Monthly Archives: september 2004

Roots

ieper.jpg

‘Wat doe je dat toch goed, dat integreren’ denk ik soms als hij op zondagmorgen naar de bakker vertrekt achter pistoleetjes (zonder dat ik hem de weg moet uitleggen!). Of als ik hem plots een woord hoor uitspreken met een tongval die hem een paar maanden geleden helemaal niet zou hebben gestaan, maar nu wel. Schoenen noemt hij nog steeds ‘skoen’n’, maar tegen ‘jouw’ zegt hij nu al heel soms ‘jon’ in plaats van ‘uw’. Al zal hij dat straks waarschijnlijk staalhard ontkennen in de comment-box. Ik denk dat het iets te maken heeft met het toch niet helemaal willen kwijtspelen van zijn roots, of zijn cultuur, of hoe hij het ook zal noemen. Het is soms moeilijk om te geloven, maar Youri is namelijk helemaal geen native Ieperling! Dat ging namelijk zo:

We zouden gaan samenwonen, en plots voelde ik een steen in mijn maag. Want als je gaat samenwonen zonder dat je in dezelfde streek bent opgegroeid dan moet je een keuze maken. En ik wilde niet kiezen, ik wilde gewoon hier blijven wonen. Onder de schaduw van de lakenhalle, en tussen de Engelse kerkhoven, daar is mijn thuis. Zo emotioneel zou ik het tijdens onze discussie over de samenwoonlocatie natuurlijk niet aanpakken, want dan zou hij met zijn vuist op tafel knallen en zeggen dat er in zijn streek ook oude gebouwen staan, en dan zou ik huilen en zeggen dat de lakenhalle zoveel meer is dan een ouhoud gebouhouw! Neen, ik zou gewoon een groot blad nemen en aan de ene kant Ieper schrijven, dan een streep, en dan zijn stad der voorkeur. En dan plusjes en minnetjes, en dan zouden we rationeel handelen met het oog op een goede beslissing. Het zou onze eerste grote ruzie worden, dat wist ik wel zeker.

En dus stelde ik de vraag uit. En hij ook. Tot we op een mooie lentedag voor de lol appartementen gingen bekijken op een immo-website. Ik vinkte appartement aan, en huren, en toen kwam ik op het veldje locatie uit. Ik aarzelde en begon snel over iets anders, want ik was onvoorbereid op deze spontane situatie en ik had mijn plus-en minkolommetjes niet bij de hand. ‘Vul maar Ieper in’ zei hij beslist. Mijn ogen werden nog groter dan ze doordeweeks al zijn, en toen herhaalde hij zijn zin. Er kwam helemaal geen discussie, en ook geen ruzie over katten die hier van torens worden gegooid, hij wilde hier gewoon heel graag komen wonen.

De volgende weken leidde ik hem vervuld van trots naar alle mooie plekjes van mijn streek, en hij kwam nooit meer op zijn beslissing terug. Soms maakt hij me wel nog even onzeker, als hij dingen zegt als ‘Jullie hebben hier echt wel weinig supermarkten, hÈ?’ of dat er hier maar ÈÈn copycenter is, terwijl dat er bij hem zeker vijftien waren. En dat je zo lang moet rijden voor je weer een beetje bewoonde wereld ziet. Ik denk altijd dat dat het begin is van een aankondiging dat hij wil verhuizen ofzo. Tot hij eraan toevoegt dat hij dat net zo helemaal oke vindt. ‘Ja weinig supermarkten wel’ straal ik dan, ‘dat heb ik hier ook altijd zo super gevonden.’

Oude mannen lopen vreemd

Ik durf er wel eens geÔntrigeerd naar staan kijken, naar de manier waarop bejaarde mannen wandelen. Niet dat ik niet durf kijken naar hoe bejaarde vrouwen wandelen ofzo, maar oude mannen, die hebben er toch een serieus handje van weg. Oude mannen, die wandelen namelijk een funny walk.

Het gaat me niet eens zozeer om het tempo dat wordt gehaald, want oude mannen hebben een abonnement op artrose en artritis en vast ook nog op aderverkalking, en als dat geen excuus is om gezapiger te gaan leven dan weet ik het ook niet meer. En zo funny is dat tempo nu ook weer niet, eigenlijk. Of dachten jullie dat mijn humor zo armzalig is dat ik me bezig houd met trage bejaarde mannen uitlachen? Laat ik dit fabeltje dan maar voor eens en voor altijd de wereld uithelpen: zo bestaat lilith niet.

Het vreemde aan wandelende oude mannen is dat ze steevast met hun handen op hun rug stappen, hoofd een beetje naar voren, doch de rug kaarsrecht, alsof ze constant op zoek zijn naar een verloren eurocentje, of een leuke paddestoel. Bij elk stapje vrees je dat ze voorover zullen vallen, maar dat doen ze nooit, die oude krakers. Ze stappen alleen maar, op dat lekker gezapige tempo van ze. En altijd met die oude, rimpelige handen op hun rug.

Eerst dacht ik dat het een overblijfsel uit de concentratiekampen was: hup uit die trein, handboeien om en stappen maar in het rijtje, op weg naar de werkplaats. En dat dat toch altijd een beetje is blijven hangen in die oude grijzen hoofden. Maar toen bedacht ik me: er kunnen gewoonweg nooit voldoende handboeien geweest zijn voor alle kampleden, want ijzer kost geld, veel geld. En echt geÔnvesteerd zal er daar volgens mij ook niet geweest zijn. Dus besloot ik om aan mijn raam te gaan zitten wachten tot er nog eens een oude man voorbijkwam op het wandelpad. Ik moest en zou het mysterie doorgronden.

Ik wachtte en ik wachtte, maar voor oude mensen moet je tijd maken, want tijd hebben zij namelijk met hopen. Plots zag ik in de verte iets kleins en gerimpelds af komen tjolen, en dus zette ik me schrap. Jezelf schrapzetten kan je maar een paar seconden na elkaar, en na drie minuten besloot ik om gewoon ontspannen te wachten tot hij zich in het midden van mijn blikveld bevond. En ja hoor, daar kwam hij, bij elke stap bijna voorovervallend in het slijk der aarde. ‘Links voetje, rechts voetje, links voetje, rechts voetje’ ik zag het hem denken. ‘HÈ oude man! Waarom hou jij eigenlijk je handen op je rug, zeg?’ wilde ik roepen, maar ik werd tegengehouden door de ontknoping van het handenmysterie, dat zich vlak voor mijn neus begon af te spelen.

De man begon te vertragen. Bij oude mannen betekent dat gewoon dat ze een halve meter per uur trager beginnen te stappen, en dan staan ze plots gewoon stil. Beetje bij beetje begon de stilstaande oude man zijn voeten uit elkaar te zetten. Dat nam ongeveer twee lange tergende minuten in beslag. En toen gebeurde het: de man stak zijn oude buik naar voren en gebruikte daarbij zijn samengebalde handen om zijn evenwicht te bewaren. Hij had namelijk iets waargenomen dat hij van dichterbij wilde inspecteren. In zijn tegelijk naar voor-en naar achterleunende mannenhouding draaide hij zijn hoofd lichtjes naar boven en keek recht in mijn verbaasde ogen: hij had mij gezien!

‘HÈ oude man! Ik weet waarom je je handen op je rug houdt als je stapt! Het is gewoon voor je evenwicht!’ riep ik. ‘Punkers, allemaal punkers!’ hoorde ik hem grommen terwijl hij zichzelf traag maar zeker weer in beweging zette.

Pump it!

Gisteren zei ik met de grote manieren mij eigen tegen Youri dat ik me vandaag helemaal zou smijten op de hometrainer. Ik was dan ook gewapend met een zelfgebrand ceedeetje vol echte in-het-zweet-smijters als daar zijn:

* Pump up the Jam van Technotronic
* Eye of the Tiger van Survivor
* het Footloose-liedje
* T. Raumschmiere goes Monstertruck Driver
* Where’s your head at van Basement Jaxx

Dat en nog een hoop meer van dat lekkers. En het werkte. Ik ging helemaal mee in de beat en ik fietste alsof ik echt wel heel erg dringend ergens ver moest zijn. En toen ik er was besefte ik plots dat ik thuis iets was vergeten, dus keerde ik gewoon terug. Ik bleef fietsen en fietsen, ook toen Youri er met een zwak excuus (‘Mijn toestel is kapot’) de brui aan gaf.

Na ongeveer een half uur vlammen op mijn vlokke voelde ik een steek in mijn rechterknie. ‘Hoe komt dat nu?’ vroeg ik me met een lichte frons af. Na een korte bestudering van mijn fietsende benen zag ik waar het probleem zat: ik ben een rechtse fietser. Ik duw twee keer zoveel met mijn rechterbeen dan met mijn linker. ‘Fuck!’ dacht ik, ‘Als ik dit nog lang blijf doen ga ik een toekomst tegemoet met ÈÈn gespierd been, en ÈÈn dun beentje, zoals je ze ziet bij rolstoelpatiÎnten.’

Ik begon te duwen met mijn linkerbeen. Ik duwde en ik duwde om de spierontwikkeling van mijn rechterbeen tegen te houden, maar het leek nergens op. Ik heb een verontrustend zwak linkerbeen. Pijnlijk om te beseffen als je er al 23 jaar op rondloopt. Ik moet gewoon twee keer zo hard moeite doen om de pedalen rond te duwen als ik me concentreer op links. En een keer links en dan een keer rechts lukt al helemaal niet, want dan begin ik rare schommelbewegingen te maken en ben ik bang dat ik van de hometrainer ga robbelen.

Ik ben aan het overwegen om een brief te schrijven naar Flair weet raad.

Versleten

diesel.jpg

De nieuwe schoenentrend is gewoon perfect afgestemd op schoenverslaafden: ze zien er nieuw al zo versleten uit dat je gewoon op elk moment een excuus hebt om nog eens nieuwe schoenen te kopen. Dat heb je weer goed gezien, lilith!

Mystery Shopper, @ your service!

Ik bladerde door een boekje over freelancen en het woord sprak me meteen aan: mystery shopper. Ja, dat wilde ik wel worden. Winkelen en er voor betaald worden, het leek te gek voor woorden maar het bestond. Ik wilde net verderbladeren toen ik me bedacht dat het nog helemaal niet zo’n slecht idee was. Als je winkelt geef je namelijk geld uit, en als je ervoor wordt betaald dus eigenlijk niet. Fantastisch is dat.

Ik bleef niet bij de pakken zitten en dus schreef ik me, een beetje voor de grap, in op een internationale mystery shoppers-website. Dat was ik eigenlijk al weer een beetje vergeten, tot ik net mijn eerste opdracht binnenkreeg: ik moet naar een winkel van een bekend en leuk merk dat ik omwille van het mystery even niet vernoem, ik moet interacten met de winkelbediendes, ik mag iets kopen van maximum 30 euro waarvan ik het bonnetje moet terugsturen naar ergens in Antwerpen, ik vul binnen de 24 uur een vragenlijstje in en dan krijg ik geld. Jahaa, zo staat het in de mail.

Het enige dat ik nog nodig heb is een grote zonnebril om er zo mystery shopper mogelijk uit te zien. Ik, de mystery shopper. Ik ga het zowaar eens proberen.

Op de weight watcherscursus

Daar zat ik dan, aan een tafeltje bedekt met een witter-dan-wit tafelkleed te staren naar de cola light die ik net overhandigd had gekregen. ‘Dat is dan één euro vijftig, ma’am’. De griezelig magere dame die tot weight watchers-serveerster was gebombardeerd sprak madam uit zoals ik mam uitspreek. Blijkbaar vond ze van zichzelf dat ze dat heel goed deed ook, want ze bleef er tot in het ridicule mee doorgaan: ‘Dankuwel ma’am, dat is dan 3 euro en half terug ma’am, bedankt ma’am’.

Terwijl de zaal zich in steeds sneller tempo begon te vullen met vrouwen die naast kilo’s teveel ook nog eens een serieus overschot aan stemvolume met zich meedroegen verdiepte ik me in het welkomstpakketje dat me net door mijn ‘coach’ in handen was gedrukt tijdens de drie seconden die werden genomen om mij in te schrijven. Ik had me verwacht aan een gezellig gesprek over dikke buiken en ronde billen, maar in de realiteit bleek daar weinig tijd voor.

‘Naam? Geboortedatum? Adres? Dat is dan negen euro.’ sprak de mevrouw die vanaf dat moment voor mijn coach moest doorgaan in ijltempo, terwijl ze me zenuwachtig rondkijkend richting weegschaal duwde. ‘WAAR IS MIJN STYLO?’ hoorde ik haar nog roepen, ‘EN KAN IEMAND DIE BLAZER UITZETTEN, HIJ WERKT OP MIJN SYSTEEM!’ Lichtjes geimponeerd door zoveel lawaai schuifelde ik met mijn kaartje naar een tafeltje waaraan twee vrouwen zaten: dat moesten de weegma’ams zijn.

‘Het is mijn eerste keer’ zei ik ietwat verontschuldigend. ‘Dan gaan we je aan een spervuur van vragen moeten onderwerpen’ lachtte de jongste van de twee. Aha! Net toen ik wilde beginnen vertellen dat ik al wel vaker had weightgewatched en dat ik het systeem dus wel kende maar het nu gecontroleerd wilde gaan doen vroeg de mevrouw mijn gsm-nummer. Ik dicteerde het gedwee, en toen mocht ik op de weegschaal en onder de meetlat plaatsnemen. Op een nieuw kaartje werden mijn lengte en mijn startgewicht genoteerd, samen met mijn streefgewicht waarover ik blijkbaar ook al niet te veel in de pap te brokken had. ‘Je mag aan een tafeltje gaan zitten’ zei de oudere mevrouw die er blijkbaar bijzat om te zeggen dat de mensen aan de tafeltjes mochten gaan zitten. ‘En mijn spervuur dan? Waar is het spervuur, ma’am?!’ Ach, de avond was nog jong.

Naarmate de avond verouderde bleef het volk de zaal binnenstromen. Ik zag oudere vrouwen met een paar kilootjes teveel, en ik vroeg me af wat ze in godsnaam bij de Weight Watchers kwamen doen: oudere vrouwen hebben per definitie een paar kilootjes teveel en dat mag. Ikzelf verlang hevig naar het moment dat ik vijftig ben en mijn leeftijd en levenservaring kan gebruiken als excuus: ‘Ja, die kilo’s komen met de jaren hé, ma’am, hoe gaat dat? Ik ben vijftig namelijk, en dan mag dat!’ Ik hoorde de oudere vrouwen vragen aan de andere oudere vrouwen hoe het was geweest. Bij Weight Watchers vraagt men namelijk niet hoe het is, wel hoe het geweest is.

Er waren ook meisjes van mijn leeftijd bij, en heel af en toe zag ik iemand langswaggelen die in mijn ogen echt te dik was, problematisch dik dan. Het overgrote deel van de aanwezigen behoorde echter tot de categorie ‘Okeej, zo dik ben ik nu ook weer niet, maar ik heb toch niks te doen op donderdagavond en ik dacht allez kom‘. Of misschien waren ze allemaal samen al meer dan drieduizend kilo vet verloren, dat kan ook maar ik had er het raden naar aan mijn witter-dan-wit tafelkleed, en dus deed ik dat ook.

Ondertussen had ik mijn welkomstpakketje al drie keer doorgelezen en bij de vierde keer diende ik de handdoek in de ring te gooien wegens te veel lawaai. Ik concentreerde me keihard om mezelf nog te horen ademen, en zelfs dat lukte niet meer. Het leek alsof duizenden vrouwen tegelijk om het hardst aan het roepen en lachen waren, in de hoop op die manier nog een paar calorieën extra te verbranden.

‘MAG IK?!’ bulderde iemand plots ergens vooraan de zaal. Onze coach! Ineens werd het muisstil. Drie kwartier aan een stuk ratelde Coach een ingestudeerd stukje af over Flexipoints, Kilokicks en FitFormules. Achteraf mochten de nieuwelingen in groep nog een half uur extra geratel tot zich nemen om heel het programma, dat ik al jaren ken, uitgelegd te krijgen. Ik wilde nog eens zeggen dat ik het al kende maar niemand vroeg mij iets. Tijdens de uitleg bladerde ik nog even verveeld door mijn folders.

‘Bij ons staat u centraal!’ riep een titel me toe. ‘Ow, dat is leuk, niemand heeft me zelfs ook maar opgemerkt!’ antwoordde ik terug in mijn hoofd. Ik werd wakkergeschud door een ‘ALLEZ! SUCCES MET DE NIEUWE START!’ en toen was het voorbij.

Even dikke vrienden, dat spreekt.

Cadeautjes

Hoe graag ik ook dingen koop voor mezelf (die broek! dat t-shirtje! die jip en janneke-stempels!), ik koop nog veel liever dingen voor iemand anders. Als ik in een winkel sta en plots bij een voorwerp glimlachend aan iemand moet denken, dan neem ik het gewoon mee. Vervuld van ‘wat zullen ze dit leuk vinden!’

Het wat-zullen-ze-dit-leuk-vinden gevoel vind ik veel leuker dan het heb-ik-dit-echt-wel-nodig gevoel, en youri weet perfect waarover ik het heb. Zo kwam het dat we vorig jaar uit Londen terugkeerden met zakken vol cadeautjes. Een gigantische knuffelzachte Winnie De Pooh met kerstmuts waarmee ik een half uur had staan draaien in de Disney Store en uiteindelijk niet KON laten liggen. Twee t-shirts voor mijn broer die niet eens t-shirts nodig had, maar die vast heel hard zou grijnzen om zijn ‘Fonzie van Happy Days’-shirt, en heel stoer zou staan met zijn knaloranje ‘A Clockwork Orange’-omhulsel. En dat deed hij, met glans. Samen met nog tientallen andere zakken vol hebbedingetjes staken we het kanaal over.

Het uitdelen van de cadeautjes was zelfs nog leuker dan het kopen. Telkens als het leek dat iedereen nu echt wel alles had gekregen werd er nog een zakje bovengehaald, en nog eentje. Ja, we hadden overdreven, maar wat een lol hadden we beleefd aan het uitkiezen, het vergelijken en het giechelen in ons vuistje, omdat we wisten dat de krijgers het leuk zouden vinden. En wat een lol hadden we bij het zien van alle verbaasde/ontroerde/grijnzende blikken van de cadeau-ontvangers. En het was nog niet eens kerst. Het was allemaal zo leuk geweest dat we vergeten waren om iets voor onszelf te kopen.

Vorige week kreeg ik weer hetzelfde gevoel. Ik zag iets dat leuk zou zijn voor mezelf, maar eigenlijk nog veel leuker voor iemand anders. Het ligt al een paar dagen klaar om te geven, en dit weekend maak ik er werk van om het cadeautje ter plekke te krijgen. Ik ben nog niet eens halverwege het proces, en ik vind het nu al weer fantastisch.

Hieperdehieperdehiep!

Ik kon het gewoon niet aan, dat weten jullie nog wel. Er was mij iets ontnomen dat ik eigenlijk nog nooit had gehad.
En dat kon niet.

Gelukkig zijn de mensen van Woestijnvis blijkbaar ook bloglezers.
Heden hebben we onszelf het allerleukste cadeautje van heel de wereld aangeschaft bij de te gekke mensen van de Free Record Shop. Den droad, de keno-meneer en de woudloper, ze zijn helemaal van ons! Geduld is dus echt een schone deugd, en mijn dag kan officieel niet meer stuk.