Category Archives: nostalgia

lilith en het doosje met de eend

“Het is niks”, zeg ik. En dan nog eens, zodat het zeker is: “Het is niks”.
Maar als je erbij weent, dan weten ze dat het wel iets is.

“Er stond een kartonnen doos in de gang, en daarin een doosje dat ik helemaal vergeten was. Een doosje met een eend op, met haar juwelen in.” Een doosje dat ik mocht meenemen van mijn vader, die zijn huis aan het opruimen is. Ik heb heel weinig dingen bewaard van mijn moeder. Zakken vol kleren heb ik naar spullenhulp gebracht, omdat ik wilde dat iemand anders er nog iets aan had, en ik niet zou blijven zitten tussen dingen die me voor eeuwig en altijd vreselijke steken in mijn hart zouden bezorgen.

Ik heb een paar schoenen, en dat ene t-shirt. Ik heb haar hoodie liggen in mijn kast. En nu dus het doosje met de eend.

“Het is niks”, zeg ik tegen Youri, en dan begin ik weer te snikken, omdat ik een paar oorringen herken.

“Natuurlijk is het iets”, zegt Youri.
Youri heeft vaak gelijk.

lilith kijkt naar Arm Vlaanderen

Ik ben niet opgegroeid in een beschimmeld huis. Ik heb ook nooit honger geleden toen ik nog een kind was, en toch heb ik getwijfeld of ik wel naar de veelbesproken reportage “Arm Vlaanderen” van Panorama wilde kijken. Omdat ik een vermoeden had dat één en ander nogal dicht bij huis zou komen. En ik had gelijk.

Mijn ouders hadden het verre van breed, toen ik klein was, en ik herinner me maar al te goed hoe vaak mijn moeder op het einde van de maand met handen in het haar en tranen in de ogen op een rekenmachine zat te tokkelen, in de hoop dat op het kleine scherm plots een miraculeuze oplossing zou verschijnen voor de facturen die op tafel lagen en het geld dat er niet voor was. Ik herinner me de stress van weinig geld hebben, en ik herinner me hoe die ook vaak op mij oversloeg. Ik herinner me dat ik bang was dat we ons huis niet meer zouden kunnen betalen, en hoe schuldig ik me voelde als ik een afrekening voor fotokopies meekreeg van school, omdat ik wist hoe moeilijk mijn moeder het al had om mijn schoolreis naar de Meli te kunnen betalen. En dat er ook nog eens een factuur aankwam voor mijn boeken, binnenkort, en dat ik dat nog niet had durven vertellen.

Net zoals de kinderen in de reportage aten wij ook vaak cassoulet uit potten, en niet alleen omdat we daar zo zot van waren, want dat was niet het geval. Ik zal nooit vergeten hoe moeilijk dingen als familiefeestjes waarop elk zijn deel diende te betalen voor ons waren. Wij gingen nooit uit eten, maar soms konden we er niet onderuit. Dan moest mijn moeder ineens vijfhonderd frank per man uit haar krappe budget naar boven zien te toveren, vijfhonderd frank per man die er niet was. Maar wat moest ze doen? Zeggen dat we het niet konden betalen? En dus werd er op andere dingen beknibbeld, en zag ik mijn moeder weer avonden lang rekenen en fronsen en af en toe ook snikken, omdat ze het echt niet meer wist.

Hoe zo’n dingen gaan? Mijn ouders zijn allebei erg vroeg gestopt met school, op hun dertiende en vijftiende, als ik me niet vergis. Doordat mijn moeder geen diploma had moest ze gaan poetsen, ook bij mensen thuis. Daar was ze niet trots op, maar ze deed het, en ze deed het goed. Mijn ouders hebben altijd hard hun best gedaan om ervoor te zorgen dat we meekonden met de rest, waardoor ik twijfel of mensen echt doorhadden hoe moeilijk wij het soms hadden als het over geld ging. Maar ook ik keek op school mijn ogen uit als er vakantiefoto’s werden getoond van verre buitenlanden, en kinderen dure kleren droegen, al ben ik bijzonder content dat dat soort dingen in vergelijking met nu nog leken mee te vallen. Ik ben nooit gepest omdat ik niet meekon op bosklassen of Romereis, gelukkig, in een wereld waarin kinderen op hun zesde al een iPad krijgen lijkt dat me allemaal al een heel andere zaak.

Ik hoor het mensen altijd graag zeggen, dat ze nooit dingen op afbetaling zouden kopen en je geen geld mag uitgeven dat er niet is, maar ik zie nog altijd de wanhoop van mijn moeder voor me, die keer dat haar wasmachine het in dezelfde week begaf als onze auto, en ze ons al twee jaar een computer had beloofd, net als de rest van de kinderen uit onze klas. Dan steekt een mens zich in de schulden. Dan wordt het allemaal nog moeilijker. En dan gaat de boiler ook nog eens kapot.

Ik kan wel zeggen dat ik me niet schaam over mijn achtergrond, en dat is ook zo, anders zou ik dit niet typen. Maar ik herinner me toch hoe ik Youri in het begin dat we samen waren niet tot in onze sociale woonwijk liet rijden als hij me kwam oppikken, maar tot in de straat ervoor. Dat zou ik nu niet meer doen, maar ik snap perfect hoe het is. En ik zal het ook nooit meer vergeten. Het blijft mijn eerste reflex, als ik hoor over dure schoolreizen en laptops die voor school moeten gekocht worden of plannen voor familiefeesten waarbij iedereen 40 euro moet betalen: “kan iedereen dat wel betalen?”. Omdat ik weet dat zij die het niet kunnen dikwijls niet durven roepen dat het niet gaat. Omdat ik weet hoe het is om je daarvoor te schamen.

Ik heb uiteindelijk het geluk gehad dat ik, als eerste van mijn familie, heb kunnen verderstuderen. Ook dat was roeien met de riemen die we hadden, vakantiejobs doen om dat kot te kunnen betalen, bijvoorbeeld, en met mijn moeder zitten janken van de stress als ik herexamen had, omdat we allebei wisten dat ik maar één kans had. Meer konden wij echt niet betalen. Al hadden we het nog zo graag gewild.

Dus als ik dan kijk naar een reportage als die van gisteren, dan komt er heel veel terug. En ben ik ongelooflijk dankbaar dat het ernaar uitziet dat ik mijn Dexter in gunstigere omstandigheden zal kunnen opvoeden. Maar hoop ik ook uit de grond van mijn hart dat hij dat nooit vanzelfsprekend zal vinden. Dat is het namelijk helemaal niet.

lilith zoekt naar puzzelstukjes

“Wie heeft je dat wijsgemaakt?”, vraagt mijn meme, terwijl ze de tafel afruimt. “Helemaal niet. Allebei perfect op tijd, zowel jij als je broer”. “Aah oke”, zeg ik, een beetje uit mijn lood geslagen. En ik vraag me af of ik het dan gedroomd heb, die keren dat ik mijn moeder meende te horen vertellen dat ik een achtmaandertje was. Om zeker te zijn check ik het een paar weken later bij mijn broer. “Op acht maanden ja, zowel jij als ik. Dacht ik”, zegt hij. Enkele dagen later zoek en vind ik toch nog bevestiging bij mijn vader: “Omdat jullie allebei te groot aan het worden waren moesten jullie vroeger komen”. En dat ik toch wist dat ik een gigantische huilbaby was, en mijn broer totaal niet?

Vaag, ja. Iets met hele nachten rond de salontafel moeten lopen met een paars aangelopen huilend kind op de borst, dat soms enkele seconden weigerde te ademen van hysterie en maar niet gesust wilde worden. En ook iets met een paar maanden moeten platliggen tijdens de zwangerschap, al herinner ik me niet meer of dat bij mij was, of bij mijn broer. Omdat het, op de momenten dat de verhalen werden verteld zo ongelooflijk vanzelfsprekend was, dat mijn moeder er nog duizend jaar zou zijn om ze te hervertellen op de momenten dat ik meer interesse had in kinderen en zwanger zijn. Nu dus. Maar ze is er niet, en de puzzelstukken vallen langzaam maar zeker uit elkaar omdat de mensen die ze nog zouden kunnen leggen net als ik vanalles beginnen te vergeten.

Of ze veel was bijgekomen. Of de bevallingen makkelijk verliepen. Ik herinner me vaag dat ze me ooit zei dat ik wel een Conehead leek, door de verlostang. Meer info ontbreekt, hoe hard ik mijn hersenen ook pijnig om wat ze me ooit over die tijd heeft verteld terug op te roepen. Zou het me helpen als ik nog meer details kende? Vast niet. Alleen leek het me ooit zo ongelooflijk vanzelfsprekend, dat zij er zou zijn met alle info en antwoorden en advies over hoe je dat juist doet, kleine mensen opkweken. Dat er nog tijd genoeg zou zijn om ze opnieuw te vertellen, al die verhalen, en dat ik dan nog veel beter zou luisteren dan toen. Het leek ooit zo voorspelbaar, wie er het eerste aan mijn bed zou staan eens kind 1 er zou zijn. Ik stond er zelfs niet bij stil, tot de dag dat ze me, ziek van de chemo, totaal uit mijn lood sloeg door te zeggen dat ze zo graag ooit grootmoeder was geworden, en het zo erg vond dat die dag nooit zou komen.

Ik had toen, op mijn vijfentwintigste, zelfs nog niet stilgestaan bij de optie van kinderen, laat staan bij het feit dat zij daardoor grootmoeder zou worden. Of dat ze het dus niet zou worden, nooit, omdat ik er nog niet over had nagedacht en het plots allemaal te laat was. De klok tikte onverbiddelijk toen, nog maar een paar maanden te gaan volgens de dokters. Ze zaten er maar al te boenk op.

Nog iets meer dan drie weken en het is aan mij. En ik durf wedden dat ik weer een beetje ga moeten wenen, soms, in nachten met salontafels in de hoofdrol. Omdat ik zal zijn waar zij toen was, en daardoor nu pas begin te beseffen dat ik vijf jaar geleden nog veel en veel meer ben kwijtgespeeld dan ik me toen kon inbeelden. Ik vrees dat dat maar best is ook.

ikendemama.jpg

De mama en ik, augustus 1981. <3

lilith durft het risico niet nemen

kalenderblaadje117.jpgGrijsgedraaid is een understatement voor wat er in mijn kindertijd met de platen van Urbanus is gebeurd. “Tien jaar live” en “Is er toevallig een Urbanus in de zaal?”, mijn broer en ik, wij waren daar dus compleet wild van. Zo wild dat ik nu nog altijd heel het stuk van de Hell’s Angels kan meezeggen, net als dat van de misdienaars en de Olympische Spelen. (maar allez meneer de minister, dat zijn geen o’s, dat is het embleempje van d’Olympische Spelen…)

tftcdag117.jpg

Die hoezen, ik kan ze bijna uit mijn hoofd natekenen, zo dikwijls heb ik ze zitten bekijken. En ik heb er wel meer dingen aan overgehouden, precies. “Come on baby let’s talk” zeggen bij het aanbrengen van talkpoeder, het hebben over dingen die dichter kwamen en altijd maar naderden, mensen aanraden om hun pompoenen niet bij hun augurken te zetten, omdat je anders pompurken krijgt, ik ga daar van mijn leven niet meer mee stoppen, denk ik. Tot spijt van wie het benijdt. En toch ga ik niet naar de shows van Urbanus in het Sportpaleis. Omdat het voor mij alleen maar keihard kan tegenvallen. Omdat het op die oude platen allemaal zo de max was, en vroeger alles beter.

Daarom ben ik ook gestopt met interviews met Urbanus lezen. Helden moeten helden blijven, vind ik. En als ze die titel zelf een beetje in het gedrang brengen, dan doe je daar als echte fan je ogen voor dicht en fluit je heel luid het melodietje van “zie ginds komt de stoomboot”.

Als je erop kunt komen.

lilith schrijft een Kleine Vriendelijke Blogpost

kalenderblaadje25.jpgAls ik ooit kinderen heb dan hoop ik daar vanalles voor. Die kinderruggetjes gaan breken onder de dolle verwachtingspatronen die de zotte mama nu al in haar hoofd heeft, dat kan ik jullie verzekeren. Dat het toffe hastn zijn met gevoel voor humor, bijvoorbeeld, dat ze aangenaam zijn in de omgang en proper op hun eigen. Dat ze niet te veel van zijn neurotische trekjes hebben, maar ook weer niet te veel van die van mij, en dat ze een gelukkig leven tegemoet gaan zonder al te veel miserie. Ziet, zo’n slechte ben ik precies nog niet.

Wat ik ook echt keihard hoop, is dat ik een leeskind krijg. Een kind dat net als ik talent heeft voor in bibliotheken rondneuzen, daar zoveel boeken zien die gelezen moeten worden dat het elke week weer een teleurstelling is dat er maar zes per keer mee mogen, en bij thuiskomst zo hard in een boek kan verdwijnen dat er de komende uren niets anders meer lijkt te bestaan.

En als het zo is, dat ik een leeskind heb gebaard, dan hoop ik ook nog eens dat ik mijn liefde voor Roald Dahl kan doorgeven. En zijn boeken. Dan koop ik direct de GVR opnieuw, en De Heksen, en Matilda, en het werkelijk magistrale Sjakie en de Chocoladefabriek. Boeken die destijds zo’n indruk op mij hebben gemaakt dat ik me niet alleen nog de covers tot in de details voor de geest kan halen, maar die er volgens mij ook eigenbladig voor gezorgd hebben dat ik daarna nooit meer echt ben gestopt met lezen.

Naar aanleiding van Roald Dahl-dag ga ik vandaag dan ook alleen maar fropskottel drinken en aan Oempa Loempa’s denken.

tftcdag25.jpg

Hiep hiep hoera met je verjaardag, Vreemde Oude Dude.

lilith mijmert een eind weg over tien jaar geleden

kalenderblaadje23.jpgWant tien jaar geleden…

* wist ik net dat ik geslaagd was voor mijn herexamens, en dus naar het derde jaar Pers en Voorlichting optie journalistiek mocht
* dacht ik nog dat ik in dat derde jaar geweldig veel zou bijleren, zodat mijn leven zich daarna gauw zou beginnen afspelen op een redactie
* vond ik sowieso alle opties beter dan de fabriek from hell waar ik net weer een maand detergenten in dozen had geduwd om wat roste kluiten te verdienen. OM VIJF UUR ‘S OCHTENDS :aah:
* had ik mijn ouders er net van overtuigd om internet te nemen, want dat was de max, ook al ging het supertraag en betaalden we per maand twaalfduizend frank omdat er gesjoemeld werd met het aantal afgesproken uren online
* kende ik Youri alleen nog maar van nickname en avatar
* zat ik heelder dagen op internet te surfen, want dat was nog nieuw en hip en je kon daarop kijken naar dansende hamsters enal!
* ontwierp ik mijn eigen blog met Dreamweaver, en voelde ik me een totale whizzzzzzkid, ook al marcheerde de helft van het design niet
* zat ik op desbetreffende dag dus op internet, toen iemand op mijn forum zei dat ik mijn tv op CNN moest zetten, want dat er precies “een sportvliegtuigje in een toren was gevlogen in New York”
* zag ik -in tegenstelling tot de rest van de wereldbevolking die dat alleen maar denkt van de herhalingen- echt het tweede vliegtuig live in de toren vliegen
* zat ik heel de namiddag aan twee schermen gekluisterd, en tevergeefs naar de site van CNN te surfen want die lag vaneigens keihard plat
* dacht ik: “het is nog vroeg, er zullen wel niet veel mensen in die torens gezeten hebben”
* kwam mijn moeder zoals elke dag om kwart voor vijf thuis van haar werk, en deden wij van “heb je het al gehoord?!” dat het geen naam had
* was mijn vader één van de enige mensen die een week lang zo goed als van niks wist, en pas een week na de feiten de eerste beelden zag, omdat hij op legerkamp was op een afgelegen plek in Duitsland
* wat zorgde voor de opmerking “aja, ik heb gelijk gehoord dat er iets gebeurd is in Amerika. Was het erg?”.
* ging de tv niet uit tot na middernacht
* had ik nooit kunnen denken dat ik nog dit beeld zou maken, acht jaar later, met de kerel van de nickname naast mij, en dat ik daar heel erg van onder de indruk zou zijn

tftcdag23.jpg

En gulder?

lilith en de parabel van de mier en het konijn

kalenderblaadje9.jpg“Wat zit jij daar eigenlijk hele dagen te typen op dat internet?” was een vraag die mij tien jaar geleden op bijzonder regelmatige basis werd gesteld door mijn bezorgd kijkende moeder. Ik was net afgestudeerd als journalist, iets dat de arbeidsmarkt werkelijk geen reet leek te kunnen schelen, en dus vulde ik mijn dagen met rondhangen op het internetforum van een pas opgestarte Vlaamse televisiezender. Aan een tempo van een post of dertig per dag, onder de nickname lilith, met het prentje van een muis naast mijn naam.

Het antwoord op de vraag van mijn moeder had “wat ik doe, en wat ik gegeten heb, en naar welk liedje ik luister, en of ik denk dat Michael Jackson al dan niet een pedofiel is, en lachen met n00bies die er niet in slagen om een foto te posten omdat ze linken naar hun harde schijf, en posten waar ik blij om ben, en in een ander topic waar ik niet blij om ben, en vertellen dat ik weer geen antwoord heb gekregen op mijn sollicitatiebrieven, en eigenlijk een beetje vanalles”, moeten zijn, maar aangezien niemand op dat moment snapte waarom je dat ooit zou willen doen hield ik het gewoon bij een verveeld “vanalles”. Achteraf bekeken hebben wij daar Facebook uitgevonden, ja.

Het forum ging jaren geleden ter ziele, en de dolende zielen die er resideerden zijn voor een groot deel even snel weer uit elkaar gegaan als ze daar samenkwamen, maar toch. Ik ben getrouwd met die kerel met zijn avatar van die mier uit Antz. Mijn broer heeft een bedrijf met dat ambetant hastje dat ik als moderator zo vaak heb moeten bannen wegens wangedrag. Overlaatst zijn de mier en ik nog iets gaan eten met de webmaster, die toen in onze ogen een godenstatus had omdat hij ons nieuwe smileys kon bezorgen als we het heel lief vroegen. En gisteren deed ik mijn laatste “wahey, ik ben dertig”-feestje in het gezelschap van dat meisje met de konijnenavatar, en die kerel met zijn prentje van Beaker uit de Muppets, en de mier en nog een paar anderen.

tftcdag9.jpg

Nog altijd soms miserie om hen niet met hun nicknames aan te spreken, hoe 2001 is dat?

lilith geeft een reüniefeestje

kalenderblaadje1.jpgToen ik een jaar of veertien was en om de zoveel tijd iets hoorde voorbij komen over voorhuwelijkssparen droomde ik wel eens weg bij de gedachte aan 1. ik die in een lang wit kleed aan een altaar stond en een knaller van een feest gaf met de inhoud van mijn spaarenvelopke of 2. ik die op bijzonder eenzame wijze dertig werd en dus moederziel alleen mijn envelopke met intrest zou moeten gaan ophalen bij de ziekenbond. Ik zat nog op de middelbare school toen die gedachten al eens bij me opkwamen, tussen mijn vriendjes die toen de mensen leken waar ik de rest van mijn dagen mee voort zou doen. Een paar jaar later moest ik daar enorm hartelijk om lachen, met die nogal naïeve gedachte. Of ik deed toch erg goed alsof. 

Het tweede verjaardagsfeestje gisteren was een reünie-bbq met die vriendjes uit de middelbare school. Niet met de hele klas, wel met een klein groepje mensen die mij het meeste zotte, stomme en doldwaze herinneringen hebben bezorgd. Met sommigen ben ik IRL contact blijven houden, met anderen alleen maar via Facebook, maar stel u daar vooral niet al te veel bij voor. Tot mijn verbazing lieten sommige mensen me na het ontvangen van hun uitnodiging weten dat ze bang waren voor reünies, en dat ze ze liever overslaan omdat de kans groot is dat onuitgesproken dingen van vroeger weer keihard naar de oppervlakte komen. Ik moest ook daar een beetje mee lachen, op voorhand, en ik vond het zelfs een beetje schattig. Ze kregen natuurlijk keihard gelijk. 

Ik heb zoveel gebabbeld en geluld en gedaan van “weet je dat nog?!” en “jij hebt mijn jeugd keihard kapot gemaakt” dat ik bijna vergeten ben om foto’s te nemen, maar gelukkig heb ik deze nog: 

tftcdag1.jpg

Echt, vergeet huwelijken, reünies blijken nog veel fijner om intresten aan uit te geven.

lilith doet mee aan de blog revival

retrotftc.jpgVroeger, beste kijkbuiskinderen, was er geen Facebook. En ook geen Twitter. Zelfs geen internet op telefoons, en zelfs geen telefoons! (al was dat dan wel heel erg vroeger) Als je vroeger iets wereldkundig wilde maken, let’s say in de jaren tweeduizend, dan moest je daar eerst een paar strepen html voor leren, dan moest je dagen en weken sukkelen en vloeken en zweren dat je de kerel die Frontpage of Angelfire had uitgevonden dra op zijn muil ging slaan als dat gezever hier nog lang zou duren, en als dat allemaal gelukt was, dan kon je bloggen.

En hell, dat deed je!
Je blogde zeker elke dag, en soms meerdere keren per dag, en je lief blogde mee, in een ander kleur op dezelfde blog, en je zag plots dankzij een tellertje dat er zelfs mensen waren die je stukjes lazen, en je was verwonderd als nooit tevoren, en ook blij. En toen wilde je comments, want je wilde natuurlijk ook feedback van al die lezers. Tot er eens een paar lezers zeiden dat je een dwaze aandachtsgeile kalle was die dacht dat ze het was zeker omdat ze een weblog had, toen wilde je plots geen comments meer. Toen zei je tegen je vent: “Maak al die commentaarveldjes maar weer mooi dicht!”.

Er waren de momenten waarop je zo lang stopte met bloggen dat je een dramatisch “ik stop ermee hoor jongens” gerechtvaardigd vond, maar je kwam altijd weer met hangende pootjes terug als al het boehoehoe was gaan liggen dus dat was eigenlijk feitelijk achteraf bekeken en bestudeerd een beetje belachelijk. Maar de rest deed het ook, dus whatever. En toen kwam dat dekselse Facebook plots in zicht, samen met Twitter, en toen had je plots een iPhone, en moest je ook nog eens hele dagen je boterham met smeerkaas verdienen met schrijven. En ’s avonds was je zo compleet krom geschreven dat je het maar bij berichtjes op Facebook hield, en deed alsof je blog eigenlijk niet meer zo hard bestond.

Maar toen was het dus plots #blogrevival. Met allemaal dinosauriërs van webloggers die een week lang elke dag stukjes gaan schrijven op hun goede oude blog, vanaf vandaag. En toen vond je dat je maar weer eens mee moest doen, want je wist natuurlijk maar nooit of de goesting misschien wel keihard weer zou inslaan. ‘Blogs zijn het nieuwe Facebook’, dacht je nostalgisch glimlachend, en misschien dacht je nog zo dwaas niet.

Dingen die ik al vijf jaar niet meer heb gehad

CallCenterHeadset-main_Full.jpgEen loonbriefje. Betaald verlof. Evaluatiegesprekken waarin woorden als incentives en targets en ander marketingees niemand doen oogrollen. Maandelijkse vergaderingen vol powerpointslides met cijfers en tabellen die me totaal gestolen kunnen worden. Een idee van welk bedrag er op het einde van de maand op mijn rekening zal gestort worden. Iemand die me laat weten dat ik niet op internet mag tijdens de werkuren, noch mijn gsm mag laten aanliggen. Pipi mag wel, maar niet te dikwijls. Een baas. Vaste werkuren. The smell of maaltijdcheques in the morning.

Vijf jaar geleden liep ik voor het laatst het kantoor uit van een bedrijf dat mij betaalde als bediende, een proper woord voor callcenterwijveken. Ik wist het toen nog niet, maar de komende vijf jaar zou elke vorm van vast salaris wegvallen en zou ik volledig overgeleverd worden aan het zelfstandig zijn, en alle zotte, fijne, enerverende, lastige en compleet deprimerende dingen die mee in dat pakket zitten. Deprimerende, als in boekhouding en treinen die stinken naar een mengeling van zweet, natte hond en fermenterend fruit. *huilt*

Alles leek op dat moment in mijn leven evenwel beter dan de mistroostige plek waar ik van weg liep. De plek waar gesprekken alleen gingen over het aantal mensen dat je er al telefonisch had weten op te leggen, hoe slecht de Poolse poetsvrouw haar werk wel niet deed en hoeveel minuten het nog was voor we weer naar huis mochten. En tegelijk was het wel een zekerheid geweest, en zekerheden die wegvallen, dat is akelig, man. Ook al zijn het zekerheden die ervoor zorgen dat je een zomerse week lang met een burnout in de zetel belandt, snikkend als een klein kind en met net voldoende energie om je ogen van de muur naar je lief te bewegen als die ’s avonds thuis komt van het werk. Om dan weer te beginnen snikken. Jolly good times.

Als iemand me vijf jaar geleden had verteld dat ik erin zou slagen om mijn brood te verdienen als zelfstandig journalist, en ook nog eens betrekkelijk snel en vlotjes, ik zou het niet durven geloofd hebben. Maar ziet: ik heb een keuken, en er ligt brood in. En zelfs beleg en boter. Het is me potverdorie nog gelukt ook.

Als iemand me vijf jaar geleden had gezegd dat ik na vijf jaar zelfstandig zijn in een meestal wel fijne job nog altijd af en toe zou snakken naar de zekerheid van elke maand een vast loon, vaste uren, een leven waarvan ik weet hoe het er binnen een paar maanden zal uitzien, en dat ik tegelijk ook vreselijk zwaar kan gruwen van die gedachte, ik had het ook niet geloofd. Ergens had ik toen gedacht dat ik rustiger zou zijn in mijn hoofd. Dat ik het allemaal iets klaarder zou zien, en zo’n vrouw zou zijn met een opgeruimde handtas, een opgeruimd hoofd en een lamineermachine. Want ja, ik droom al heel mijn leven van mijn eigen lamineermachine.

We zijn vijf jaar verder, mijn leven is helemaal veranderd op honderdduizend vlakken, behalve op één: ik blijf de meest rusteloze mens die ik ken. En die rusteloze mens zit dan ook nog eens in een bijzonder rusteloze periode, as we speak, zeg. En rusteloos maal rusteloos, dat is serious business. Wreed benieuwd dus naar wat ik hier binnen een jaar of vijf bij wijze van evaluatie ga moeten zetten. Of een maand of twee, for that matter.

ALS COMPUTERS DAN NOG WEL BESTAAN. :aah:
(want zelfs dat weet je nu eenmaal nooit zeker)