Monthly Archives: september 2004

Idool 2004

Pas op, ik hou van Idool 2004. Soms gebeurt het dat ik een paar uur voor het begint zeg ‘Straks is het idool 2004.’ En dat zeg ik niet zomaar bij wijze van ‘laat ik de tv-gids even voorlezen aan mijn medemens’, neen, ik ben stiekem heel opgetogen met dat vooruitzicht. Of niet eens zo stiekem, want anders zou ik waarschijnlijk gewoon zwijgen.

Waar ik naartoe wil: de reden dat ik mededeel dat het straks idool 2004 is ligt in het feit dat ik uitkijk naar de meute wannabe’s die voor heel even vanachter hun oven/beenhouwerstafel/bankloket komen gekropen. De grijze muizen die er rotsvast in geloven dat ze er nooit meer terug naartoe zullen moeten omdat ze ontdekt zullen worden. Naar de mensen waarvan je, na amper ÈÈn blik uitgewisseld te hebben, al weet dat ze nooit maar dan ook nooit ergens zullen geraken, maar door oma’s, nonkels en tantes op elk familiefeestje op het hart worden gedrukt dat ze dat wel ooit zullen doen, en dat geduld een schone deugd is, mijne jongen. Het tragische is dat ik mezelf blijf wijsmaken dat ik dat grappig vind. En dan start de begintune van idool 2004.

Koen en Kris Wauters huppelen van de ene doodsbange kandidaat naar de andere, ik voel de klamme handen tot in mijn zetel, en ik neem mezelf voor om eens goed en hard te lachen. En dan neemt de eerste deelnemer plaats op de ster en zie ik na nog geen halve seconde dat het beeld niet klopt. Dat kan verschillende redenen hebben: een lichtjes loensende blik, een paar tanden die zich al jaren een weg door een bovenlip proberen te banen, een ingegroeide teennagel die zichtbaar parten speelt, je voelt gewoon dat het een oneerlijke strijd is. Trillend wordt nog geprobeerd om het zelfvertrouwen te immiteren van het idool dat wordt nagezongen, maar het is al allemaal kapot voor het begint. En dan zoomt de camera in op een kalf dat langzaam maar zeker verdrinkt, voor de ogen van kijkend Vlaanderen.

En ik weet dat ik naar fantastische televisie zit te kijken. Ik weet dat, mocht dit In De Gloria zijn, ik zou gillen en hinniken van het lachen. Ik roep ‘mo gow zeg!’ naar het scherm, in de hoop dat ik mezelf op die manier in gang kan lachen, maar het lukt niet. Ik zie een jongen met een slecht gebit en een haarsnit waarvoor ik mijn kapper een proces zou aandoen, en mijn hart breekt. Ik wil wegkijken maar ik heb het gevoel dat ik dat niet kan maken omdat dit de enige en allerlaatste keer is dat deze mens zijn ding mag doen op tv, en dus blijf ik kijken. Soms moet ik bijna overgeven van plaatsvervangende schaamte, en dan moet het ergste nog komen: de jury.

Ik zie visogen vanachter brilletjes hun oordeel afwachten, ik zie meisjes met acnÈ die veel te veel tijd hebben doorgebracht in de Fish & Chips om het allemaal nog op iets te laten trekken, heel dat uiterlijk gedoe, en ik wil roepen: ‘Ga weg van daar! Ze zullen je kapotmaken, zoniet verscheuren! Ze zullen heel je lelijk ballonnetje doorprikken en alles tenietdoen dat je mama al ooit tegen je heeft gezegd over talent en showbizzcarriËres! Geloof hen niet, iedereen is mooi, ook jij!’

En dan zie ik het lelijke eendje met een mengeling van woede en huilbui buitenstappen, en net als ik wil roepen dat ze me altijd mogen bellen voor een goed gesprek over hun andere talenten zegt zo’n stuk non-talent: ‘ Als ze me hier niet goedvinden zijn zij slecht bezig, er zijn nog honderden andere mensen die wel doorhebben dat ik echt goed ben! Fuck you, Jan Leyers!’

‘Je bent niet alleen oerlelijk, je bent ook nog eens oliedom, vishoofd!’ roep ik bulderend van het lachen richting scherm.

Bejaarden

We kijken naar de slechtste chauffeur van Vlaanderen en zien hoe twee bejaarde meneren zich een weg door het verkeer proberen te banen. Ze lijken zeker de zeventig gepasseerd, en terwijl eentje rijdt geeft de andere commentaar op diens rijstijl. Het vlot niet zo erg: al tijdens het van de oprit afrijden zorgt een communicatieprobleem voor een misser.
Bejaarde bijzitter: ‘Ge moet nor links draoie’
*bejaarde chauffeur draait naar links*
Bejaarde bijzitter:‘Ik zei nor links!’
Verwarde bejaarde chauffeur: ‘Dat ies toch links?’
Bejaarde bijzitter: ‘Neje, ik bedoelde rechts’

Eens de baan op gaat het rijden niet veel beter, maar toch vinden de twee bejaarde knakkers even de tijd om het te hebben over de snelheidsbeperkingen.

Bejaarde bijzitter: ‘Oe snel rijde gij na?’
Bejaarde chauffeur: ‘Tussen de vijftig en de zestig’
Bejaarde bijzitter:‘Vanaf 67 km per uur krijgde ier een boete van 50 euro’
Bejaarde chauffeur: ‘Oe witte gij da?’
Bejaarde bijzitter: ‘Ienternet È’

Een lichte shock verspreidde zich door de woonkamer.

Voor en na

roodzwart.jpg

Tijd nodig gehad om te beslissen dat ik zwart haar wilde: twee seconden
Telefoontje naar mamie: drie minuten
Telefoontje van mamie naar mij: vier minuten (‘Zou je dat echt wel doen?’ ‘Ja!’)
Mamie die mijn haar kleurt: drie kwartier
Mamie en ik die giechelend naar het resulaat kijken: minstens tien minuten

En nu past mijn haar tenminste bij mijn nieuwe rode winterjas.

Bram

cc-bram-vermeulen.jpg

‘Het is een wedstrijd,
het is een wedstrijd,
het is een wedstrijd die je niet winnen kan’

Bram Vermeulen overleed vanmorgen in ItaliÎ ten gevolge van een hartaanval.

Nietjes

Alsof ze met een bulldozer een leiding hebben geraakt, zo voel ik me de laatste dagen. Ik huil, ik jank er nog een beetje bij en nadat ik heb gecheckt hoe erg mijn make-up is uitgelopen begin ik gewoon opnieuw. Ik doe werk dat niet gewaardeerd wordt en ook nog eens volledig onder mijn niveau ligt, ik ben te dik en er staan strepen op mijn ramen. Maar te dik, dat ben ik vooral.

‘Boehoehoe’ klonk het dan ook vannacht van aan mijn kant van het bed. En dat ik dit jaar al minstens honderd keer ben begonnen met een dieet en dat ik het niet meer onder controle krijg, en dat ik me slecht voel omdat dingen niet meer lukken en dus weer begin te eten, waarna ik me nog slechter voel en weer begin te diÎten. Wat dan om de ÈÈn of andere reden weer grandioos mislukt. De cirkel is haast zo rond als ikzelf.

‘Ik wil dit leven niet tot ik tachtig en nog dikker ben’ hoorde ik mezelf snikken. Neen, dat wil ik helemaal niet, en na een theorie over dat ik gewoon geen garantie heb dat, zelfs als ik mijn kilo’s verlies, ik het voor de rest van mijn leven zal volhouden om wortels te eten begon het snikken opnieuw. En toen hoorde ik mezelf het woord uitspreken dat ik zo verafschuw. Het woord waar ik al jaren laagdunkend over doe: een maagverkleining, zou dat het niet zijn? Of een ring, of nietjes, whatever ze tegenwoordig doen om van dikke mensen normale mensen te maken.

Ik vind het toegeven aan dingen waar ik me al jaren tegen verzet, laat dat duidelijk zijn, maar het vooruitzicht op nog tweehonderd dieetpogingen waarbij er misschien wel ÈÈntje zal lukken voor een jaar, misschien twee, waarna ik weer begin uit te zetten tot proporties die mijn traanklieren in werking zetten, ik ken er betere.

Het snikken hield op. ‘What the fuck are you talking about?’ dacht ik plots, ‘kies je nu echt voor de gemakkelijkheidsoplossing?’
Ja, misschien deed ik dat wel. Ik zou in me laten snijden en nieten dat het geen naam had, en ik zou normaal zijn, niet eens slank, en ik zou uit mijn cirkel stappen met toegeniete ingewanden, dat was het! ‘Je doet belachelijk, je geeft het gewoon op!’ sprak het stemmetje in mijn hoofd. Ik en mijn stemmetje discussiÎerden nog tot een stuk in de nacht. Eerst won ik, toen weer het stemmetje (het stemmetje in mijn hoofd is om de ÈÈn of andere reden de stem van Martine Tanghe, en die kan best streng zijn) en uiteindelijk kwamen we tot een compromis: ik schrijf me zo snel mogelijk in voor een weight watcherscursus waar ik me met mijn new found dikke vrienden elke week laat wegen en waar ik sterretjes krijg als ik kilo’s verlies. Ik zal de cursus trouw bijwonen en alles doen dat ze me vragen en iedereen zal in awe zijn over dat gekke meisje met haar tongpiercing dat maar blijft afvallen. Ik probeer het nog ÈÈn keer, dit keer onder controle van iemand die me staalhard aankijkt als blijkt dat er driehonderd gram is bijgekomen.

Ik en mijn nieuwe dikke vrienden, we gaan het helemaal maken. Martine had zoals steeds gelijk vannacht: nietjes zijn voor mietjes.

Plastiek

‘Youri! Het is zeven uur ÈÈnenveertig!’
‘Wat?’
‘Dat het zeven uur ÈÈnenveertig is!’
‘Ow!’

Zeven uur ÈÈnenveertig is best laat als je om acht uur dertig moet beginnen werken en nog alletwee naar de badkamer moet en nog iets wil eten. Vandaar de ow, die een paar seconden later overgaat in een sprintje naar de badkamer.
Het horen van dat sprintje zet dan weer het miauwmechanisme van Bill in werking, zodat al snel het ganse appartement gevuld is met drukte. Terwijl ik drie keer net niet over de kat struikel probeer ik naar zijn eten te grijpen, maar met een wazige ochtendblik is dat niet echt simpel. Zakje met eten valt, Bill bespringt het, ik struikel weer bijna over Bill als ik het wil pakken, en als hij even later schrokkend zijn eten naar binnenwerkt heb ik het gevoel dat ik er al een halve dag heb opzitten.

Waar waren we? Ontbijt klaarzetten! Ik ben nog maar net begonnen als Youri nog altijd in dezelfde sprintbeweging uit de badkamer komt. Ik badkamer, jij ontbijt? probeer ik met ÈÈn blik over te brengen, en het lukt. Na de badkamer begin ik door het huis te vliegen op zoek naar mijn iPod die ik al een paar dagen kwijt ben, ondertussen bijtend in een boterham met smeerkaas. Niet in mijn rugzak, niet in de slaapkamer, niet in de kast, niet in de andere rugzak, waar is dat ding?! Nog altijd niet in de slaapkamer, ook niet in mijn rugzak, niet in de kast,.. Ow. Toch in de kast dus.

iPod gevonden, ontbijt in zeven haasten weer weggezet en weg zijn we, hijgend en puffend van een veel te haastig half uur. In de lift zuchten we allebei diep. We zijn dankzij onze inspanningen nog helemaal op schema om op tijd te beginnen werken. Terwijl de lift langzaam naar beneden gaat horen we een vreemd gorgelgeluid. Zoals algemeen geweten barst dit complex van de bejaarden, en aangezien er ooit wel eentje de geest zal geven in de gang dachten we dat de reden al gevonden was. Lift stopt, deur gaat open, en net als ik naar buiten wil stappen bemerk ik dat er geen liftopening meer is: heel de uitgang is afgeplakt met mat plastiek. ‘Jullie kunnen er niet uit!’ roept een geÔrriteerde mannenstem vanachter het plastiek. Oke, dan maar weer naar boven en langs de trap naar beneden.

Terwijl we naar beneden stappen horen we opnieuw het gorgelgeluid. Als we de deur naar de gang willen openduwen bemerken we dat er geen deuropening meer is, enkel een laag mat plastiek zoals in de lift. ‘We zijn aan het werken, jullie mogen niet naar buiten!’ horen we dezelfde mannenstem roepen, dit keer nog geÔrriteerder. ‘Halloow, wij moeten wel gaan werken’ doe ik zo geÔrriteerd mogelijk terug. Hij doet een superbe tegenzet door met een stemgeluid doordrenkt van ooggerol terug te roepen dat we ‘dan maar gaan moeten wachten tot het gedaan is en dat het niet meer lang gaat duren, madam! Ik wilde nog ‘IK BEN GEEN MADAM!’ terugsnauwen, maar ik was te verbijsterd om nog iets uit te brengen. Zonder verwittiging zaten we vast in ons appartement, als ratten in een kooi. Al onze inspanningen voor niks. En wat als we net op reis wilden vertrekken en ons vliegtuig moesten halen, wat dan, werklieden? Om acht uur dertig alle uitgangen van een appartement afplakken, genialer kom je het niet tegen.

Ruimschoots te laat kwam ik op mijn werk aan, terwijl iedereen zijn stylo’s al in de desbetreffende dozen had verzameld. Ik moest bijna huilen omdat ik dat gemist had. (dit laatste is verzonnen om het verhaal mooier te maken, nvdr.)