Mannekes mannekes, wat hadden wij het fijn.
Ik achter het stuur van zijn zilvergrijze bolide, en hij in de passagierszetel, stralend van stiekeme trots omdat hij toen al wist dat ik als een echte door de bochten van het industrieterrein zou sjeezen.
Want beste mensen, ik ben drieÎntwintig jahr en ik heb inderdaad mijn rijbewijs nog niet!
[publiek is volledig onthutst en roept dingen als : ‘lege tinke!’ en ‘awoert’]
Mijn theorie haalde ik in ÈÈn keer binnen op piepjonge leeftijd , maar toen het moment aangebroken was dat iemand mij effectief moest leren rijden vond er een ware vlucht plaats uit mijn toenmalige woonplaats V. Hebben en houden werd op boerenkarren gehesen, en niemand werd ooit nog teruggezien. The story goes dat sommige oud V-enaars ondergedoken leven in een chinees bergdorpje, en zodanig veel stuipen op hun lijf hebben dat het niet mooi meer is. Anywayz! Na den Grooten Vlucht van 1999 werd een chinese vrijwilliger aangeduid (zijnde mijn vader) die mij moest leren rijden, maar hij hield het ook al niet langer dan drie lessen vol. Ik ben de eerste om toe te geven dat het niet bepaald bijster clever was om een chinese vrijwilliger aan te duiden in het midden van het wielerseizoen, maar ik was jong en ik wist niet beter.
Ik stak Youri’s bolide in route.
Ik liet het beestje een paar keer snakken om op gang te komen, en na een paar keer oefenen bleek ik het starten nog steeds op verbazingwekkende wijze onder het knietje te hebben. Ik sjeesde van eerste naar tweede en terug, gleed als op wolkjes langs ronde punten en ik meende zelfs zuchtjes van bewondering te horen in de zetel naast mij. Autorijden was duidelijk helemaal mijn ding. ‘Rij maar dat straatje in’ deed Youri, ‘en dan naar rechts’. Youri is een held hoor, in dat soort kalmte en begeleidingskracht. Ik reed gezwind richting het straatje waarover hij het zonet nog in zijn mooie bewoordingen had gehad. Ik maakte een geweldig mooie draaibeweging, zodat ik door de bocht ging en plots in het midden van de rijbaan kwam te staan. Gelukkig was dit een (zo goed als afgebrande) industriezone op zondagnamiddag, en dan is er van industrie geen sprake. Dachten wij!
Vanuit mijn ooghoek zag ik plots een andere bolide opdoemen, nog groter dan de mijne. Hij kwam vanop een parking recht op mij afgereden. Dit gebeurde zodanig traag dat alles plots sneller leek te gaan. ‘En nu naar rechts’ zei Youri nog steeds kalm, terwijl ik me plots niet meer kon herinneren of ik nu met de auto of met de fiets was. De andere bolide kwam steeds dichter bij. Ik viel stil. Bwahahaha! Zeg niet te gauw dat het weer een vrouw is, jonges! De auto deed teken dat ik mocht naar rechts gaan. Maar hoe? Ik had immers plots geen idee meer, hoor. Maar ik mocht en kon mijn angst niet laten zien, want dat ruiken ze, die dekselse wegpiraten. Ik deed alsof ik het allemaal volledig onder controle had. Ik startte de bolide, knikte naar de meneer, en stak met grote manieren mijn ruitewissers aan in plaats van mijn pinker.
De eerste nederlaag voor de zilvergrijze bolide was een feit.