“U heeft toch niet echt gedacht dat het aan u lag?“.
“Natuurlijk heb ik dat gedacht. U wilt niet weten wat ik allemaal heb gedacht“.
De kinderarts keek me aan met een mooi afgemixte mengeling van begrip en compassie.
“Wat jammer dat u dat heeft moeten denken.”
En ik weet het best. Sinds Flo er is weet ik het allemaal nog veel beter, dat er geen twee kinderen gelijk zijn en dat een ander zijn ouderschapservaring met die van jou vergelijken nergens op slaat. Elke keer als ik iemand hoorde zeggen dat ze de babytijd ge-wel-dig vond gingen er messen door mij heen, ooit. Ik vond de babytijd van Dexter een van de ergste ervaringen uit mijn leven. Omdat mensen me verzekerden dat alle baby’s nu eenmaal huilden en ik daardoor ging geloven dat ik simpelweg niet opgebouwd was uit materiaal dat moederen mogelijk maakte. Dat ik misschien minder goed tegen huilende baby’s kon. Dat ik zwakker was dan andere moeders die het wel aankonden en glimlachend met hun baby’s in de buggy over straat liepen, in plaats van dat ze zin hadden om in foetushouding op de grond te liggen wachten tot het voorbij was, dat eeuwige en steeds opnieuw beginnende gekrijs waarvoor geen oorzaak werd gevonden.
Een kennis met een hele makkelijke baby zei ooit dat ze heel goed tegen huilende baby’s kon, dat dat haar nu eens echt niks deed. En daar stond ik dan weer, met mijn amper verwerkte postnatale depressie als een bewijs van teergevoeligheid op mijn CV. Me in stilte af te vragen of het gewoon dat was, dat ik simpelweg niet goed tegen huilende baby’s kon en er dus gewoon misschien beter geen had gekregen. Waardoor ik me dan weer schuldig begon te voelen omdat ik zo lichtvoetig en naïef aan het hele babyavontuur was begonnen. Ondertussen weet ik dat er huilende baby’s zijn en huilende baby’s. Dat wist ik toen ook, maar die avond was het gewoon niet wat ik wilde horen.

En nu is Flo er. Volgende week al zes behoorlijk fantastische maanden. Zes maanden die voorbij zijn gevlogen, terwijl de eerste zes maanden van Dexter jaren leken te duren.

Flo, die sinds de dag dat ze er ineens was opgetrokken lijkt uit zonnestralen. Ze had even wat last van krampjes, wat me deed beseffen dat er een groot misverstand bestaat over ouders van huilbaby’s. Een misverstand dat ik de laatste maanden regelmatig op mijn pad vond: “Jullie hebben al zoveel meegemaakt, nu wordt alles een makkie“. Wel. Tijdens de paar moeilijke dagen (en het waren zelfs geen dagen maar namiddagen, als ik eerlijk ben) besefte ik dat het net het tegenovergestelde is. Ik heb minder draagkracht dan andere ouders. Ik heb in de eerste maanden met Dexter zoveel gehuil doorstaan dat mijn emmer nog steeds vol zit. Misschien wel voor altijd.
Een huiluurtje van Flo bracht direct weer paniek met zich mee die niet evenredig was met de situatie die zich aandiende. Dat ik het niet zou kunnen stoppen. Dat het weer begonnen was. Dat ik er zo geen zin meer in had, ook. Een posttraumatische stress-stoornis, zei mijn psychologe ooit. En ik denk echt dat ik reageer op een huilende baby als een Vietnamveteraan flipt op onverwachte geluiden. Alle alarmen aan. Code rood. Wat een ongelooflijk geluk dus, dat Flo zo goed als nooit niet vrolijk is.
Ik moet daar niet onnozel over doen, en ik wil het ook niet met de mantel der liefde bedekken en doen alsof je zo’n dingen vergeet: tot nu toe was voor Flo zorgen zowat honderd keer simpeler als voor Dexter zorgen, destijds. Alles is makkelijker. Flo’s aanwezigheid en de manieren waarop ze het een walk in the park voor ons maakt doet ons nu nog een keer beseffen hoe vreselijk dat eerste jaar met Dexter was. Ik hou niet zo van terugkijken, maar als ik terugkijk, dan is dat met nog grotere ogen dan voor Flo. Dat wij dat overleefd hebben. Als koppel, als mens. Dat ik er niet met meer blutsen en builen ben uitgekomen. Dat we zoveel pech gehad hebben ook. Natuurlijk niet in vergelijking met mensen met een kindje dat echt ziek is. Dat was tegelijk mijn grootste frustratie dat eerste jaar en het grootste cadeau: Dexter had niks, dus kon er niks aan gedaan worden. Nu ben ik blij dat hij, behalve dat hij zeer gevoelig is, “niks heeft”. Zelfs geen lactose-intolerantie. Helemaal niks dat kan verklaren waarom hij non-stop moord en brand heeft gekrijst in zijn eerste maanden.
Net zoals niks kan verklaren waarom Flo altijd blij is. Het ligt niet aan ons, dat weet ik na zes maanden Flo nog beter dan ervoor. Wij maken geen malcontente kindjes (zoals ik in de eerste maanden met Dexter dacht), en ook geen altijd contente (zoals ik had kunnen denken als Flo mijn eerste was geweest). Ze kunnen niet meer van elkaar verschillen, die twee van ons, op het eerste zicht. Maar ze vinden elkaar wel geweldig, en dat maakt mij dan weer geweldig content.

De komst van Dexter gaf me het gevoel dat ik niet gemaakt was om een kindje te hebben, de komst van Flo geeft me het gevoel dat er niet veel dingen simpeler zijn dan dat. De waarheid ligt ergens in het midden, zoals dat altijd gaat. Maar ik ben zo blij dat ik nog eens de kans heb gekregen om mezelf tegen te spreken. Ik heb alles gedacht, toen Dexter er net was, maar geen enkel moment dat ik een bijzonder geschikte moeder was.
Om dat te geloven moest ik nog eens durven springen, en ik ben elke dag ongelooflijk dankbaar dat iets in mij dat nog heeft gedurfd.
Gelukkige halve verjaardag, lieve Flo.
Het lijkt alsof je er altijd al was, en tegelijk moet ik elke dag een paar keer met mijn ogen knipperen omdat ik niet kan geloven dat je er bent.
Dikke zoen,
je mama