Monthly Archives: augustus 2019

Zuid-Zweden in zeven highlights

Na twee dagen tussen de legoblokken in Denemarken reden we met onze huurauto over The Bridge (waarover sebiet meer), die in het echt gewoon Oresundbrug heet, naar Zweden. Vanuit Billund was het iets van een kleine vier uur rijden naar Rydebäck, naast een tafel van de IKEA ook een dorpje aan de kust in Skåne län, de zuidelijkste der Zweedse provincies.

Dit waren mijn zeven hoogtepunten van vijf dagen in de onderste regionen van Zweden:

  • Ons huisje in Rydebäck.

    Hotels met kindjes vinden wij zelden een goed idee. Misschien omdat wij niet houden van al om acht uur moeten gaan slapen omdat onze kinderen lichte slapers zijn en in dezelfde ruimte liggen, of van heel de tijd “ssssjjjjjjt” moeten zeggen omdat de muren van karton lijken en onze kinderen graag testen hoe ze hun vele meningen kunnen delen met de hele gang.

    Airbnb is een goed alternatief als je op zoek bent naar huisjes met meerdere kamers, maar toch ook een beetje een gok: een plek kan er geweldig uitzien, maar ernstig tegenvallen, weet ik van die keer dat ik in een studentenkot vol bronstige en beschonken Italianen terechtkwam in Londen. Alleen. Maar dat is dus een ander verhaal.

    Dit huisje zag er geweldig uit op Airbnb, en bleek in het echt nóg beter. Ongelooflijk maar waar. Veel had te maken met het strandje dat van ons alleen was (en een strandhuisje had om te douchen na het zwemmen, zoals je hierboven ziet). Na een dag rondrijden in het heldere water kunnen springen was nogal onbetaalbaar, vonden wij. Zeker omdat het 28 graden was. Ik kon ineens het puntje “in zee zwemmen” van mijn lijstje met 19 dingen voor 2019 schrappen.
  • Fietsen op Ven.

    Ven is een eiland dat je kunt bereiken met een overzetboot vanuit Landskrona, op een paar kilometer van ons huisje. Wij huurden er fietsen en hadden een heerlijke dag vol zon en ijsjes. Meer moet dat soms echt niet zijn.
  • Bootje varen in Malmø

    Zelf varen, that is. In het heerlijke Malmø huurden wij een bootje via bookaboat, eentje dat je kon ontsluiten via een app en er daarna zelf mee varen. Dat bleek zo simpel dat ook Flo en Dexter ermee weg konden.

    Ook heerlijk: via bluetooth wereldhits als “Zeil je voor het eerst” en “Omdat ik Vlaming ben” door de speakers blasten. Dolle pret, ik kan het u verzekeren. Ook super in Malmø: de Saluhall Foodmarket, en de Mini Rodini-winkel mét soldekes! #omgyes

    Wat Flo betreft: de Pippi Langkous-merchandising die haar zowaar de coolste nieuwe boekentas ooit opleverde voor volgend schooljaar.
  • De stranden.
    Ach, de stranden, waar de Zweden surfen en zwemmen vanaf een graad of twaalf, zo zagen we op een mindere dag. Wij gingen onder meer naar het mooie Knabackshusens strand met wit zand op een machtige locatie. Waw, waw en nog eens waw.
  • De gezellige steden.
    Wij gingen naar Helsingborg en Ystad en dronken koffietjes en genoten van hoe rustig het er vaak was in vergelijking met in het zuiden. En we gingen twee keer eten bij Pinchos, een keten die ze hier ook dringend moeten invoeren en die werd aangeraden door I., die op dat moment ook Zweden aan het doorreizen was, met drie kinders zelfs. Pinchos is geweldig kindvriendelijk, en in sommige levensfases is dat alles.
  • Ales Stenar
    In de buurt van Ystad. Stenen waarvan ze nog altijd niet goed weten waartoe ze hebben gediend, en je krijgt er ineens een prachtig uitzicht bij. Net als de hartverzakkingen als je kinderen wat te dicht bij de rand komen.

  • The Bridge
    We zijn er vier keer over gereden, vlak nadat we seizoen 1 bekeken hadden, en ja, dat had telkens iets. Met een speciaal bakje dat je tegen je raam moest houden om te betalen, altijd spannend, en met de theme song loeihard.

    Toen we vertrokken werden we getrakteerd op de mooiste oranjeroze zonsopgang. Bijna traantjes, ja.

    We’ll be back, Scandinavië.

    En het zal verzekers niet eens te lang duren ook, als het van ons afhangt.

lilith wordt verliefd op LEGO House

Ik zei in mijn vorige post over onze reis naar Denemarken en Zweden al dat ik niet veel heb met legoblokjes. Maar neem 25 miljoen legoblokjes, en bouw daar het zotste speelhuis ooit rond, en de situatie begint serieus te kantelen.

LEGO House ligt op een paar kilometer van Legoland in Billund, waar het legoblokje werd uitgevonden. Het opende in 2017, en als je erboven hangt zie je dat het is opgebouwd uit grote legoblokken.

Sta je ervoor, dan lijkt het alsof iemand loos is gegaan met witte blokjes.

Binnen draait alles rond de ervaring van spelen en bouwen. En rond met open mond staan kijken naar de vele legocreaties die overal te zien zijn.

Echt overal staan bakken vol lego, en het is de bedoeling dat je je ermee uitleeft. Dat hebben we serieus gedaan. Van treinbanen tot race-auto’s tot vissen die je kon laten animeren tot poppetjes die verdacht veel op jezelf lijken, je bent er een paar uur zoet mee.

Weinig volk, zeg je? Wij hadden het geluk dat we kaartjes hadden voor het eerste tijdsslot, waardoor we aankwamen in lege zones, wat vaneigens fijn was. Ik denk dat het doorheen de dag serieus druk kan worden.

In de kelder van LEGO house zit ook een inspirerende historische collectie rond de geschiedenis van het blokje, met iconische sets van vroeger tot nu. Youri moeten meetrekken aan zijn gilet of hij zat daar nu nog.

Een bijzonder eervolle vermelding voor het MINI CHEF-restaurant. Als je binnenstapt krijg je een zakje met blokjes en een “build your own meal“-instructieblad. Een stukje vis is een klein rood blokje, voor frietjes kies je blauw. Iedereen stelt zijn maaltijd samen en steekt het schijfje in de computer. Is dat gebeurd, dan zie je hoe de legomannetjes jouw maaltijd in elkaar beginnen te flansen.

Is het eten klaar, dan krijg je een seintje dat je jouw legoblok mag gaan halen bij de robots.

En dan is het smullen maar. Of in het geval van Flo je neus ophalen en zeggen dat je het niet lust. Standaard, tegenwoordig.

Ik vond LEGO House nog cooler dan Legoland.
Al was het omdat onze kinderen sinds ze daar zijn geweest geen Lego of Duplo kunnen zien liggen zonder er iets mee te beginnen bouwen. Dat moet dus inspirerend geweest zijn voor iedereen.

Absolute aanrader voor iedereen die houdt van spelen en übercoole plekken.

In de volgende post rijden we door naar Zuid-Zweden, keer curieus!

lilith nam deel aan de Dodentocht

Het zijn niet altijd diegenen met de professionele rugzakjes met buisjes om door te drinken die hem uitstappen, zulle“, zei de man naast wie we een koffie zaten te drinken in Bornem city. Tussen mijn benen lag een trailrugzakje met waterzak en buisje om door te drinken dat ik nog last minute had besteld bij de Décathlon, maar dat had hij niet gezien, dus knikte ik met een blik van “Ja jong, zo van die goed voorbereide zotten die denken dat ze het daarmee gaan halen, ge zijt daarmee vet“.

De man had de Dodentocht al een paar keer uitgestapt en gaf drie uur voor de start nog wat last minute tips mee aan ons, jonge onervaren meisjes, die nog nooit honderd kilometer aan een stuk gestapt hadden, laat staan binnen de 24 uur. Pas toen hij weg was durfde ik mijn rugzak weer bovenhalen. Het buisje liet ik voor de zekerheid nog even zitten waar het zat. Het was al erg genoeg dat ik startnummer 320 had, precies of ik was een #dodentochtstrever.

18:20: Op aanraden van de man van daarnet en nog wat anderen gingen we op tijd richting start. Daar aangekomen kreeg ik een pin van “50 jaar Dodentocht”, en kozen we een van de twee startvakken. Omdat er 13000 ingeschrevenen waren, werden de deelnemers immers eerst in twee groepen opgedeeld om elkaar na een paar kilometer weer tegen te komen. Twee uur en half popelden we om eraan te beginnen op een mix van eighties classics. Festivalsfeer compleet, de zon scheen en er was een droge nacht voorspeld, dus wij blij.

Toen iemand zonder reden om kwart na acht recht ging staan, en 12999 anderen als een kudde schapen beslisten om hetzelfde te doen, sloeg de sfeer even om. Drie kwartier nodeloos gedrum en getrek en zenuwachtig gefrot werden ons deel, en dat was niet zo goed voor de sfeer in onze bovenkamer. Toen al aan het doodgaan, dat beloofde.

21:02: De hekken zwaaiden stipt om negen uur open en om 21:02 marcheerden wij al vlotjes over de matten die onze tot dan toe razende voortgang scanden. Het tempo in het begin lag behoorlijk hoog, maar we gingen soepel mee met de hoop. “Weten die mannen wel dat dat hier honderd kilometer is?“, hoorden we iemand zich luidop afvragen, maar iedereen vloog als een bende jonge veulens vooruit, dus ja, wijle mee. Toen we weer samenkwamen met de mensen van het andere startvak riepen we lollig van “Wie we daar hebben!“, deden high fives met kindjes die ons langs de weg aan het aanmoedigen waren, en de sfeer was aangenaam en uitgelaten. We waren vertrokken! Mijn buisje om uit te drinken werkte goed, en er waren heel veel buisjes rond mij! OMG YES.

23:39: Na heerlijke passages door dorpjes waar ze volgens ons een deal hadden met SABAM dat ze niet moesten betalen als ze zich aan het draaien van drie liedjes hielden (“Leef” van André Hazes Junior, “Hoe Het Danst” van Marco Borsato, en “Sweet Caroline” van Christoff) arriveerden we iets voor middernacht fris en monter aan de tussenstop Friesland Campina, aka the one met de rijsttaartjes.

We zaten toen 15,9 kilometer ver, en hoewel ik me had voorgenomen om geen rijsttaartje te eten omdat ik al een paar weken zo goed als suikervrij eet en niet wist wat mijn maag en darmen zouden zeggen kon ik de energieboost toch gebruiken. Het blikje Cécémel liet ik wel aan me voorbijgaan, en goed ook, want achteraf las ik dat er mensen waren die er zo mottig van waren geworden dat hun Dodentocht een paar kilometer verder al voorbij was. Death by Cécémel, zeg. Het kan snel gaan en in domme dingen zitten, zo blijkt, en dus vulde ik mijn zakje soberkes met water. Stoppen deden we niet. Eten grijpen en en doorstappen was onze strategie, zo lang het lukte.

00:20: Plots was daar midden in de nacht het machtig mooi verlichte kasteel d’Ursel in Hingene. Iedereen wilde stoppen om foto’s te nemen, wat natuurlijk amper lukte in de drukte, maar neem van mij aan dat het er mooi was, ook met alle kaarsen die aangestoken waren langs het water.

00:47: De stop van Wintam, waar er appels waren, en peperkoek die ik aan me liet voorbijgaan. Waar ik blij was dat er nog steeds weinig sprake was van het gevreesde klopje. Ik kreeg constant berichtjes van overal om me aan te moedigen, wat echt wel tof was en voor afleiding zorgde. Eens groep één van de supporters gaan slapen was, waren de nachtraven en slapelozen daar. Waarvoor dank, echt waar.

De temperatuur bleef rond de 20 graden schommelen, ideaal wandelweer, zelfs in t-shirt. Ondertussen was ik zotcontent dat ik het koplampje in mijn rugzak had zitten dat mijn broer had meegegeven, want er zaten best wat pikdonkere stukken in waarop een voet snel overgeslagen was.

Na de stop ging het de pikdonkere dijk op, waar een mystieke sfeer hing. Langs het water, nog steeds erg druk, in stilte onder het maanlicht met al die wandelaars en al die lichtjes die in de verte door het landschap trokken.

Op een bepaald moment passeerden we ook het bord van de eerste 25 kilometer, en verbaasde ik me hoe snel dat was gegaan. So far, so good.

Ergens tussen 1 en 5 uur: Ik moet gestapt hebben, dat is zeker, maar ik herinner me weinig concrete details. Veel zatte mensen in de gemeenten waar we doorstapten, boel Vlaamse kermis, veel spandoeken en “ge zijt goed bezig!“. “Awel ja, het is eigenlijk wel waar“, zeiden wij dan, en zo maalden wij de kilometers weg.

Rond half vier waren de eerste 35 kilometer een feit, en bereikten we “den Duvel“, waar wij geen Duvel dronken, maar een zatje soep en een boterham wild genoeg vonden. Dit was meteen de eerste keer dat we ons vijf minuten hebben neergezet, al was het zoeken naar een plekje op de banken. Ik heb toen ook van kousen gewisseld omdat ik last begon te krijgen van wrijving. Net op dat moment zette iemand haar zware wandelschoen met haar volle gewicht op mijn linkervoet. Gekajiet en verontschuldigingen gekregen van de dame in kwestie, maar niet wat je op dat moment nodig hebt, geloof me vrij. Gelukkig komt de zon dan plots op, en heb je iets anders om je op te concentreren. We hebben de nacht overleefd! Zonder klop! Leejf alsof het je laatste dag is!

6:02: Aankomst in Steenhuffel, op 46 kilometer. Veel volk, veel levende lijken, veel mensen die rekten en strekten alsof het hun job was. Ons tempo is wat gezakt, en ik kan vertellen waarom: de eerste blarenclusters zijn een feit. Al sinds een kilometer of vijf doet elke stap pijn, en de hoop dat ik al die blaren zelf zal kapotstappen wordt kleiner. Ze zijn hardnekkig, en ze zijn met een paar, aan mijn beide kleine teentjes, vanboven en vanonder. Ook op mijn dikke teen heb ik een bovenaan. Heerlijk! Zelf doorprikken lukt niet. Tijdens wat uren wachten lijkt aan de mobiele toiletten kom ik tot het besef dat ik beter iets onderneem.

6:34: Ik zoek de tent van het Rode Kruis op in de hoop dat zij weten wat best. Geert, de meest vriendelijke verpleger in de geschiedenis van de verplegers, bekijkt alles met een professionele blik, en beslist de ene blaren door te prikken en met enkele andere te wachten, maar ze toch te verzorgen in de mate van het mogelijke. Hij raadt me aan om ze te laten doorprikken bij de volgende stop, “als ze nog wat erger zijn geworden”. Ik steek mijn voeten weer in mijn schoenen, stap de tent uit en kan vriendin J. nergens vinden, noch bereiken. Het is nog steeds zo druk overal dat het netwerk regelmatig overbelast is. Na zeven keer over en weer bellen krijg ik haar toch vast. Nu ligt ook zij in de tent van het Rode Kruis, met een soort bloeddrukval. Altijd lachen, die Dodentocht. We overleggen, zij beslist om nog even te wachten en wil dat ik al doorstap naar de volgende stop. Zij komt achter van zodra het weer lukt. Ik dus weg, alleen, en nog altijd pijn bij elke stap. Ik beslis erdoorheen te stappen. Ik ben hier nu toch.

6:55: Terwijl ik de pijn verbijt richting Merchtem en dat steeds beter lijkt te lukken, krijg ik een berichtje van mijn schoonvader die bij de kindjes is. Op voorhand had Dexter zich afgevraagd hoe ver ik zou komen, en waren we het erover eens dat het al heel cool zou zijn als ik nog aan het stappen was als hij ’s ochtends wakker werd. Dan zou ik immers al bijna in de helft zijn, en dat was verder dan ik ooit al had gestapt. Hij was wakker. Ik zat bijna in de helft. Hij vond dat vet cool van zijn moeder. GE ZIJT ZELF AAN HET WENEN.

7:48: Ik zit in de helft. Om dat te vieren eet ik een energiegelleke. Alles gaat behoorlijk, tot ik een paar kilometer verder een stap zet en voel dat er iets is met de al pijnlijke blaar en het bij elke stap voelt alsof mijn teen aan flarden aan het scheuren is. Daardoor ga ik mijn ene voet anders zetten, waardoor ik plots net hetzelfde krijg aan de andere voet. Aarghl. Ik ga heel snel van “dat lukt hier” naar “fuck”. Ik vertraag nog meer. Mijn rechterknie begint tegen te werken. Ik probeer het probleem weg te negeren, maar ik ga echt niet meer goed vooruit. Dat zal ook blijken aan de volgende stop. Als ik die ooit bereik. Frustratie alom.

8:32: Ik bereik de stop in Merchtem, op 53 kilometer. Ziet ge hoe traag dat is gegaan? Bijna een uur over drie kilometer. Dit is de stop waar de bagage staat die je aan de start kan afgeven, en waar je een spaghetti kunt eten als je die hebt besteld. Ik ga een bordje halen, maar mijn maag protesteert, en ik eet een paar penne’s en wat saus, om dan van schoenen te veranderen (van waterdicht naar niet waterdicht, maar het gaat droog blijven zei Frank!) en naar Youri te bellen. Kent ge dat, dat ge u goed weet te houden tot uw moeder vraagt hoe het is, en ge alleen nog kunt janken? Youri was op dat moment mijn moeder. Hij moest maar vragen hoe het ging, en de tranen knalden in mijn ogen. Moe. Lastig. Pijn bij elke stap. Rond mij zaten er drie volwassen mannen ook hun tranen te verbijten, dus op dat vlak voelde ik mij nog niet de seut. Wel tegelijk zes jaar en honderdveertien.

Youri sprak me genoeg moed in om weer te vertrekken, en toen bleek dat vriendin J. er ondertussen ook was en we weer samen verder konden kreeg ik een kleine boost. Komaan, dit zou niet stoppen zonder gevecht, hastjes. Op naar Buggenhout! In de zon zelfs!

10:00: Wat gaan we traag. Wat is de weg lang. Wat doet alles pijn. Zelfs mijn tong. Een te krokant gebakken rijsttaart, misschien? De wind steekt serieus op, waardoor we op sommige stukken tussen de velden moeten beuken om niet van het padje te gaan. Mijn voeten doen steeds meer pijn, het voelt nog altijd als scheurend vel bij elke stap, en ik merk dat ik mijn rechterbeen volledig scheef zet waardoor de spieren rond mijn knie ook steeds meer afzien. Ik heb een verleden aan mijn rechterkant dat me al ongelooflijk veel beurten bij de kinesist heeft opgeleverd, dus ik voel de bui hangen. Tegelijk wil ik nog niet stoppen, we zijn nu al zover. We besluiten om niet zomaar op te geven en aan de volgende stop een halfuur te rusten voor we ook maar iets beslissen.

Rond ons zien we veel mensen die het enorm zwaar hebben. We denken constant dat we er bijna zijn, om dan een hoek om te draaien en te zien dat we er nog lang niet zijn. Het is manken en schuifelen. Het is afzien en elkaar oppeppen. Vriendin J. heeft ondertussen ook pijn bij elke stap, wat later een spierscheuring blijkt te zijn. We zijn een zootje ongeregeld, en we verliezen steeds meer tempo.

10:54: En dan plenst er een ijskoude douche op ons hoofd. Op een minuut tijd ben ik nat tot op mijn onderbroek, het gaat zo snel dat we de tijd niet hebben om onze poncho’s uit onze rugzak te halen. We zitten op achthonderd meter van de stop in Buggenhout, maar dat blijken de langste achthonderd meter in de volledige kosmos te zijn. We gaan zo traag vooruit dat het water van onze rug gutst tot we ons in de sporthal tussen even gutsende en rillende wandelaars kunnen placeren.

We zoeken een plekje om even te gaan zitten, en ik voel alle moed in mijn doorweekte schoenen zakken. Alles doet zoveel pijn. Ik ben zo moe en ik heb het ijskoud. Vriendin J. staat recht, en krijgt de zoveelste pijnscheut in haar been. Er is maar één vraag die telt: gaan we verder? Kunnen we nog tot aan de volgende stop, op vijf kilometer? Bij het rechtstaan blijkt dat we allebei schuifelen als tachtigers. Ondertussen ben ik al twintig kilometer aan het stappen op blaren die zich om de zoveel tijd lijken te vermenigvuldigen. Ik doe mijn kousen uit en zie een nieuw slagveld, mijn voeten zijn ook nat, want ja, ik heb mijn waterdichte schoenen ingewisseld voor niet-waterdichte. Slim Deriemaeker slim, je geld inzetten op een voorspelling van Frank Deboosere. #sorryfrank #stillloveyou

We zetten ons buiten. Ik raak amper nog recht om aan het toilet te geraken, waar al het toiletpapier ludiek op is. Ik ga door mijn knie, en dat is niet oké. Ik bel naar Youri, en hij hoort onmiddellijk dat verder aanmoedigen niet aan de orde is wil hij geen week alleen slapen.

Of hij moet komen naar waar we zijn. Ik denk van wel, net als vriendin J. Ik raap mijn rugzak met buisje en waterzak en het laatste restje van mijn ego op, en strompel naar de parking waar hij ons wat later uit ons lijden verlost. Ik kan niet eens zelf mijn bagage gaan ophalen in Bornem omdat de zevenhonderd meter van de parking naar de tent simpelweg niet binnen mijn mogelijkheden liggen.

Vijf kilometer extra zou misschien nog net zijn gegaan (al hadden we daar vast bijna twee uur over gedaan), maar ik ben bang dat ik mijn knie dan finaal over de reling duw, en achteraf bij de dokter blijkt dat vriendin J. ook op het goede moment is gestopt.

62,1 km. Dat is het verdict.

Al bij al gigantisch ver. Verder dan ik gehoopt had. Maar als je bezig bent, dan wil je verder, zo heb ik geleerd. Buggenhout was voor mij jaren de meest gemiddelde gemeente van het land. Nu is het de plek die mij heeft genekt, en dat is oké. Ik vond het een geweldige belevenis, ik heb genoten van de voorbereidingen en de tocht zelf. Van de ambiance, de samenhorigheid, alles erop en eraan. Zelfs van het feit dat het twee dagen heeft geduurd voor de trap thuis niet meer te hoog was gegrepen, en gisterenavond bleek dat een avondwandelingetje in Bellewaerde zowat mijn slechtste idee van de hele zomer was. Mijn knie kon er niet mee lachen.

Aan herkansen denk ik evenwel niet.
Mensen zeggen dat dat nog zal veranderen, maar ik denk van niet.
Ik heb grenzen verlegd, veel over mezelf geleerd, iets meegemaakt dat ik al lang wilde meemaken.
Startnummer 320 zal voor altijd deel uitmaken van mijn herinneringen aan de zomer van 2019.

Mijn respect voor alle deelnemers is gigantisch.
En ik heb weer een puntje van mijn #19voor2019 kunnen afvinken.

Merci voor de vele aanmoedigingen, berichtjes, schouderklopjes.
Het was goed zoals het was.
Het was de max.
Wreed content van mijn buisje, ook.

#zwedemarken 2019: Legoland in Billund, Denemarken

Pretparken, ik ben er niet zo’n amateur van. Mensen lijken soms te vermoeden van wel, waarschijnlijk omdat ik er al wel wat heb bezocht. Veel heeft te maken met verliefd worden op een man die gefascineerd is door de figuur van Walt Disney. Gelukkig het soort fascinatie dat zich beperkt tot boeken en documentaires en zijn zoon Walt als tweede naam geven. Geen Disney-pyjama’s en verzamelingen te bespeuren in de crib, vooralsnog. Als hij zich er toch ooit aan zou wagen (wat ik betwijfel) moet ik gewoon om de vijf minuten Eurodisney zeggen als ik het over Disneyland Parijs heb, en ik weet dat hij van miserie gaat plooien. Zo mee op zijn paard te krijgen, die mens, het is aandoenlijk.

Als ik al een pretpark bezoek, dan dus liefst op dagen met zo weinig mogelijk volk.  Hoe ouder ik word, hoe minder ik met drukte kan of wil omgaan, merk ik. En dan heb je dus plots kinderen waarmee je alleen op reis kunt in het hoogseizoen. 

Bliss. 

Legoland was Youri zijn kinderdroom, ik heb even veel met Legoblokken als met distributieriemen.

Tot ik de Netflix-documentaire over Lego House zag, dus. Dat zag er toch wel erg cool uit. Zo cool dat ik er ook een dag Legoland voor over had. 

Vanuit de luchthaven van Kopenhagen is het een uur of drie en half rijden naar Billund, waar de LEGO-steen geboren werd. Het plan: de eerste dag Legoland, de tweede Lego House, met een nachtje op hotel ertussenin. 

Na Lego House doorrijden naar ons huisje in Zweden. 

Zo geschiedde. 

Dingen die me opvielen aan Legoland: 

• dat het -in tegenstelling tot mastodonten van parken als Disneyland- bescheiden naast de weg ligt, met een parking aan de overkant van de straat, en dan direct de inkom. Ik vond dat verfrissend. En sympathiek.
• dat je er heel de dag door gratis drinkwater kon tanken aan kraantjes doorheen het park. Het was zeer heet, dat was zo aangenaam. 
• dat het er zo fijn rondlopen was. Duploland was één en al nostalgie, alles van Legosteentjes was indrukwekkend en tof, er waren heel wat leuke attracties, de wachttijden vielen al bij al wel mee, en onze eerste dag werd er zo eentje om in te kaderen. Rondlopen in een pretpark is zelden een cadeau voor mij, maar ik heb mijn ogen heel de dag de kost gegeven en oprecht genoten.

Ik lees dat sommige mensen het vinden tegenvallen wegens verouderd en weinig zotte attracties, maar dat gevoel had ik niet. Het is maar wat je verwachtingen zijn, natuurlijk. Die van mij lagen niet torenhoog, wat altijd een goede strategie is. En ja, het helpt als het heel de dag zon is en bijna dertig graden.

Ons hotel lag op een boogscheut van het park, knal aan de luchthaven van Billund. Ideaal dus om ’s avonds en aan het ontbijt nog vliegtuigen te gaan spotten. 

Kleine teaser: Lego House was te indrukwekkend om in een post te worden gecombineerd met Legoland. Dat krijgt binnenkort zijn eigen post.

#zwedemarken 2019 in cijfers

Excuseer het stomme woordgrapje, maar het is mijn meest valabele poging om met een hoofd dat nog niet uit vakantiestemming geraakt is te benoemen dat wij een week naar Denemarken en Zweden zijn geweest.

Geen roadtrip, wel een trip die ik boekte vlak nadat we op Netflix deze documentaire zagen over Lego House. Bleek dat dat niet eens zo ver van Zuid-Zweden ligt, en daar wilde ik nog liever heen. Tijd voor een compromis.

Onze trip viel zo mee dat ik er drie blogposts over plan te schrijven, en dit is de eerste. 

Onze trip in cijfers:

80: het aantal minuten vliegen vanuit Charleroi naar de luchthaven van Kopenhagen. Belachelijk kort, maar naar het noorden rijden met onze gastjes die hun zaag al beginnen spannen als we naar Kortrijk moeten, zagen wij -neen, echt niet- niet zitten.

8: het aantal dagen dat we in Scandinavië verbleven.

3: het aantal dagen dat we daarvan in Denemarken spendeerden. De eerste dag reden we naar Billund, home of Legoland (waarover meer in de volgende blogpost). We sliepen in een hotel aan de luchthaven van Billund, en gingen de volgende dag naar Lego House (waarover ook nog veel meer, want oehoehoehoe! <3). Na de middag reden we dan door naar ons vakantiehuisje in Rydebäck, bij Landskrona. 

25: het aantal keer dat ik in mijn ogen wreef toen we aan dat vakantiehuisje kwamen en het even geweldig bleek als op de foto’s op Airbnb. Privéstrandje, verdikke. En wat een belachelijk proper uitzicht.  

20: het aantal minuten dat het duurde voor ik besliste dat je kansen moet grijpen als ze zich aandienen, we onze zwemkleren aanschoten en gingen zwemmen in zee. Telt de Øresund voor u als zee?

Ik vind van wel, voor mijn #19voor2019. En heerlijk, echt, dat vooral. 

1500: het aantal kilometer dat we aflegden met de huurauto. Ook al hebben we daarmee amper een speldenprik van Zweden gezien. Zweden is namelijk effenaf gigantisch. Ik vind dat goed nieuws.

4: het aantal keer dat wij over de Øresundbrug reden, die Denemarken verbindt met Zweden en een belangrijke rol speelt in The Bridge. Wij hadden The Bridge nog niet eerder gezien, en dus maakte naar de serie kijken deel uit van onze voorbereiding. Geloof ons, over The Bridge rijden terwijl de bluetooth van de huurauto zorgt voor de soundtrack van The Bridge én het ook nog eens regent, is wreed nordic noir.

1000: het aantal soorten smeerkaas in de gemiddelde Zweedse supermarkt. Zo goed als allemaal in tubes, met smaken als garnaal en makreel, en zeer te genieten op knäckebröd. 


2: het aantal lessen start to run op Zweedse bodem. Ik had flink mijn sportkleren bij, en kwam tot het besef dat gaan lopen op vakantie juist leuk is, niet iets waar je dan beter mee stopt omdat alle remmen zo snel mogelijk los moeten. Ik deed het zelfs twee keer in de regen, echt zeg, wat moet een anders eerder onsportieve blogger hier meer doen om een medaille op de borst te krijgen? (ik ontdekte zo trouwens ook dat een van mijn favoriete songfestivalnummers ooit, van de ravissante Carola, de perfecte loopschijf is. En ging er dus ook al mee lopen in Ieper)

Ik heb behoorlijk gezond gegeten, los van de ijsjes, en was bij thuiskomst afgevallen in plaats van een paar kilo bij. Ik plan een blogpost over hoe het ondertussen zit met mijn gewicht en gewoontes, maar die is dus voor iets later. Even geduld voor zij die het vroegen.
 
4,5: het tijdstip waarop de zon elke dag opkwam. De eerste ochtend was het alsof ze een vuurtoren aanlegden in onze slaapkamer. Al een chance dat ik aan de midzomer had gedacht, en zwarte vuilniszakken op onze bagagelijst had staan. Zwarte vuilniszakken zijn de slaapmaskers van minder gesofisticeerde mensen. 

45: het aantal keer dat Youri of ik lieten vallen dat dit niet onze laatste trip naar het Noorden was. Want waw zeg, wat is het er geweldig, en daar vertel ik nog veel meer over in de volgende twee blogposts.

Jullie al op verlof geweest, ondertussen, of plannen?
Benieuwd hoe dat meeviel!