Ik vond het allemaal redelijk AmÈlie Poulain. Het moment dat ik de deur uitging kwam de zon door, en terwijl ik op zoek was naar mijn digitale camera zag ik de onsympathieke buurvrouw van een paar huizen verder op me afkomen. Was het de zon of was het iets anders, maar tijdens het korte gesprek dat daarop volgde vond ik haar plots niet meer zo onsympathiek. Oke, ze steekt de ene sigaret met de andere aan, en ze kijkt bij momenten een beetje streng en verwilderd, maar sinds ons allereerste gesprek waarbij ze ons ervan langs gaf omdat we in dat nieuwe appartementsblok woonden dat haar zicht vanuit de tuin belemmerde, en waarover zij, als buurtbewoonster sinds jaren, niks te zeggen had gehad, sinds dat moment hadden we elkaar niet meer gesproken. Ik informeerde naar de puppy waarmee ik haar al een paar keer had zien langslopen. Na een lange, uitzichtloze uitleg over het ras, waarbij ze zelfs data aanhaalde (‘In 1908, jaja, ik denk dat het dan ongeveer was, opende de Dalai Lama zijn kasteel voor de gewone bevolking, en de europeanen wilden natuurlijk ook zo’n hondje, en dus werden ze naar hier gehaald, ergens rond 1910,..), gebaarde ze dat ik even mee de tuin in mocht lopen. Daar zat het kleine ding, kwispelend naar ons te kijken. Ik speelde een beetje met de puppy, luisterde naar grappige anekdotes over het beestje (nog maar twee keer in huis gedaan, en dan nog omdat de deur dichtgeslagen was door de wind!) en nog altijd vrolijk zette ik mijn weg verder.
Terwijl ik langs straat liep viel het me op hoeveel bouwvakkers er aan het werk waren. Allemaal met hun radio volle bak, afgestemd op de frequentie van ÈÈn of andere lokale zender. Een groepje van drie rasechte werkmannen keek mij aan. Ik zag dat ze aan het nadenken waren over een geslaagde opmerking die ze me tijdens het passeren konden toewerpen. Het had iets kunnen zijn over mijn K3-haar, of mijn borsten, maar zelfs dat niet. Ze mompelden iets onder elkaar. Ik keek schichtig om me heen om te zien of er nergens eentje klaar stond met een grote emmer cement om onder luid gebulder in mijn nek/decolletÈ te kieperen. ‘Zeg juffrouwtje!’ sprak de stoerste van de drie, ‘Zin om de eerste steen te leggen?’ De twee anderen grinnikten lichtjes. ‘Waar moet ik hem leggen?’ deed ik stoer terug. Het bleek redelijk simpel te zijn, zij wezen en ik mocht officiÎel een baksteen ergens neerleggen. Ik kreeg een handdruk van de drie bouwvakkers, en ik vertrok, opnieuw.
De grote markt lag er mooi bij, af en toe in de zon, en ik neuriede de accordeonmuziek uit AmÈlie, omdat het bij mijn innerlijke sfeer pastte. In het groot warenhuis deed ik een bakje jeneverbessen in mijn mandje, en ik schreed naar de kassa. Er stond een redelijk lange rij, maar dat kon me eventjes niet deren. Toen het aan mij was om te betalen duurde het even, want er waren geen zakken meer en ik kon alles niet in mijn apentas krijgen. Geen probleem, ik wachtte wel even tot iemand van de andere kassa een hoop zakken kwam brengen. Ondertussen groeide de rij achter mij nog aan. Daar waren de zakken, en terwijl ik vlug al mijn boodschappen in de zak propte ging het mis: ik stootte met de achterkant van de zak tegen ÈÈn of ander voorwerp dat opgesteld stond aan het uiteinde van de kassa, en het klingelde zo luid tegen de grond dat heel de winkel me aangaapte. Ik glimlachte en ging kijken wat ik kapot had gemaakt en hoe erg de schade was: niet enorm erg, zo bleek, het was een ijzeren hanger die aan de achterkant van kassa’s wordt bevestigd om iets mee te doen. Ik had geen idee wat. Ik vroeg aan het meisje achter de kassa waar ik het ding moest hangen. Ze wees en gaf me een uitleg die niet bleek te kloppen, waardoor ik het ding niet in de eerste nanoseconde aan de kassa kon bevestigen. Van achter mij hoorde ik net iets te luid en net iets te arrogant: ‘Ja juffrouwtje, leg het maar terug in plaats van daar te staan sukkelen!‘ Ik draaide me om met een dodelijke blik in de richting van de stem. Een vijftiger met een baard keek verlegen naar de grond. ‘U mag mij in het vervolg ook aankijken als u kritiek geeft, dat komt iets minder belachelijk over.’ sprak ik. Ik was net volledig uit mijn rol gevallen. ‘Prettige namiddag nog!’ Terwijl ik naar buiten liep hoorde ik een oma iets fluisteren over punkers.
Punkers :)
En thumbs up at Sophie Kinsella, we zouden een bookclub kunnen oprichten als het ware, om boeken te bespreken. En we zouden kamillethee kunnen drinken enal.
*kijkt rond*
Je weet wel..
Whoow ik zou nu graag verdiept zitten te lezen in het dagboek van Lilith, na het lezen van dit fars, oog aan schermhoudend verhaal.!
Djeezes gewoon, wat een interessant leven heb jij toch … :)