Als ik uit de ijskoude auto stap waarin ik net “Zo ver weg” van Mama’s Jasje van a tot z mee heb gekweeld. Als ik de wandeling door Memory Lane thuis nog even verderzet op YouTube, en zo naadloos bij Passie van Clouseau uitkom. En voel hoe ik ergens in mijn lichaam een kraantje met warm water heb opengedraaid dat van mijn hart naar mijn tenen en terug stroomt. Doorklik naar Diane van Therapy?, en mezelf zie aanschuiven voor een zuipkaart op een chirofuif waar het naar legertent en Bols Blue Thrill ruikt. First yellow, then blue. Shake, and swallow the two!
Ergens diep in mij zit een behoorlijk vat melancholie.
Meestal blijft het verzegeld. Tot ik op café zit met een stempel of twee te veel op mijn zuipkaart. Dan draait het makkelijk open. Dan trapt de jongen van zestien die ooit hard op mijn hart trapte er weer op zonder dat hij het weet. Dan moet er iets uit These Days van Bon Jovi opgelegd worden. En daarna het beste uit Tien Om te Zien.
Dan denk ik dat vroeger echt alles beter was.
Dat is niet zo, ik weet dat wel.
Het is dat we er de beste stukken uithalen en de rest zo vaak hebben weggeslikt dat we er goed in zijn geworden. Het is dat we de weerhaken ondertussen weten zitten en snappen hoe we er het makkelijkst omheen kunnen fietsen.
Ik weet niet of het toeval is, maar ik schreef vorige week twee zinnen uit Rivieren over in mijn Bullet Journal.
“Weet u wat zo erg is aan oud worden?” vroeg Konrad. “Het is niet zozeer dat je niet meer kunt krijgen wat je vroeger had. Het is dat je inziet dat er dingen zijn die je nooit zult krijgen“.
Het is dat het makkelijker werken is met het kraantje weer dicht.
Anders liet ik het nog even stromen, op deze ijskoude winterdag.
U zult er zelf waarschijnlijk niet speciaal op letten, maar elk jaar zit er op Paasmaandag een stukje in het journaal over de paardenprocessie in Hakendover, bij Tienen. Elk jaar zie ik dat stukje, en dan zie ik in mijn hoofd ook altijd een paar seconden lang een roze Brompton door de straten van Hakendover fietsen, straten die veel heuvelachtiger waren dan de dag ervoor kon vermoed worden op Google Maps. Op die roze Brompton zit ik, vele jaren jonger, met in mijn rugzak een balpen en notitieboekje.
Hoe gaat dat in de showbizzjournalistiek?
Ik had nog nooit een aflevering van Boer zkt Vrouw gezien, maar diegene die het programma normaal op wekelijkse basis versloeg was zwanger, en plots moest je bij mij zijn voor everything Boer Staf related. Boer Staf, zo bleek, was een dikkige, gezapige, vooral geweldig gezellige en vriendelijke boerenfiguur die zich had opgegeven voor het datingprogramma voor boeren omdat hij een vrouwke wilde vinden, zoals hij het zelf uitdrukte.
We belden vaak, Staf en ik. In sommige weken belde ik meer met Staf dan met mijn vader.
Dat was altijd lachen, niet enkel omdat hij mijn naam op dezelfde manier uitsprak als de zoete aardappelboeren in North-Carolina het jaren later zouden doen. Ke-elly, met ergens nog een extra e, zo kort en zacht dat hij de moeite van het noteren niet waard was.
Het was fijn, omdat Staf in tegenstelling tot heel wat andere bv’s genoot van zijn tijdelijke roem. Net daarom, denk ik, omdat hij wist dat het tijdelijk was, en dat was wel wat, zo plots niet alleen bekend zijn in Hakendover omdat je boer Staf bent die met gehandicapte jongens werkt op zijn zorgboerderij, maar plots werd hij overal herkend, Ke-e-elly. Daar vertelde hij me dan vaak bulderlachend over, hoe er een vrouwke naar hem toe was gekomen op een of andere landbouwbeurs en welke voorstellen ze hem had gedaan. Daar was hij dan maar niet op ingegaan, zei hij, hij wilde wel een goed vrouwke, en wat moet ge met zo’n madams van de grote stad? Die aarden toch niet in een dorp als Hakendover, dat wist hij wel. En tussen het bulderlachen en kwinkslaan door informeerde hij altijd naar hoe het in Ieper was. Wat ik hem dan ook vertelde, want Staf en ik, wij hadden tijd, elke week.
Ik weet het niet, want ik ben er maar een paar keer doorheen gefietst, maar volgens mij is het vandaag stil in Hakendover. En het kon daar op gewone dagen al zo stil zijn.
Geuren kunnen mij in een-twee-drie transporteren naar een vorig bestaan. Ruik ik recent gemaaid gras dan zit ik weer met mijn rugzak behangen met trollen en plastieken tutjes op de speelplaats van de lagere school van het dorpje V., kringelt de geur van allesreiniger langs mijn neusvleugels omhoog dan krijg ik een wee gevoel ter hoogte van mijn maag en flashbacks naar mijn dagen in de detergentenfabriek. Posteer mij achter de uitlaatpijp van een middelgroot voertuig en ik zit met mijn vijfjarig kinderhoofd gekneld tussen de deuren van een wegrijdende Duitse schoolbus. Op de achtergrond het hysterische gegil van mijn moeder. True story. (behalve dat laatste stukje over Dachau dan. Go easy on the komieke sigaretten, lilith uit 2004)
Maar er zijn dus ook odeuren die ik mezelf bewust aandoe.
Onderstaande luchtjes lieten ooit een onuitwisbare indruk na in mijn neus en hoofd.
Geen idee wie met het cadeau kwam aanzetten en waarom, maar dat ik het kreeg op een kerstavond in de jaren tachtig doet me vermoeden dat ik niet ouder was dan tien. Mijn eerste parfum was het, en ik ontving er ook een blikken doosje met de lekkerst geurende zeep ooit bij. De fruitige essence brengt me terug naar een tijdperk waarin Gertie van de Babysitters Club mijn spirit animal was, ik ganser dagen naar Hoezo? van Clouseau luisterde op mijn kamer en er nog niet uit was of ik dierenarts wilde worden of toch maar schrijfster. Ik heb al overwogen om nog eens een flesje Oilily te kopen, vanuit onversneden nostalgie en oprukkend oud zot, maar dan bedenk ik me dat ik niet per se wil ruiken naar “meisjes en vrouwen met een jong hart”, zoals de marketingtekst de doelgroep omschrijft op de site van Oilily. En toch: gisteren spoot ik nog eens wat op mijn pols tijdens mijn research in de parfumerie, en ik ben niet meer gestopt met ruiken en “aaaah” denken. Misschien is het in deze woelige tijden waarin beelden van bloed en rampspoed niet verder dan een finger swipe van ons verwijderd zijn wel een troost om weten dat de geur van je ogenschijnlijk simpele kindertijd ook maar zo ver van je af ligt als je pols.
Salvador Dali Vandenaldi
Ik kan geen stukje schrijven over geuren zonder het over de parfums die mijn moeder droeg te hebben. Ik bezit een herinnering waarin mijn vader na zes maanden als blauwhelm in ex-Joegoslavië naar huis terugkeerde met tien flessen clandestien gesmokkelde rum (de feiten zijn verjaard, officer) en een doosje met miniatuurparfumflesjes in de vorm van een neus en lippen. Google leert me dat het er van Salvador Dali kunnen zijn, maar als ik me de geur voor de geest haal denk ik dat het eerder van het minder bekende Joegoslavische merk Sulvidor Dila was. Anyway. Mijn mama had de neiging om zware en bedwelmende parfums te dragen waar mijn hersenen spontaan van verpulverden, genre Angel van Thierry Mugler (BUT WHYYY?!) en Opium van Yves Saint Laurent. De migraines die ze me bezorgden waren zo vernietigend dat ik nog steeds van wagon verander als ik iemand mijn trein ruik binnenkomen die een van beide geuren opheeft.
Patchoeli
Eerst mijn beklag doen over de bedwelmende koppijnparfums van mijn moedertje, en het in het volgende blokje hebben over de jaren waarin ik mezelf en mijn arafatsjaals marineerde in patchoeli, de ironie ontgaat mij niet. Ik haalde mijn hippie-olie en arafatsjaals in de Youskaro in Ieper, een winkeltje van een kleerkast groot dat werd uitgebaat door een moeder en dochter die grossierden in lange blaadjes en vlaggen van Bon Jovi. Er was een tijd dat ik geen enkel kledingstuk in mijn bezit had dat niet meurde naar patchoeli en daar ook nog trots op was. Het was dezelfde tijd waarin ik mijn haar oranje kleurde met Henna, houten vriendschapspoppetjes aan mijn Dr Martens knoopte en protesteerde tegen kernafval en racisme en gaten in de ozonlaag, niet alleen uit overtuiging maar ook omdat die ene kerel van mijn klas waarop ik jaren stiekem verliefd was ook ging protesteren. Zo, dat is eruit.
White Musk van The Body Shop
In de nasleep van mijn “liever een gat in mijn pennenzak dan een gat in de ozonlaag”-periode vertoefde ik tijdens mijn studententijd regelmatig in The Body Shop. Toen het gamma van White Musk daar op mijn pad kwam had ik maar een keer snuffelen nodig om te beseffen dat ik mezelf wilde verzuipen in alles dat ook maar een beetje naar de inhoud van de flesjes rook. Wat ik dan ook deed door de eau de toilette en de olie en het badschuim en de douchegel te kopen, zo veelvuldig dat ik bijna geen geld meer over had voor sigaretten en de belegde broodjes waarmee ik mezelf traag maar zeker richting mijn eerste maagverkleining aan het eten was. White Musk doet me nog steeds vol nostalgie terugdenken aan mijn studentenkot in Ledeberg, en met studentenkot bedoel ik varkensstal van drie verdiepingen die ik deelde met drie vrienden die even hard als ik hoopten dat de beschimmelde en aangekoekte afwas van weken ver plots op magische wijze zou verdwijnen als we er zo vaak mogelijk in bogen bleven rondlopen. Wat ook gebeurde als een van onze moeders het echt niet meer kon aanzien en zich vol walging aan een taak van een paar uren zette. Dat ik terugdenk aan de geur van White Musk en niet die van beschimmelde pannen waarvan de inhoud bijna kon lopen wil zeggen dat de andere penetrante geuren ondertussen of verwerkt of verdrongen zijn. Good for me.
Na White Musk beleefde ik op parfumvlak een even losbandige als saaie episode waarin ik Noa van Cacharel afwisselde met Gucci Rush en nog wat andere usual suspects. Ik werd nooit meer halsoverkop verliefd op een geur, tot ik in de Ustated Nights of Amerika kennismaakte met Amazing Grace. Ik bracht een flacon mee, en wist dat ik op een osmologisch klompje goud was gestoten toen ik bij thuiskomst constant werd gevraagd naar de oorzaak en herkomst van mijn welriekendheid. Wat mij betreft ruikt het naar een mengeling van schone lakens en eerste lentedagen. Sinds de complimentjes mij begonnen te overspoelen bracht ik van elke trip naar Amerika wat flesjes mee, en er overviel me een gelijktijdig gevoel van “wahey!” en “dju toch” toen Ici Paris XL het enkele jaren geleden gewoon in België begon te verkopen. Aangezien ik in geen tijden meer in Amerika ben geraakt overheerst wahey wel, ondertussen.
De laatste parfumcrush in dit rijtje kwam tot stand toen ik Valerie De Booser een jaar of vijf geleden interviewde voor Flair. Zij zat naast me, als onwetende maar glansrijke winnares van een bikkelharde wedstrijd die zich enkel in mijn hoofd had afgespeeld en die we voor het gemak het Grote Concours Mevrouw Koen Wauters noemen. Niet alleen dat, maar ze rook er ook nog eens fenomenaal lekker bij. Omdat ik besefte dat ik nooit dichter zou komen bij het zijn van Mevrouw Koen Wauters dan naar Mevrouw Koen Wauters te ruiken vroeg ik haar welk parfum ze droeg. Dat bleek Lady Vengeance van Juliette Has A Gun te zijn. Nadat ik een fles had aangeschaft ontdekte ik hoe rond de cirkel was: er blijkt patchoeli in te zitten, begot. Eerst moest ik ervoor naar Selfridges in Londen (altijd een goed excuus), maar toen ontdekte ik dat een parfumerie in Ieper ook een groot deel van het gamma stockeert. Op een keer was de Lady Vengeance evenwel op en kocht ik de Miss Charming, en daarna de Not a Perfume en onlangs nog de Anyway. Geen zever: allemaal op hun eigen manier even geweldig. Vooral de Not a Perfume heeft een speciale plek in mijn hart, omdat hij net als Amazing Grace ruikt naar proper, zoals frisse lakens en zeep en schoongeboende oksels in combinatie met een zuchtje wind. Zei ik echt schoongeboende oksels in combinatie met een zuchtje wind? En was dat luidop? Ik durf wedden dat Valerie me ook op vlak van geuromschrijvingen ver achter zich laat, en leg me daar dan maar, als een eervolle verliezer, bij neer.
Deze blogpost werd ernstig geïnspireerd door deze geweldige blogpost. Zin om mee te doen? Dat mag, in de reacties of op uw eigen blog, vaneigens.
Als mijn berekeningen correct zijn dan is het vandaag exact 21 oktober 2015.
Toen ik afgelopen zaterdag zat te wachten tot Youri met onze ontbijtplateaus afkwam in de Hema werd ik een beetje verpletterd door het besef dat dit mijn toekomst was. De toekomst waar ik me als kind en jongvolwassene bij elke keer kijken naar Back to the Future part II (en dat waren een hoop keren, ongeveer mijn favoriete film ooit) van had afgevraagd hoe die eruit zou zien. Wat ik zou doen op de dag waar Doc en Marty vanuit de jaren tachtig naartoe kwamen.
Ik zal het wel uitgeteld hebben, toen. Vierendertig jaar, op dat moment. Ik denk dat ik me slanker heb voorgesteld dan ik nu ben, nog niet wetend dat ik daarvoor eerst veel dikker zou worden, en dan mijn maag zou moeten laten verkleinen om nog een en ander recht te trekken. Ik woon niet in het huis dat leek op dat van in de reclame voor schoonmaakmiddel waar ik me in die tijd blind op staarde, al zijn er wel nog steeds plannen om iets te bouwen dat er misschien van ver wat op lijkt. Het besef dat mijn moeder al acht jaar dood zou zijn zou me toen van mijn sokken hebben geblazen, vrees ik.
Maar ik zat daar dus, zaterdag, met Dexter die naast me zat te spelen met zijn auto’s, en een baby die tegen mijn ribben aan het kicken was, en Youri met zijn cappuccino’s, onderweg naar onze tafel. It hit me in the face, man, maar op een hele mooie manier. Ik bedacht me dat dit beeld van mijn werkelijkheid me als kind behoorlijk blij zou hebben gemaakt, ook zonder de hoverboards en zelfsluitende schoenen die ze ons hadden beloofd. Dat ik het eigenlijk niet veel mooier had kunnen dromen, toen. Ik moet er wel bij vertellen dat ik enkele dagen geleden tranen in mijn kop koffie zag vallen omdat die dekselse rosse Ed Sheeran mij pakte met een liefdesliedje. Mijn hormonen weten ondertussen dus ook dat ik zwanger ben, en dat zal vast een extra factor zijn die verklaart waarom ik heel de dag naar dit soort filmpjes zou willen kijken.
Your future is whatever you make it, so make it a good one. :aah:
(flashback naar die keer waarop ik op een dag de DeLorean en een prototype voor een hoverboard zag. Like woah. En oké, die keer dat ik besefte dat Skypen toch ook een beetje voorspeld was. En ja, Youri en ik zijn keihard van plan om een en ander door te geven.)
Nog zoiets dat in mijn doodgewone dingen had kunnen staan: een besef dat rijkelijk laat komt, en zo verhelderend is dat je direct naar al je vrienden zou willen bellen om te vragen of zij eigenlijk door hadden dat Tatort niet de exotische naam is van een of andere politie-inspecteur, maar gewoon Duits voor “plaats van delict”. Dat het kerstomaatjes zijn in plaats van kersttomaatjes, dat de bakkaree waar je vader het altijd over had net zoals den derden teim en penantie losjes gebaseerd waren op echte Engelse woorden. Korne bleek gewoon de corner, ook, en de golle de goal.
En zo zijn er wel meer. Donalduk bleek pas jaren later een duck die Donald heette. Een caprisunneke verwijst voor mij nog maar een paar jaar naar de zon van Capri.
En een navraag op mijn Facebookpagina leverde ook al zo veel leuke dingen op.
Zouden andere mensen er ook zo lang over hebben gedaan om door te hebben dat Q8 voor Kuweit stond? Of dat een steesjewagen een station wagon was? (thanks for the memories, Cathérine) Dat Whiskas van whiskers komt, als in snorharen?!
Hebben jullie er zo nog? Please share, dan gaan we samen gniffelen terwijl we betaald worden om te werken.
“Echt, die mannetjes van Little People, sinds wanneer maken ze die zo hip dat ze mij bijna kunnen krijgen?”.
Ik zit een glas wijn te drinken op het verjaardagsfeestje van de dochter van vriendin J. als het me opvalt. Die ene papa met zijn hipster brilletje, dat was toch die kerel van de plaatselijke jeugdbeweging die ooit weggevoerd is met de ambulance nadat ik hem een half uur eerder een volledig intacte pita had zien overgeven? En die gast die zijn dochter van een jaar of zeven op een klimrek helpt, is dat niet die ene die ooit bijna onze tent in brand stak op het Folkfestival van Dranouter? Volledig per ongeluk, waarna Kobe van dat restaurant het brandje koelbloedig wist te blussen met een keukenhanddoek. Ach, de tijd dat ik Kobe vooral kende van zijn blustalent en geen idee had dat hij kon koken. En had een van mijn vriendinnen niet ooit staan foefelen op café met de papa die de schoenen van Frozen van zijn dochter staat aan te doen aan de tafel naast de onze? En had ze toen niet gedacht dat niemand hen kon zien, terwijl iedereen hen kon zien? Bahaha, good times.
We circuleren met zijn allen rond de kleurrijke speelruimte voor min vierjarigen zoals we vroeger een beetje ongemakkelijk aan de uiteinden van de dansvloer stonden. Op onze sokken wel, voor als onze kinders ons roepen en we even de arena moeten betreden om een snottebel af te vegen of een woord van ouderlijke troost uit te brengen. Dat mag niet op schoenen. En net zoals vroeger, toen we onze maten hielpen die zo hard tegen een alcoholvergiftiging aan zaten dat zelfs een lege beker Primus een obstakel was, helpen we nu onze peuters over de opstapjes naar de glijbaan. Er zou muziek van Studio 100 uit de kinderdisco kunnen weerklinken, ware het niet dat de kinderdisco defect is. De papa van het kleine meisje dat net tegen mijn zoon is opgesprongen lacht een beetje ongemakkelijk in mijn richting, en ik lach ongemakkelijk terug, terwijl ik Dexter compleet hysterisch op me af zie stormen alsof iemand hem net heeft verteld dat ze geen Penelope meer gaan uitzenden op Netflix. Iemand gebaart of we nog iets willen drinken.
Eigenlijk is er niet zoveel veranderd, en tegelijk ook zo goed als alles.
Exact tien jaar geleden schreef ik mijn eerste post op deze blog. Met klamme handjes werd er op publish gedrukt, gewacht tot mijn trage telefoonlijn mijn post de wereld instuurde, en vurig gehoopt dat iemand hier ooit zou willen komen lezen. Het zou cool zijn voor dit verhaal als dat ook mijn eerste blogpost ooit was, maar dat is het niet eens. Verre van, voor tftc blogde ik al een jaar of twee op zelf in elkaar gestoken websites die echt nergens op leken. Op Angelfire en Geocities, enal. Wie zich nog herinnert wat dat waren is officieel oud.
Maar er kwamen dus mensen lezen. Gelukkig. Eerst maar een handvol, maar beetje bij beetje werden het er meer. En ik bleek het toffer te vinden dan ik me op voorhand had kunnen inbeelden. Van alle zijprojectjes die ik ooit heb gehad is dit met voorsprong het leukste, het meest inspirerende, datgene dat me het meest van al heeft opgeleverd, niet zozeer in harde cash, maar in contacten, mogelijkheden, leute en zelfontplooiing. En paginagrote krantenartikels met mijn hoofd op.
Tien jaar Tales from the Crib, jong:
dat waren 1885 blogposts, 22.636 comments. Jullie hebben dus behoorlijk hard jullie best gedaan, waarvoor geweldig merci! Zonder comments zou het hier zoveel stiller geweest zijn en zat ik maar wat tegen mezelf te mompelen.
heel wat jaren gesukkel op Movable Type, en zo zo content dat ik sinds vorig jaar eindelijk op WordPress draai.
drie designs: eentje met retro bolides, eentje met een tekening waarop ik soms een Story en soms een Flair las, afhankelijk van waar ik op het moment vooral voor schreef, en deze.
het leven leek stukken simpeler in 2004, and so did de recepten die op mijn blog verschenen. Voor een broodje banaan, bijvoorbeeld.
in mijn archief staan een hoop posts die niet door mij geschreven zijn, maar door Youri. Zoals deze, die doet vermoeden dat ik een dikke nerdy was. Deze blog begon immers als een gedeelde blog, waarbij zijn posts in het blauw verschenen en die van mij in het roze. Keigoed gevonden, maar Youri was het een jaar of negen eerder beu dan ik.
een blog, dat is dus echt een goudmijn aan herinneringen die helemaal weg waren. Aan die keer dat wij achthonderd euro wonnen met een belspelletje, bijvoorbeeld. Ja, er was een tijd dat je daar iets mee kon winnen, jonge lezers!
het staat hier nog vol comments van mijn moeder, die zichzelf mamie noemde en supporterde onder posts waarin ik voor het eerst stoofvlees maakte. Dat was niet eens zo goed gelukt, als ik daar heel eerlijk over ben, maar er komen nog steeds regelmatig mensen op deze blog uit op zoek naar het ultieme stoofvleesrecept.
dat waren ook heel wat kapsels. Ik heb daar ooit eens een collage van gemaakt. Baha.
wij waren trendspotters en modebloggers avant la lettre. Dat wist gij vast ook niet.
wij hadden een katte, die soms aan het woord kwam. Die is gestorven, trouwens, maar ik heb daar blijkbaar nooit over geblogd, waardoor mensen zelfs nu nog soms vragen hoe het met Bill is. Niet zo goed, jongens, niet zo goed.
er is zo veel veranderd in die tien jaar: ik begon toen ik compleet niet kon koken (en blogde bijvoorbeeld over de eerste keer ooit dat ik een taart bakte), toen had ik met kokeneten.be ineens een collectieve kookblog, en later werd ik zelfs parttime vegetariër.
er waren ook projecten. Fromfrats funky food reviews waarop we nieuwe producten reviewden, het schoenenproject waarvoor wij op allerhande plaatsen op de wereld foto’s van onze schoenen namen, Manic Monday, waarbij ik elke week vijf vragen stelde en andere bloggers die overnamen om op hun blog te beantwoorden, en wel meer van dat lolligs. Ow, en ik was de geweldige compleet fantastische 2 edities van wijvenweek vergeten, merci om me eraan te herinneren, medewijf i.!
It’s been quite a ride, om het met een understatement te zeggen. Merci aan iedereen die hier al zo lang komt lezen, welkom aan iedereen die hier nog elke dag toekomt en hopelijk blijft hangen. De postfrequentie is iets aan het verminderen, maar dat komt doordat er enorm druk aan het Blogboek wordt geschreven. Ik kan niet wachten om het te delen, jongens, echt waar.
Tien jaar tales from the crib, jong. Hoe zot is dat?
Voel u vrij om in de comments van “dat waren nog al eens tijden!” te doen, dan ga ik ondertussen om bubbels en taart.
Ik wil geen hater zijn, maar ik vind dat we de afgelopen jaren onze portie toppen 2000 van de nillies en andere decennia wel gehad hebben. Ik ben nostalgisch van nature, dus als ik het al zeg is er iets serieus doorgeslagen wat terugblikken betreft. Zeggen dat ik stond te springen voor de 5 van de jaren 90 op Stubru was dan ook hard liegen. Maar kijk, toen ik vanmorgen de radio aanstak en al direct werd bestookt met een paar toppers van Weezer en Eels was ik toch mee. En werd ik zelfs geïnspireerd tot deze blogpost. Zo zie je maar!
Laat er geen twijfel over bestaan: ik ben een kind van de nineties. Mijn hamster heette Gorki, ik leefde in legerbottinen en Indische bloezen met spiegeltjes van de Witte Uil, ik heb op een blauwe maandag wel eens even blauwe haarmascara in mijn haar gesmeerd en ik had een fleece waarop pandaberen stonden. Mijn dokter of choice heette Martens, ik heb nog Black Death sigaretten gerookt om te protesteren tegen het rookverbod. Mijn eerste festivalherinneringen spelen zich af op een weide in Torhout, jeweetwel, van de T van TW, waar ik het toen nog compleet onbekende Radiohead heb weten optreden op het zijpodium, om half elf ’s ochtends naar Channel Zero stond te kijken en een beetje verliefd werd op Jamiroquai. Ik ging naar fuiven in hangars. Die hadden altijd wel iets met een chiro of scoutsgroep te maken, terwijl ik daar dus helemaal niet inzat. Met de nadruk op zat.
Vijf nummers kiezen was dus gene gemakkelijken. Maar ik heb het gedaan. Voor u. Niet de beste nummers van de nineties, aan zo’n top vijf begin ik zelfs niet, maar om de een of andere reden wel mijn nummers van de nineties.
Omdat er een tijd was waarin elk nummer van Counting Crows over mij ging. Echt waar. Ik heb Adam Duritz en zijn palmboom een keer of drie gezien in concert, en ik had een videocassette met hun optreden op Pinkpop. In die tijd bestond Youtube nog niet he kids, wij moesten zelf opnemen en terugspoelen.
Radiohead, met Fake Plastic Trees. Heel “The Bends”, for that matter. In die mate dat deze versie mij een knoop in mijn maag bezorgt van nostalgie. Te veel herinneringen, maat. Niet eens allemaal even goede, maar zo gaat dat dan.
Lais. Overgehouden aan de tijd dat het Folkfestival van Dranouter het hoogtepunt van zo goed als elk jaar was. Dit nummer hangt voor eeuwig en altijd vast aan herinneringen waarin vreselijk zatte nachten en ochtenden in de biertent een hoofdrol speelden. Heerlijke tijden. Waarschijnlijk zelfs de beste.
Via van dEUS. Niet omdat dat per se het beste nummer is dat dEUS ooit gemaakt heeft, maar omdat ik dat kapot heb gespeeld, destijds. Ik had een trui van “My sister is my clock”. Vanuit de tijd dat dEUS nog underground was enal. Baha.
August van Pieter-Jan De Smet. Ook al niet het beste nummer ooit gemaakt, zelfs niet in Vlaanderen. En toch is het om de een of andere reden een nummer dat mij direct terugkatapulteert naar de nineties, toen de tijden anders waren en die kerel van de Kotmadam plots ook een muzikant bleek te zijn. Volgens mij heb ik hier vaak naar geluisterd op kot. “She gives names to all my apologies. I guess you can call it art“. #hartjestocharlesvictor
Gisteren was ik waarschijnlijk voor de laatste keer in het huis waar ik elke kerstavond van mijn leven heb gevierd tot ik Youri leerde kennen. Het huis van waaruit ik als kind vertrok om tussen de duinen richting zee te lopen, een zee die zo dichtbij lag dat wij onze opblaasboten en vlindernetjes die ook dienst deden als garnaalvangnetjes gewoon tot daar sleurden. Het huis met de tuin waarin ik duizenden uren heb geschommeld, tot in den treure heb geprobeerd om rechtop te leren staan op een vissersboei die mijn pepe ergens had scheefgeslagen, en twee zomervakanties lang elke dag heb geoefend om van handenstand naar brugrug te gaan, omdat mijn pepe me had beloofd dat ik honderd frank zou krijgen als ik daarin slaagde. Ik kreeg uiteindelijk mijn beloofde honderd frank, en ik kan hem nog steeds, mijn brugrug, al is het risico op kwetsuren wel iets groter geworden.
Aan de lange tafel heb ik mij zeker honderd indigesties laten aansmeren door mijn meme, die ondanks mijn jaren van onversneden obesitas altijd geweldig bang was dat ik ondervoed zou raken. Het is het huis waar één van de stoelen in mijn hoofd altijd de stoel van mijn moeder is gebleven, ook al zaten er de laatste jaren altijd andere mensen op. Aan de voordeur is mijn vader haar ooit komen ophalen om te trouwen, zoals de foto naast de blauwe gordijnen die er sinds jaar en dag hangen laat zien.
De eerste keer dat mijn vader er kwam hoorde mijn grootvader hem al komen van aan de naftepompe in De Panne, zoveel lawaai maakte zijn mobilette. Mijn pepe moet altijd vreselijk hartelijk lachen om die anekdote en vertelt hem alsof we hem nog nooit hebben gehoord. Wij lachen dan allemaal alsof we hem nog nooit hebben gehoord. Zo gaat dat bij ons, en we zijn daar zeer tevreden over. In de gang aan de trap hangt een foto uit de Story waarop ik word gekust door Frans Bauer en Koen Wauters, tegelijkertijd. Op het toilet een husky die ik in december 1991 heb geschilderd met zo’n pakketje van Iedereen Kan Schilderen. Er staan portretten van mijn overgrootouders achter het spinnewiel. Twee van hen heb ik goed gekend, twee nooit.
Niks blijft zoals het is, en alles gaat voorbij.
En toch heb ik in mijn achterhoofd heel mijn leven gedacht dat Villa Reigersvliet daarop een uitzondering zou zijn.
Morgen is het Roald Dahl Day, zoals elk jaar op de verjaardag van Roald zelf, en dit jaar toevallig op vrijdag de dertiende, wat wil zeggen dat het nog cooler is dan anders. En ik zeg het u al een dag op voorhand zodat ge nog op tijd zijt om zelf een toffe Roald Dahl blogpost te prepareren voor op uw eigen blog. Zo’n toffe ben ik immers. En ook: morgen heb ik al een weight watcherspost gepland. Sorry Roald, prioriteiten enal.
Wie Roald Dahl niet kent heeft een andere jeugd gehad dan ik. Stond nooit naast de vies ruikende gasverwarming in de piepkleine bibliotheek op het kerkplein van het dorpje V., te hopen dat er weer wat boeken van hem waren teruggekomen van uitlening. Ook in het V. van de jaren tachtig was Roald Dahl een populaire kinderboekenschrijver, zo bleek, en de bibliothecaris van V. had nu ik erop terugkijk best wat meer van zijn boeken mogen indoen in plaats van eindeloos veel exemplaren van Pinkeltje. Just my two cents.
Anyway. I love Roald Dahl. Ik kan met moeite wachten tot Dexter groot genoeg is om hem alle boeken cadeau te doen. Mathilda! De GVR! Sjakie en de chocoladefabriek! <3 <3 <3! En dan kan ik alleen maar hopen dat hij er even hard verliefd op zal worden als ik ooit deed, en dat het hem een even grote en levenslange liefde voor boeken zal opleveren als bij mij.
Om zijn verjaardag in stijl te vieren, vijf van mijn favoriete quotes van de meester himself.
“And above all, watch with glittering eyes the whole world around you because the greatest secrets are always hidden in the most unlikely places. Those who don’t believe in magic will never find it“
***
“When you grow up and have children of your own, do please remember something important: A stodgy parent is not fun at all! What a child wants – and DESERVES – is a parent who is SPARKY!”
***
“A person who has good thoughts cannot ever be ugly. You can have a wonky nose and a crooked mouth and a double chin and stick-out teeth, but if you have good thoughts they will shine out of your face like sunbeams and you will always look lovely.”
***
“I began to realize how important it was to be an enthusiast in life. He taught me that if you are interested in something, no matter what it is, go at it at full speed ahead. Embrace it with both arms, hug it, love it and above all become passionate about it. Lukewarm is no good. Hot is no good either. White hot and passionate is the only thing to be”