervaringen word je sterker.

lilith denkt na over de panos

Eerst was het nog best gezellig.

Toch gezelliger dan je zou verwachten van een wachtrij aan de stations-panos. Ik keek via de spiegel achter de toonbank naar de mensen achter mij. En ook een beetje naar mezelf, of alles nog wel goed zat na de immense sneeuwval waar ik net kwam doorgeploeterd. Ik deed mijn haar uit mijn ogen, en de mensen achter mij keken naar mij terug. Stiekem was ik blij dat ik voor hen in de rij stond. Voor is altijd beter dan na, vind ik. En ik had honger. Toen keek ik, opnieuw via de spiegel, naar het meisje voor mij, dat via dezelfde spiegel hetzelfde deed als ik. Zo zag zij mij dus achter haar staan. Ook zij was blij dat ze voor mij stond. Ik vond het dan weer jammer dat ik achter haar stond. Gezelligheid ten top was het.

Het meisje voor mij was aan de beurt. ‘Een broodje Texas zonder augurk’, sprak zij, alsof ze al jaren niks anders deed. Ik trok mijn rechterwenkbrauw naar omhoog, zodat het meisje het had kunnen zien indien zij via de spiegel naar mij had gekeken. Jammergenoeg keek zij net op dat eigenste moment naar haar portefeuille. Daar sta je dan, met je wenkbrauw in de lucht, en iedereen achter je kan het zien, he. Hatelijk is het!

Ik trok zo snel als ik kon mijn wenkbrauw weer naar beneden, net op tijd om te horen hoe de mannelijke metgezel van het meisje van de Texas zonder augurk een Club zonder mayonaise vroeg. Ik moet zeggen: toen brak mijn klomp. Gelukkig leg ik niet snel sociale contacten met wildvreemden, want anders had ik het olijke broodjesduo er zeker over aangesproken. Een Texas zonder augurk is geen Texas, maar een broodje met preparÈ. Een Club zonder mayonaise is een broodje met hesp, kaas en groentjes, asjeblieft. Waarom denk je dat het Texas en Club heet in the first place, denk ik dan? Omdat het allemaal vast hangt aan de vastgelegde en geijkte panosformules, daarom!

Wat ik me nu dus al jaaaaaaren afvraag. Is de panos-directie op de hoogte van het feit dat klanten wijzigingen aanbrengen in de geijkte formules van de Clubs, Texassen en Di Mare’s? Worden de aanpassingen door middel van een turfsysteem bijgehouden per Panos, om te zien of de standaardbroodjes wel in de smaak vallen bij de klanten? Wat een fantastische staalkaart zou het wel niet zijn? “Volgens recente studies van Panos eten de Kortrijkzanen beduidend minder augurken op hun brood dan hun collega-broodjeseters uit Sint-Niklaas. Zij kiezen dan weer wel vaker voor ananas bij hun kip-curry.”
En vooral: bemerkt Panos het signaal? Telkens ik een broodje kaas bestel met weinig mayonaise (geen Hollandia, want dat is met, aha!) geef ik een belangrijk signaal door: Panos, jullie mayonaise is niet lekker. Dat is duidelijk. Ik verwacht dan ook dat Panos binnen dit en enkele maanden met een andere mayonaise-leverancier in zee gaat.

Maar hoe o hoe geef ik door dat ik graag geraspte worteltjes op mijn broodjes wil? Want die hebben ze dus niet, he. En die zijn lekkerrrr!

‘De volgende’ zei het meisje van de Panos.
‘Een broodje met kaas, groentjes en WEINIG mayonaise’ zei ik, en ik trok ostentatief mijn neus op.
In de rij achter mij weerklonk een bemoedigend geroezemoes.
Ik word altijd zo verschrikkelijk emotioneel van signalen, hÈ.
En zeker als het sneeuwt.

Lilith’s relatie en het blogverlof

ìLilithî, vragen mensen mij soms ìhoe is jouw relatie met Youri nu eigenlijk echt? En zijn jullie heus zoín droomkoppel als wij al jaren stiekem vermoeden?î
Kijk, op dat soort vragen antwoord ik graag. Dat je je van het ene moment op het andere compleet opgekikkerd voelt omdat je over jezelf mag vertellen zonder opdringerig over te komen, heerlijk is dat! En niet alleen over mezelf, maar ook nog eens over mijn relatie. Wat nog maar eens bewijst dat die geruchten over mijn vermeende egocentriciteit volledig uit de lucht gegrepen waren, en waarschijnlijk afkomstig van mensen met een pak minder views en zonder relatie. Dat heb je dan weer wel.

ìIk heb een goede relatieî, zou ik dan met een minzaam glimlachje gezegd hebben. Like Jesus to a child. (by the way: wat een aandachtshoer, die George Michael. ëIk ga weg hoor, ik ga nu echt weg hoorí, terwijl het kleinste kind kan zien dat het zijn ultieme poging is om nog eens op tv te komen. De afscheidscadeautjes zullen nog niet goed en wel zijn uitgepakt en daar komt de compleet nutteloze come-back er al aan, net als bij Gella Vandecaveye. Gella, die volgens mij al jaren een trouwe George Michael-fan is en nooit afstand heeft kunnen doen van de strooien Wham-kuif die ze zich tijdens hun afscheidsconcert liet aanmeten. Ga die Hella.)

ìJep, mijn relatie is goedî, zou het uit monde van mij hebben geklonken. Tenminste, als jullie het mij voor het blogverlof hadden gevraagd. Voor het blogverlof was alles nog helemaal koek en ei tussen ons, namelijk. Youri en ik renden hand in hand over groene heiden en langsheen berg en dal, bloemen in ons haar en schaterlachend om een occasioneel langshuppelende berggeit. Dat kwam: de plannen voor het riediesaainen van tales from the crib waren toen nog best vaag. Wij waren er voor het blogverlof van overtuigd dat grootse dingen ons deel zouden zijn, en dat we saampjes dit blogje wel eens zouden wassen. Maar goed, toen kwam de realiteit plots vanachter een groen heuveltje in ons gezicht gevlogen. Toen werd het dus serieus.

ìWat wil je dan concreet, dinge?î vroeg Youri mij dan, iet of wat ongeduldig wordend.
ìIk heb het toch al gezehegd?î rolde ik dan met mijn ogen.
ìEen beetje vrolijker, en meer kleur en roze maar niet te roze is niet concreetî, zuchtte Youri dan. ìWaar wil je wat?î
ìJij bent de webdesigner!î, riep ik dan uit.
ìMaar jij vindt de dingen die ik voorstel nooit goed!î sprak my darling webdesigner dan verontwaardigd.

En gelijk had hij! Dit scenarie herhaalde zich gedurende twee weken om de drie dagen, telkens we ëeven zouden kijken voor de blogí. (scenarie ja. scenarie is een leuk woord.)

En dus houd ik mezelf persoonlijk responsabel voor het feit dat tales from the crib nog eventjes doormoet in het oude jasje. Ik ben ook verantwoordelijk voor het feit dat Youri er geen datum meer op durft prikken omdat hij mijn blogswings niet kan voorspellen. Maar, en dat is nog veel sjieker: het ziet er achter gesloten deuren echt al allemaal heel mooi uit, de v2.0 van dit blogje, en ook daar heb ik dingen mee te maken, vind ik.

Ik geef hem nog een week.
Onze relatie geef ik na het overleven van deze crisis nog jaaaaaaren.