Dat lopen, dat blijft bovenal een geweldige mentale strijd, bij mij. Want kijk, ik mag dan wel nog altijd niet van de slankste en de sportiefste zijn, maar ik ben per slot van rekening nog geen dertig, heb op goede dagen officieel geen obesitas meer en heb ook niet af te rekenen met enige vorm van kwetsuur of slijtage. En dus verwacht ik wel één en ander van mezelf. Meestal dingen die ik totaal niet kan waarmaken, als daar zijn:
* snel genoeg lopen om niet voorbijgestoken te worden door recreatieve wandelaars
* lopen en denken: “maar geestig dat dat hier is! Man toch, ik loop snel nog een kilometer of zeven bij, just for the fun of it!”
* een afstand lopen die ik durf posten op mijn facebookpagina zonder in schande te vallen
* na die afstand thuiskomen zonder een pimpelpaars hoofd op mijn schouders
* vooruitgang. EN RAP.
Vooral dat laatste werkte de laatste maanden op mijn systeem. Elke keer als er wat vooruitgang en plezier bij kwam kijken belandde ik namelijk in het ziekenhuis, waarna ik weer helemaal van nul moest beginnen. Ik ben dan toch tenminste de loper die al het vaakst van nul begon, denk ik soms, en aangezien dat het moeilijkste schijnt te zijn ben ik dus eigenlijk wel nog een stoere. Maar ik geraak niet vooruit. Toch niet vooruit zoals mijn echtgenoot vooruit geraakt.
En toch. Ik ben sinds januari weer keihard bezig. Door regen en wind, rond vijvers, snakkend naar adem, op zoek naar een tempo en enige vorm van fysieke conditie of lol in het hele gebeuren. En het kwam niet, en het deed pijn, maar ik bleef die dekselse basketsloefkes aanbinden en vertrekken en vechten tegen het stemmetje dat bleef zeggen dat ik beter zou beginnen salondansen. En deze middag, in de vrieskou langs mijn oude vertrouwde vaart, vond ik voor het eerst in superlang mijn draai. Ik had geen last van mijn adem, of mijn benen, of van stemmetjes. Ik liep, en ik bleef lopen, en ik kwam tot het besef dat ik met relatief gemak een afstand liep van tien keer zo ver als ik in het middelbaar niet eens kon uitlopen in de turnles. En lord knows dat ik het toen heb geprobeerd, met een rood hoofd en tranen in mijn ogen van frustratie.
Dus neen, ik ben nog niet bepaald klaar voor de ten miles, ik. Er is nog een hoop werk aan. Maar potverdorie, ik kan vlak tegen mijn dertigste aan wel minstens tien keer langer aan één stuk lopen dan toen ik nog een jong springertje was. En volgens mij wordt het vanaf nu alleen maar beter, als er geen ziekenhuisopnames op de loer liggen.

(ik heb het zeker gejinxt nu, ik weet het)