Op het Bedrijf werkt een tweeling.
Dat valt niet alleen op te maken uit de identieke vorm die hun uiterlijk heeft aangenomen, maar ook uit het feit dat de tweeling elke dag identiek dezelfde outfit draagt om naar het werk te komen. Datzelfde geldt voor hun kapsel, hun bril en de manier waarop ze hun schoenveters knopen. Mind you: de tweeling is geen drie, maar zeker veertig.
Ik zie de tweeling meestal tijdens de middagpauze, in de kantine.
Ze intrigeren me mateloos.
Terwijl ik een kommetje soep naar binnen lepel stel ik me vaak voor hoe dat gaat, zo opgaan in het tweeling zijn. Hoe de tweeling elke morgen voor de kleerkast overlegt, wie er het initiatief neemt, wie meeloopt. Ik stel me voor hoe ze bij het winkelen altijd tegelijk naar hetzelfde grijpen en dan eens gemoedelijk knikken. Tweelingen hebben genoeg aan weinig woorden.
Dat zie ik als ze samen zitten.
En ze zitten altijd samen.
Recht tegenover elkaar, identieke brooddoos aan dezelfde kant van de tafel.
Gevuld met dezelfde broodjes, ja.
Alsof ze eten terwijl ze in de spiegel kijken.
Alles was rustig in tweelingland, tot er deze week een paniekerige mail in de inbox van iedereen in Het Bedrijf zat.
Er was een brooddoos van de tweeling verdwenen, waardoor één zus er wel één had en één zus niet.
Symmetrie volledig verstoord!
Om aan te tonen om welke brooddoos het ging zat er een foto bij. “Van de brooddoos van mijn zus”. Dus.
En opnieuw gingen mijn gedachten in overdrive. Hoe ze – als de doos niet werd teruggevonden- samen de overgebleven doos zouden weggooien. Want je bent een tweeling, of je bent het niet. Vanmiddag zag ik dat het niet nodig was: twee dozen, aan dezelfde kant van de tafel. Identieke broodjes, in elke doos nog even veel.
Tweelingen, daar word ik nu eens zwaar rustig van, zie.