Monthly Archives: november 2020

lilith en de Rorschachtest

Ooit was ik geen blogger, en ook geen journalist, en ook geen podcast host.
En toen wel.
Het ging soms zo snel dat ik er niet zo stil bij stond.
Maar het was achteraf bekeken wel wat.

De afgelopen maanden heb ik vaak nagedacht over perceptie.
Over relaties tussen mensen.
Hoe die soms in twee richtingen gaan, maar ook soms in één.

Niet op een schaal van Willy Sommers of Koen Wauters, als ik het dan over mezelf mag hebben.
Kleiner.
Maar wel groter dan ik in overweging nam, toen ik lang geleden begon.

Dat was en is soms verwarrend.

Mensen die mij horen en lezen, plakken woorden op hoe ze mij zien.
Tegen elkaar.
Soms komt het bij mij van horen zeggen.

Soms hoor ik het ze zeggen tegen mij.
Tussen de droge voeding in de Delhaize.
Op een perron.
Op straat milder dan via mail of privéberichten, waarbij mensen soms rechtstreeks in de aanval durven gaan.

Maar de meeste mensen zijn heel vriendelijk, zeg ik dan altijd.
Nadat ik soms van mijn melk was.
Soms zijn ze lyrisch, dat moet dan maar de rest compenseren.

Soms zijn mensen ook vooral geschrokken, dat ik daar plots sta, die van het internet. Met een andere stem of lichaamslengte dan verwacht.
Dan schrik ik een beetje met hen mee, en met wat op die momenten uit hun mond komt.

Je zou denken dat lyrisch per definitie leuker is dan minder positief.
Maar ik weet het niet eens echt zeker.

Het is zoals met een Rorschachtest, besef ik nu.
Als iemand “jij bent zo” doet volgen op iets dat mij in een woord schetst, dan zegt dat vaak meer over de gever dan over de ontvanger.

Authentiek.
Eerlijk.
Echt.
Oprecht.
Wijs.
Grappig.
Fascinerend.

Goed bedoeld.
Meestal met liefde gegeven.

Maar het is zoals met al die mails van reclamebureaus die ik in de loop der jaren kreeg, die begonnen met “beste mamablogger”. Ik denk dan vooral: ben ik een mamablogger? Volgens wie dan?

De ene ziet een vlek in een Rorschachtest, de andere twee kussende herten. De oorlogsveteraan ziet de ingewanden van zijn dode vriend, iemand anders een vagina.

Op goede dagen klopt het beeld enigszins met wat ik over mezelf denk.
Net zo vaak ook niet.
Zoals zand tussen de rand van je badpak en je lies, gaat dat dan soms schuren. Zoals een korrel tussen je tanden waar je te lang op knarst. Dan zeg je dat je er beter niet te veel aandacht aan geeft. Maar knarsen doet het toch.

Als ze in Familieraad aan honderd Vlamingen zouden gevraagd hebben om te zeggen hoe ik ben, dan zou daar echt van alles uitkomen, besef ik steeds beter. Dat helpt wat tegen het schuren.

Tof.
Neurotisch.
Hautain.
Boeiend.
Dwaas.
Rigide.
Sympathiek.
Hoogmoedig.
Lief.
Geschift.
Onsamenhangend.

Tegenstrijdig.
Volgens mij in de top drie, die laatste.

En alles zou even hard waar zijn als niet waar.

Wat je uit alles dat ik ben pikt en hoe je mij of iemand anders definieert, is niet zo toevallig als je misschien denkt.

Zoals als je zwanger bent, en je alleen maar zwangeren ziet.
Zoals naar The Crown kijken, en jezelf weerspiegeld zien in een personage dat wie meekijkt niet eens opvalt.

Wat ik doe schuren of oplichten bij een ander, daar heb ik belachelijk weinig over in de pap te brokken. Wat voor jou een scherpe rand is, is voor de ander immers een glad stukje dat niet of amper kwetst.

En of jij dat ook vindt, daar heb ik dan weer niet veel over te zeggen.

Je doet er – zoals altijd- mee wat jij wilt.

Net als die andere 99 Vlamingen aan wie ze het gevraagd hebben.
En zo moet het zijn.

Over de pedalen stilhouden

Ik blog zelden vanuit de loopgraven, wel als ik happend naar adem en met slijk tot achter mijn oren aan het bekomen ben nadat ik er weer uit ben geklommen.

Ik schrijf over hoe zwaar een huilbaby is als de baby al een paar maanden is gestopt met huilen. Ik vertel over de worsteling met verslaving als ik me geen vogel voor de kat meer voel.

Er moet een korstje op de wonde van de ervaring zitten voor ik me aan het verslag zet. Zodat ik door de stap terug ook het cadeaupapier zie waarin de splinterbom verpakt zat. De vraag is of dat moet. Het is die vraag die zorgt voor stilte, denk ik.

Mijn idool Brooke Castillo, bless her heart, velt in haar podcast weinig oordelen. Iets is zelden of nooit stom of cool of dwaas of bekakt, alles is hooguit fascinating.

Het is het minste dat een mens over 2020 kan zeggen: dat het fascinerend is.

De stroom versnelde dit jaar haast ongemerkt, en pakte me in snelheid.
Wat al een tijd zacht kabbelde ging op een kwestie van een paar dagen kolken. Losse inzichten klonken samen, mijn hoofd ontplofte.

Lockdown 1 was: val eens stil, jong.

Lockdown 2 was: volgens mij heb je het nog niet helemaal gesnapt. Opnieuw dan. Pedalen helemaal stil nu. Tututut! Stil.

Ik heb me verzet, maar geloof dat ik het alsnog snap.
Dat het meest achterlijke dat ik nu kan doen weer als een zot beginnen trappen is.

Dat “geen idee” ook een volledig antwoord is.
Dat juist dan zwijgen misschien een illusie wekt die ik niet gaande wil houden.

Ik heb even geen idee.
En bar weinig antwoorden.
Ik denk wel dat ik er kom, maar nu nog niet.

Er is tijd nodig, en boterhammen met gezouten boter en een dikke laag geduld.

Ik weet het niet, en als gij het ook niet weet, dan zijn we toch al zeker met twee. (maar volgens mij en een schatting van de politie zijn we met veel meer)

P.S.: Ik hoor en voel dat heel wat onder jullie het lastig hebben, en dus deel ik toch een onsamenhangende flarde vanuit mijn persoonlijke loopgraven. Dat ik het ook lang niet weet.

Dat ik soms vind dat ik het goed doe, en mezelf verbaas, om daarna niet te kunnen geloven dat ik het drijfzand met al mijn drijfzand-ervaring toch verkeerd had ingeschat.

En dat is oké.

Ik blijf leren.
Het blijft boeiend.
En even goed frustrerend.

En als we allemaal wat vaker tonen dat het leven niet elke week een ponykamp is, dan voelen we ons misschien wat minder alleen op onze velo/pony.

Vertel eens: hoe is het met jou?