Als ik het te druk heb om goed te zijn, zoals tegenwoordig pijnlijk hard het geval is, dan is er eigenlijk maar één bezigheid waar ik helemaal chill en tegelijkertijd ook warm van word: koken. Het opeten is zelfs zo belangrijk niet, hoewel ik niet kan ontkennen dat het mij nogal een geweldig gevoel geeft te ontdekken dat wat ik gemaakt heb ook werkelijk te vreten is. Drukke winters vragen om weekends waarin ik kan koken. Punt.
En dus duik ik wanneer ik kan in mijn kookboekencollectie die echt beyond belachelijk groot aan het worden is en droom ik ervan om ooit fulltime huismoeder te worden met zeeën van tijd om de meest geniale gerechten op tafel te toveren tegen dat de kinders thuiskomen van school. En schorten te dragen. En weer meer dan honderd kilo te wegen van al het proeven en toch van ’t straat zijn, dus whatever eigenlijk.*sigh*
Mijn allergrootste liefde op dit moment? Mijn potten van Le Creuset.

Ooit eentje gekregen van mijn schoonmama voor mijn verjaardag, later nog een formaatje kleiner dat ze ergens voor mij op de kop had weten te tikken, en daarna geïnvesteerd in een werkelijk overdreven groot exemplaar waar je gemakkelijk met zevendertig uit kunt eten omdat er een domme man op de rommelmarkt hem liet gaan voor zeven euro. Bahaha, maat, domme domme man. En domme domme lilith, want ik heb niet eens plaats in mijn minikeuken om hem op te bergen, laat staan dat hij op mijn minifornuis past. Maar ooit! Ooit!
En sinds vandaag heb ik dus, na maanden kwijlen en sparen, ook een zelf aangeschaft exemplaar.

Pokkeduur, maar content dat ik daarvan word, dat kunnen jullie niet geloven.