Best gezellig hadden we het.
‘Kutkosovaren!’ riep vriendin J. richting drie mannelijke en twee vrouwelijke zelfuitgeroepen dansgoden die homoseksueel stonden te doen op iets van Tavares ofzo. Afkeurend keken we toe hoe ze elkaar maar bleven aanraken en aanwijzen bij elke verkeerdmeegezongen clichÈzin. Heaven! Heaven!, Must be missin’ an angel, ‘Must be missin an angel!’, Missin’ an angeeeeel, ‘Missin an angeeeeeel’.
Ik nipte van mijn witte martini. ‘Niet direct omkijken,’ zei ik, ‘maar die ene met zijn homohaar doet de backings’. ‘Gawd, geef die dude toch een matrjoska ofzo’ sprak vriendin J. richting de meest hoerige en uit plastiek opgetrokkene van het groepje.
‘Uhuh uhuh… Plus’, zei ik, met een vleugje suspens in mijn stem, opbouwend naar het hoogtepunt, ‘dat haar borsten vals zijn’. ‘En lelijk!’ trad vriendin J. me bij. Ja dat waren ze echt wel, lelijk. Alsof iemand twee grote ballen op een plank had geplakt ofzo. OP EEN LELIJKE PLANK!
Dat is het leuke aan vriendin J., dat ze niet te beroerd is om iemand uitgebreid te zitten checken op silliconen of het gebruik van botox. Of op een broekmaat 32. En andere dingen die in een perfecte wereld strafbaar zouden zijn. ‘Hey, nieuwe gsm?’ zei ik, wijzend naar een kleine siemens-gsm met oranje toetsen waarvan ik nooit had kunnen voorspellen dat vriendin J. hem ever ever leuk zou vinden. ‘Al een maand of vier. Ofzo’ zei J. ‘Hmmm’ zei ik. Mijn oren voelden rood aan van de muziek en van de cocktails. Vooral van de cocktails, bij nadere retrospectie.
Toen gingen we dus aan het smsen naar mensen uit het verleden. Naar mooie D. waarmee ik vroeger altijd SEEVde. Naar K. die een paar cafÈ’s verderop iets in de horeca deed. En zouden we naar N.? ‘Neehee, tuurlijk niet!’ proesten wij het uit. Dat is dus ook al het leuke aan vriendin J. Dat ze elk verhaal achter elk van mijn proesten kent. ‘Hij woont nu in Oostende, D.’ zei ik, wijzend naar mijn gsm. ‘Tonen!!’ zei vriendin J. Ik toonde mijn kleurenschermpje. ‘Was wel te verwachten eigenlijk.’ ‘Uhuh, eigenlijk wel.’ We gingen zo helemaal op in het smsen naar het verleden dat we niet hadden gezien hoe Hij met het Homohaar op een stelling in het cafÈ was geklommen. Met wilde, gevaarlijk uitziende gebaren wees hij naar de hoerige plank met ballen. ‘Aaaaaaaaai’ zei hij. ‘Wooownt lit joe dawn agaain’. De plank zwaaide gevlijd naar de stelling.
‘Kutkosovaren’ riep vriendin J. boven de muziek uit.
‘En dat ze er altijd zo bij moeten zingen, bij alles!’
‘Vooral dat, ja.’
Dat is nu net het leuke aan vriendin J. Dat ze niet van me verwacht dat ik er ook nog eens de buitenlandse politiek bij ga betrekken ofzo.
rroft kosova!