De compleet informele facebookreünie begon oke.
Vriendin J. was er, wat wilde zeggen dat ik al minstens één iemand had om tegen te praten als er venijnige stiltes zouden vallen. Er waren nog een stuk meer mensen dan vriendin J. en ik alleen, wat goed was en wilde zeggen dat er nog levende wezens bestonden die ons na tien jaar nog eens wilden terugzien. En er was alcohol, er was eten en W. uit de Latijn-Wiskunde kon nog steeds zijn wijsvinger bijzonder ver achterover buigen, zoals hij dat vroeger duizenden keren had gedemonstreerd. De avond begon met andere woorden geweldig veelbelovend.
En zo evolueerde alles verder, met veel bier en herinneringen aan dingen die we in ons hoofd vast ontelbaar veel mooier hebben gemaakt dan ze ooit kunnen geweest zijn. Ik was net aan het bekomen van een nostalgische schaterpartij toen klasgenootje I. me aansprak.
“Ik heb me jaren voorgenomen om nooit van mijn leven naar een reünie van het middelbaar te gaan”, sprak zij.
“Serieus? Waarom wel niet?”, gniffelde ik nog een beetje na.
“Omdat jullie ervoor hebben gezorgd dat mijn laatste jaar een complete ramp was.”
Ik moest lachen, omdat ik dacht dat ze een grapje maakte.
Maar klasgenootje I. keek wel heel serieus voor grapjes.
“Bedoel je met jullie ook ikzelf?” vroeg ik geweldig verward.
Dat deed ze, samen met nog een paar andere klootzakjes die haar het leven zuur hadden gemaakt, zei ze.
Ik dacht nog steeds dat ze een grapje maakte, maar ze verzekerde me dat ze dat niet deed.
En dus ging ik keihard terug in mijn hoofd. En ik zag niks opvallends. En dus zei ze dingen als “Ik kon jullie elke les over mij horen roddelen, elke les”. Ik bleef ervan overtuigd dat ze een vergissing maakte. Ik heb mezelf echt nooit gezien als iemand die andere mensen het leven zuur maakt. Ik dacht voor de zekerheid nog harder na. “Weet je zeker dat ik dat was?” probeerde ik nog eens. Een misverstand is gauw gemaakt.
En toen kwam het opeens terug. Indeeders, mijn zestienjarige zelf had vast wel eens een venijnige opmerking tegenover iemand anders gemaakt wat betreft klasgenootje I. Zonder daar toen ook maar een moment bij stil te staan dat klasgenootje I. dat door had. Klasgenootje I. was een beetje een stille vroeger, maar ook een hele knappe. En daar vielen nogal wat mensen op. Ik duidelijk niet. En hier zaten we dan. Tien jaar later. Een trauma te bespreken.
“Als dat zo is dan vind ik dat echtig en techtig oprecht spijtig, I.”, sprak ik naar waarheid. Duizend miljard kilo schuldgevoel daalde ineens op mijn schouders neer, om mijn veel te brutale zestienjarige zelf. “Ik was toch een lieve ik, vroeger?”, probeerde ik bij klasgenoot K., en die zei dat dat wel zo was, maar dat hij zich ook andere momenten herinnerde. Ik zakte steeds dieper weg onder tafel.
“Het ergste was dat jij en J. een briefje in mijn jaszak hebben gestoken tijdens onze proclamatie, met hele erge dingen op”, maakte klasgenootje I. het helemaal af. Mij inbegrepen.
“Dat was jij toch, van dat briefje?! Of niet?”, siste ik compleet ongemakkelijk toen ik vriendin J. even later weer tegenkwam. “Daar herinner ik me nu eens compleet niks meer van, hoor”, zei vriendin J., terwijl ze een citroenjenever in haar botten sloeg. En zo veranderde de compleet informele facebook reünie in een geweldig traumatiserende ervaring voor ondergetekende.
Klasgenootje I. is er gelukkig overheen geraakt, vertrouwde ze me toe in de vroege uurtjes. Ik hoop dat ik daar ook in slaag. Toch minstens tegen de volgende meeting, binnen een jaar of tien. Ik hoop het oprecht.