Category Archives: nostalgia

Bij Worst Case Scenario van dEUS

Worst_Case_Scenario.jpgIk ben vijftien, en ik zit op mijn kamer die ruikt naar een mengeling van wierookstokjes en Marlborosigaretten. Ik luister naar dEUS, naar Tom Barman die Let’s get lost zingt, en het is zo hard alles dat ik doormaak.

Het is zo hard verliefd zijn op die kerel wiens vader gestorven is aan kanker toen hij nog heel jong was. Dergelijke zaken hebben op vijftienjarige meisjes als ikzelf hetzelfde effect als rode stempels met “RED MIJ” op lichtjes door acné aangetaste jongensvoorhoofden.

Ik ben zo compleet weg van de jongen met de KSA-invloeden en de legerbottines die hij systematisch kazakken noemt en vooral van het feit dat hij de enige mens is die ik ken die thuis geen televisie heeft. Want zo speciaal is hij. Zo speciaal dat ik eindeloos naar Tom Barman op repeat luister, en tot het besef kom dat mensen zonder televisie de coolste hastn van de hele wereld zijn.

Zo speciaal dat ik me in mijn dagboek op dagelijkse basis afvraag hoe het komt dat de kerel en ik ons zo geweldig goed met elkaar amuseren, maar het toch niks lijkt te worden. Ik vraag me weken af of ik te dik ben, of te saai. Ik overweeg om in de KSA te gaan, ook al ben ik zo asociaal als maar kan zijn. Ik draag kazakken en arafatsjaals. Ik twijfel zoals alleen vijftienjarige meisjes kunnen twijfelen op hun met wierook doordrenkte kamers. En ik luister honderd keer na elkaar naar Worst Case Scenario van dEUS.

Een paar maanden geleden vertelde iemand me bij toeval dat die ene kerel uiteindelijk op mannen bleek te vallen. En waarlijks: had ik nog gerookt, ik had er van opluchting een hele stang Marlboro’s doorgedraaid. Ik was niet te dik of te saai, ik had gewoon geen penis. En daar kan ik best mee leven.

wat er boven kwam

Liesbet (eerst appelblauwzeegroen.be, nu beeldigs.com, checken!) plaatste een filmpje op haar Facebook.

Ik klikte, me van geen kwaad bewust, en mijn maag sloeg volledig in een knoop.

Want dit mag voor u misschien een vrolijk liedje zijn, mij doet het denken aan mijn eerste confrontatie met de dood.

Aan het jongentje dat elke morgen bij mij in de voorschoolse opvang zat. Hij was vier, ik vijf, en hij had naast de grootste snottebel die wel aan zijn neus vastgelast leek te zijn ook de grootste blauwe ogen. Ik ben zijn naam vergeten. Hij hielp soms met het klaarleggen van het bestek voor het middageten, dat herinner ik me wel nog.

Op een dag was hij dood.
Ze kwamen het zeggen in mijn klas.
Een longontsteking, als ik het me goed herinner.

Zijn begrafenis moet één van mijn vroegste herinneringen zijn. Omdat het zo verschrikkelijk veel indruk op mij maakte, dat het jongentje met de snottebel ineens dood was. En volgens mijn moeder dus nooit meer terug zou komen naar de opvang, om te helpen met het bestek.

Dat liedje, dat hebben ze in die periode heel veel gedraaid, denk ik. Zo vaak dat ik maar de eerste seconden moest horen om datzelfde weeë gevoel in mijn maag te krijgen als toen, bij de gedachte aan het dode jongentje met de snottebel. Vreemd hé, dingen.

knutseltrauma

wcrolknutsel.jpgIk ben er als kleuter nooit in geslaagd om een knutselwerkje te maken dat ergens op leek. En als ik streng ben voor mezelf (wat ik ben, doorgaans) dan kan die zin uitgebreid worden naar “en in de rest van mijn leven trouwens ook niet”.

Het was mijn allergrootste kinderverdriet: een rol wc-papier in mijn handjes geduwd krijgen met de opdracht: “doe er iets mee”. Het enige dat ik er- na uren sukkelen en zuchten en stressen- mee gedaan kreeg was altijd zo beschamend dat ik het het liefst in de vuilnisbak had gegooid zonder dat iemand het ooit zou zien. “Kijk kinders, lilith heeft weer een wc-rol vol lelijke lijmresten gemaakt die nog lelijker is dan een gewone lege wc-rol met nog wat papierrestjes aan”. Wahey. Waarop het op het knutselrekje werd gezet waar de hele klas nog een volledig schooljaar werd geconfronteerd met mijn beschamend gebrek aan knutseltalent.

Ik haatte dat ene meisje in mijn klas, dat er altijd in slaagde om complete kunstwerkjes met wol en glitters te maken van eierdozen, wc-rollen en yoghurtpotjes. Haar wc-rollen die op echte meisjes leken braken mijn hart in tienduizend stukken. Om nog maar te zwijgen van haar kick-ass krokodil uit wasknijpers.

Bedacht ik mij toen ik vanmorgen stond aan te schuiven in een kleuterschooltje om te stemmen.
En dat ik wel dacht dat ik er voorgoed vanaf was, maar dat er vast een dag komt waarop mijn eigen kroost even belabberd zal blijken in knutselen als ik, en met zielige ogen mijn hulp zal inroepen. TERWIJL IK HET NOG ALTIJD NIET KAN. Heel mijn zondag naar de vaantjes, maat.

gedichtendag, part deux

poets-corner-color.jpgAls ik er geen honderd heb geschreven heb ik er geen geschreven.
Gedichten.
Gemiddeld voor elke puberale verliefdheid één.
Heel slechte gedichten, waarin het er vooral op aankwam om te rijmen op jongensnamen.
Met Jan is dat niets, maar begin maar eens met Bjorn, of Kevin. En dan was ik Youri gelukkig nog niet eens tegengekomen.

Er was één gedicht van eigen makelij dat ik fantastisch vond.
En ik vind dingen – wat u daarover ook mag denken- doorgaans helemaal niet zo fantastisch van mezelf.

Ik las het, en ik las het opnieuw, en ik dacht: misschien moet ik wel dichteres worden. Dit ene gedicht, over straten en namen, overstijgt alle andere karamelleverzen die ik ooit heb geschreven.

Na een week twijfelen liet ik het aan mijn moeder lezen.
Toen ik haar ogen over mijn tekst zag gaan werd ik met de seconde zenuwachtiger.
En ook een beetje trots, toch.

Ze was klaar met lezen.
Ze keek me één seconde aan.
En sprak:
“Ik vind het eigenlijk nogal stom”.

EINDE.

de vrouw met de kuif

kuif.jpgIk stond op het perron en ik kon niet stoppen met kijken naar de vrouw met de kuif.

De vrouw was een jaar of veertig, en haar kuif zo perfect gelegd dat ik er eind jaren tachtig een bloederige moord voor zou hebben gepleegd. Ik had, in tegenstelling tot het merendeel van mijn klasgenootjes, geen aanleg voor kuiven. Mijn haar was te zwaar, zodat ik een uur na mijn monnikenwerk in de badkamer voor de rest van de dag opgescheept zat met een plakkerige pak haar die voor mijn ogen lelijk lag te wezen. De kuiven van mijn vriendinnen bleven dan weer wel hypercool rechtstaan. Die dag besefte ik dat ik het van mijn verstand zou moeten hebben, in plaats van van mijn looks.

Dat bedacht ik me allemaal toen ik keek naar de vrouw met de kuif.
Ze deed me geweldig hard aan Hella Vandecaveye denken.
Ik kan me met de beste wil van de wereld niet inbeelden dat iemand met dat doel voor de badkamerspiegel plaatsneemt.

Hoe is het mogelijk-dacht ik- dat sommige vrouwen twintig jaar nadat het de laatste keer mode was nog steeds rondlopen met een kuif? Hoe kun je tegelijk zo conservatief zijn en net blijven plakken aan een kapsel dat ooit geweldig vooruitstrevend moet geweest zijn? Je froufrou rechtop zetten op je hoofd met gel, dat was vast geen keuze voor seuten die niet tegen verandering konden, dunkt mij. Als je dan toch ooit zo hip en vooruitstrevend was, hoe komt het dan dat je in de twintig jaar daarna geen enkele keer hebt gedacht “laat ik een keer iets anders doen met mijn haar. Iets fris. Zonder kuif”?
Hoe kan dat, vrinden?
Hoe vallen die geweldige tegenstrijdigheden te rijmen?

Het ziet ernaar uit dat ik wederom een slapeloze, klamme nacht tegemoet ga.

wondere wereld

Ski Squirrel.jpgToen ik een jaar of vijftien was was de Story een redelijk vastgeroeste waarde op de salontafel van mijn meme en pepe. Echt cool was het blad toen al niet meer voor hastn uit onze leeftijdscategorie, en toch pleegden mijn drie jaar jongere broer en ik keer op keer mini-gevechtjes om toch maar als eerste in de Story te kunnen kijken. Reden? De allermachtigste rubriek der tijdschriftrubrieken: Wondere Wereld.

Wondere Wereld was een fotopagina ergens in het tweede deel van het blad, en vooral, Wondere Wereld had het allemaal. Eekhoorntjes op waterski’s, honderdjarigen die met een parachute en hun oude beentjes uit een vliegtuig werden gegooid, inheemse stammen die hun brood verdienden door foto’s van zichzelf naar agentschappen te sturen waarop te zien was hoe ze fietsframes en drilboren door de gaten in hun kaken duwden, kortom: alles dat de wereld helemaal geweldig maakt.

Op één van mijn eerste dagen in het Bedrijf blies ik zwaar de loftrompet over de rubriek der rubrieken die jammergenoeg al jaren niet meer bestaat. Hoe erg brak mijn klomp denkt u toen bleek dat de man die naast mij zat uit de kast kwam als Jan van Wondere Wereld ?! De Jan Van Wondere Wereld, die alle geweldige tekstjes heeft geschreven naast de eekhoorns! Naast mij aan den bureau! Toen ik thuis kwam vertelde ik het zo enthousiast aan mijn broer en mede-adept dat ik een volle minuut adem vergat te halen.

Jan van Wondere Wereld was zelfs zo sympa om in zijn archieven te duiken en één van zijn Wondere Wereld-mappen op te diepen, vol breedsmoelkikkers en sumoworstelaars die de rubriek net niet hebben gehaald. Een Waar Wondere Wereld Walhalla, als het Ware.

Soms moet ik even met mijn ogen knipperen bij de gedachte.
Ik mag elke dag naast Jan van Wondere Wereld zitten.
De cirkel kan niet ronder zijn.

gefeliciteerd, annie en chris!

Ik vind, als kerygma nostalgisch mag voor de dag komen, dan ik ook.
En niet alleen omdat ik vol weemoed terug denk aan de tijd waarin lelijke mensen nog op televisie mochten komen en programma’s met trappen en assistentes nog meer regel dan uitzondering waren.
I bring you: het feestelijkste programma dat ooit op televisie is geweest.

Enjoy!

het kinderstokje

Zezunja gooide mij het perfecte stokje toe voor mensen die onvoldoende tijd/goesting hebben voor uitgebreide blogposts. De opdracht is simpel en dus geniaal: “post een jeugdfoto van jezelf”. Beetje vreemd, dat iedereen uiteindelijk een kinderfoto post, maar toch, I’m in!

ScanImage002.jpg

Onder deze foto had mijn mama in het fotoboek “een levende pop” geschreven. En terecht, I say.

ScanImage003.jpg

Et voila, genoeg koddigheid om de volgende vier uur met overenthousiaste eierstokken te zitten, dames. Wie het stokje wil mag het bij deze komen halen.

een eindeloos liefdesverhaal

2222538287_356a9e60fd_m.jpgIk twijfelde of het wel done was om hem te bellen, maar ik begon nogal zenuwachtig te worden. Met enigzins trillende vingers tikte ik zijn nummer in.

“Hallo?”, sprak hij, en ik kon alleen maar denken dat zijn stem helemaal niet klonk zoals ik had verwacht.
“Hallo”, zei ik, mijn blik op de wagondeuren gericht om toch maar zeker te zijn dat ik hem niet zag binnenkomen.
“Met lilith. Wij hadden toch afgesproken in de eerste wagon?”
“Ik zit in de eerste wagon”, zei hij, alweer met een stem die niet bij mijn beeld van hem paste.
Ik keek nog eens rond in de wagon, en ik vond niemand met de afgesproken gele trui en rode bodywarmer. Ik zag ook niemand zoeken naar mijn kaki trui en bruine jas. Het duurde enkele seconden voor ik doorhad dat ze een treinstel aan dat van mij hadden gekoppeld, en ik dus niet in de eerste wagon zat maar in de middenste. En we hadden afgesproken om elkaar in de eerste wagon richting Disneyland te ontmoeten. Het was nog maar het begin van de meest chaotische treinrit/eerste date ooit.

Ik zag hem uiteindelijk voor het eerst toen we allebei van de trein sprongen in Brussel Zuid. Het was twee jaar nadat ik zijn nickname voor het eerst online had gelezen, een jaar nadat we zwaar toevallig waren beginnen chatten en een maand of twee nadat ik me in een zotte bui had laten overhalen om samen met hem en een andere, homoseksuele internetbuddy een weekend naar Disneyland te trekken. Zonder dat we elkaar ooit hadden ontmoet. Ja, in die tijd kon dat nog allemaal hé hastn.

Ik had al zodanig veel verhalen gehoord over teleurstellende internetdates dat ik me Youri zo lelijk mogelijk had voorgesteld, compleet met mocassintjes en een foute debardeur, een probeersnor en een lispeltje. Het was trouwens ook geen date, het was gewoon een impulsief uitstapje. Nul komma nul verwachting, dus. Ik was dan ook niet op zoek naar een lief. Hoewel. Online was hij zo geweldig dat ik soms bijna over de vloer rolde van het lachen, tot wanhoop van mijn ouders die dachten dat ik gek was geworden.

Maar man, toen bleek plots dat mijn chatmakker ook nog eens een heet keun was. In zijn gele trui en rode bodywarmer. En aan de blik van onze homovriend te zien was ik lang niet de enige die dat dacht. Tijdens het weekend dat volgde voerden wij een subtiel gevecht om in de attracties naast Youri te mogen zitten. Om tegen hem te mogen praten tijdens het verorberen van een hamburger in het park. Om per ongeluk zijn arm aan te raken als we uit de Space Mountain stapten. Alleen ’s avonds durfden we allebei niet voorstellen om bij hem te slapen in één van de tweepersoonsbedden, en dus sliep Youri alleen. De homoseksuele buddy en ik smachtend samen in het andere bed.

Ik heb het gevecht uiteindelijk gewonnen, vier maanden later in een hotelkamer in Barcelona. Toen was onze internetbuddy er al niet meer bij. Wat misschien maar goed ook is, wegens anders toch waarschijnlijk net iets te kinky allemaal voor een simpele boerenmeid als ikzelf.
En juicht allen, want deze zomer zijn wij vijf jaar samen, mijn internetkonijntje en ik. U mag uw traantje nu wegpinken ter ere van de liefde. En ik wil nog even benadrukken dat wij nooit ofte nooit virtuele me to you-beertjes naar elkaar hebben verstuurd noch speeksel hebben uitgewisseld via msn messenger. Ik zag u kijken.

(als antwoord op de vraag: “Hoe zijn Youri en jij een koppel geworden? Ik herinner me wel iets van een competitie met een homo in Disneyland, maar verder is het nogal vaag.” Kim mag me haar gegevens bezorgen. De anderen zullen nog eventjes moeten wachten op hun beloning want mijn fotoprinter weigert eventjes dienst. :( )