Het was het onderwerp van heel wat gezaag in mijn ouderlijk huis in de jaren tachtig. Ik wilde een kodak, maar ik kreeg er geen. Mijn oudere neef was op kerstavond komen opdraven met een Polaroid en ook al kon hij er maar drie foto’s mee nemen omdat zijn Polaroidpapier anders direct op was, het had een geweldige indruk nagelaten op mij van nog geen tien. “Wat ga je er dan mee fotograferen?”, vroeg mijn moeder, niet uit interesse maar om aan te geven dat het niet mijn beste idee was. “Alle katten van de wijk”, zei ik. Verkeerde antwoord en geen kodak.
Dexter heeft meer geluk. Een jaar geleden kwamen wij onze digitale camera tegen in een schuif. Die lag daar verloren sinds we negentig procent van onze foto’s met onze smartphones nemen. “Hiermee kun je zoveel foto’s nemen als je wilt”, spraken we bij de overhandiging, niet zeker of zo’n dingen indruk maken op kinderen van nu. Maar hij nam het behoorlijk letterlijk. De camera, die moet mee. Als hij groot is wordt hij of archeoloog, of fotograaf zodat hij mee kan met mama voor de krant. Het kan ook politieman met hond zijn zoals zijn vriend B.
Toen ik na maanden kiekjes schieten eens door zijn buit ging was ik verbaasd. Niet alleen over de honderden wazige shots van zijn voeten, maar ook over de mooie blik die de foto’s wierpen op de leefwereld van mijn eerstgeboren kind. Beelden die vaak vanuit de heup lijken geschoten, omdat hij nu eenmaal niet hoger komt. Beelden die anders nooit gemaakt worden ook, van de chaos en wasmanden die ons gezinsleven kleur geven. Zelden van onze beste kant, meestal wel van onze echte kant.
Ge zult het mij vergeven als ik het de beste foto’s vind die ik deze maand zag.
Er stond zelfs ergens een kat tussen. De cirkel, hij is rond.
Vier jaar en half is hij ondertussen. Een zeer lieve broer voor zijn zus, een mannetje dat op school zo voorbeeldig en rustig is dat hij thuis al zijn furten moet uitwerken, zoals ze dat bij ons zeggen. Soms zo overweldigd door de vele indrukken dat de ene woedeaanval de andere in sneltempo opvolgt, ook, en we de dag beginnen met woedeaanval 1 (naast het bed), woedeaanval 2 (op de trap), woedeaanval 3 (over de ingrediënten van het ontbijt) en woedeaanval 4 en 5 (aan de ontbijttafel over hoe de boterham had moeten gesneden zijn in vergelijking met hoe wij hem hebben durven snijden). En dan is het nog maar kwart na zeven. Als we elektriciteit konden genereren met de stoom die uit zijn oren komt, we moesten elk een dag per week minder gaan werken.
Maar we zien hem zo graag, onze Dexterman. Je zou denken dat hij kwaad wordt omdat hij dingen niet altijd onder woorden kan brengen, maar zoals je hieronder kunt zien is hij behoorlijk verbaal ingesteld.
“Ik heb gewoon mijn oren toegedaan want er was iets anders superluid“. Dexter legt uit waarom hij niet goed luistert.
“Maar het was zijn schuld!“. Dexter laat de rol toiletpapier in bad vallen.
“Die vis is helemaal niet lekker, die smaakt naar vlieg“. Dexter is niet van plan om zijn bord leeg te eten.
“Alles ja“. Als ik hem drie vragen stel, geen antwoord krijg omdat hij te druk bezig is en hij er snel vanaf wil komen.
“Ik heb hem niet aangestopt“. Ik vraag hoe het komt dat het licht brandt.
“Kan het licht een beetje uiter?“. Dexter wil dat ik een beetje dim.
“Maar mijn blad was gewoon te klein“. Het antwoord op de vraag: waarom heb jij met stift op tafel getekend?
“Maar als ik speel doet mijn keel pijn“. Dexter wil liever tv-kijken dan spelen.
“Grijs met donkerwit“. Ik vroeg of hij groene of witte boontjes had gekregen op school.
“Zeg papa, jij hebt een baard tot aan je snor“.
“Ik zie een giernalist“. Dexter ziet mij door zijn verrekijker.
“Mama, je moet Flo niet uit bed halen, hoor. Nu is het veel zaliger.“
“Misschien was het maar een droom?“. Ik vroeg hoe het kon dat zijn t-shirt weer uit zijn broek hing terwijl ik hem er toch net had ingestopt?
“Maar die lijm plakt aan mijn handen. Weet je wat ik wil van de sint? Lijm die niet plakt!“.
“Hebben ze hier een djoes?“. Op verkenning in Centerparcs.
“Als onze limousine op is gaan we tanken he mama?”.
“Kijk! Een walnut!“. Er was een walrus op tv.
“Mama weet je, strijkparels moet je warm maken met een strijkhijser“. Kwak en Boemel zijn er niks bij.
“Ik wil een monstertruck met een handestand.” Afstandsbediening maar dan anders.
“Papa, jij moet naar de ankylosaurusmonstertruckcarwash en ik ga naar de triceratopsmonstertruckcarwash, oké?“. Wel gigantisch veel punten in Scrabble.
“Waarom zuigen muggen een hapje van de mens?“.
“Dino’s hadden geen pierloewiet. En ook geen sneetje. Gewoon een poep.“
“Ik lust blauwe plekken hoor“. Ik ontdeed zijn banaan van een rot stuk.
“Weet jij wat dat zijn papa, oitimers? Dat zijn oude tractors.“
“Ik ben een echte ninja, maar ik verkleed me gewoon als mens“.
“Zien die ons? Waarom praten die dan tegen ons?“. Dexter snapt niks van de wrappers van Ketnet.
“Ik wil ook een keer naar dat koksmuseum gaan“. Dexter kijkt naar een sterrenrestaurant in Masterchef.
“Hahahaha“. Nadat hij een pluchen beest aan Youri gaf. Omdat ik zei dat hij papa een dikke knuffel moest gaan geven.
“Die mensen moeten wel heel rijp zijn he mama?“. We rijden langs een kast van een huis.
“Gisteren heb ik een schildergeriefje gemaakt in de klas“.
“Mama, ik ging archeoloog worden maar ik denk dat er niet genoeg dinobotten meer zijn dus ga ik wel politie worden met B., oké?“. Carrièreplannen voor beginners.
“Hesp is toch geen soort weer?“. Hij vroeg welk weer het zou worden en ik zei “herfstig”.
“Maar als die koek op het hoofd van de vieze beestjes valt zijn ze toch dood?“. Dexter heeft de griep en probeert me te overtuigen van het feit dat hij alleen nog koeken wil eten.
“Weten die beestjes dan niet dat er antibiotica komt omdat ze juist naar de andere kant keken als ik dronk?“. Ons lichaam, een wonder.
“Misschien omdat auto’s geen ei laten“. Dexter bedenkt zelf het antwoord op zijn vraag: “waarom tonen ze dat meisje in Vaiana eerst als baby en Bliksem McQueen in Cars niet?”
Dexter is ondertussen bijna vier jaar en drie maanden, en spreekt eigenlijk zoals u en ik, los van hier en daar een creatieve vervoeging. Tegelijk spreekt hij veel leuker dan u en ik, omdat hij druk bezig is om te proberen snappen hoe dingen werken en verbanden te leggen die ons nogal ontgaan. Ik lig soms meermaals op een dag dubbel om de kronkels in zijn hoofd, al probeer ik dat maar beter niet al te vaak te tonen omdat hij dan kwaad is. Ik mag hem niet uitlachen. En ik krijg het niet uitgelegd dat ik niet met hem lach, maar om hem.
In elk geval: deze zinnen vond ik terug in mijn notitieboekje slash Evernotebestand.
“Me neus werkt nie meer!!!!“. Drie uur ’s nachts, en Dexter roept omdat zijn neus verstopt zit.
“Zijn je ogen helemaal tot aan het einde van je hoofd?“.
“Kunnen toekannen nog hoger hun mond opendoen dan mensen?“.
“Het bakt!“. Dexter kijkt naar een pot kokend water.
“Mag ik dat santeetje uitknippen?“. Dexter ziet een flesje bier in een folder.
“Papa, ben jij twaalvendertien jaar?“. Youri: “Neen.” Dexter: “En als je rechtstaat?“.
“Mag ik Flo kuisen?“. Dexter is in een poetsbui.
“Is Flo nu zo groot als een lammetje?“.
“Dat duurt niet snel hoor.”
“Je moet je stift wel afleggen he mama.”
“Ooh, zo’n mooie bloemen! Ik ga wel eens kijken of het echte zijn of van plasticine, want soms zijn bloemen gemaakt van plasticine he mama?.” Of plastiek, dat kan ook.
“Is Australium het verste land? En zeggen ze dan in Australium dat Ieper het verste land is?“.
“De hulk besta in Amerika en Flash besta in Afrika.”
“Mama“. Ik vroeg of Dexter wist welk werk ik deed.
“Elk ons beurt“. Dexter speelt een spelletje met Youri.
“De brandweer maakt het vuur proper he papa?“.
“Wel stilletjes zijn he!“. Ik ga naar het toilet terwijl Flo nog ligt te slapen.
“Waar staat ‘straks’ op de klok?“.
“Van schoooooooolreis en kracht, Rox komt de wacht!“. Dexter zingt mee met het liedje van Rox. (Van schoonheid en kracht, Rox houdt de wacht)
“Frins en Frans zijn toch zotjes he?“. Frits en Frats dus.
“Xavier van Rox is een zotte mie.”
“Mama jij kan beter zoenen dan papa, maar papa kan beter knuffelen“. Ik stop Dexter in bed.
“Mama, heb jij in bad met mijn speelgoed gespeeld?“.
“Papa, als jij niet snel naar mij luistert ga ik weer stout worden.“
“Papa stop nu maar met praten, je stem gaat afgaan.”
“Jij hebt alles dik hé mama?”. Ik zei dat Flo zo’n mooie dikke billetjes heeft.
“Ik heb kaka gedaan dat lijkt op een patat“. :aah:
Vier jaar geleden was ik nu al over mijn uitgerekende datum heen. Ik zou moeder worden, dat wist ik, maar ik wist achteraf bekeken vooral duizend dingen niet. Dat ik moeder zou worden van een jongen die mij achterover zou slaan met zijn mondigheid, bijvoorbeeld. Een jongen die op dit moment in een erg hardnekkige dinosaurusfase zit, wat jullie wel zullen merken. Dit is mijn buit van de afgelopen weken:
“Kunnen triceratopsen ze horens balommen ontploffen?“.
“Mama, voel eens hoe scherpe tanden de team rex heeft!“.
“Weet je hoeveel killimeter dat die ankylosaurus weegt? Vierenzestig!“.
“Is snot eten gezond?“.
“Zijn er in Bellewaerde ook mensen die geen kindjes hebben?“.
“Bliksem McQueen is de goedste, maar niet de beste.” En zo is het maar net.
“Bijen laten honing, maar ze eten dat niet op hoor, met hun staartje.”
“Mama, weet jij waar regen echt niet tegen kan? Tegen jassen. Regen kan echt niet tegen jassen.”
“Papa, lust jij de pitjes van een afrika?“. Hij bedoelde paprika.
“Flo, er gaan weer traantjes bij zijn he?“.
“Wij kunnen nu echt niks voor jou doen hoor Flo“. Flo zit wat te pruttelen in haar autostoeltje.
“Als een baby weent dan betekent dat dat hij niet moe is. Ik heb al voor veel baby’s gezorgd hoor.“
“Kom maar mama, je moet hier voorzachtjes naast stappen.” Dexter helpt me langs een hindernis.
“Doe maar gewoon de voetjes eraf“. Ik vroeg of ik de hoedjes van zijn aardbeien moest snijden.
“Maar ik oplet altijd goed hoor!”. Ik zei dat hij moest opletten dat hij niet op zijn knietjes viel.
“Ik moet iets zeggen in jouw oor! *fluistert* Papa is een vogel! *schatert*”.
“Papa, doe wat je moet doen!“. Youri wacht net iets te lang om op Dexter zijn vraag in te gaan.
“Ik kan daar wel tegen hoor.” Ik zei dat hij een beetje stil moest zijn omdat Flo slaapt.
“Mama, ben jij eigenlijk heel dik?“.
“Ik heb honger“. “Waar heb je zin in?“. “In iets heel ongezonds maar ik weet nog niet wat.”
“Als ik aan het eten ben mag ik toch niet praten?“. Ik gaf hem op terugweg van school een sandwich en vroeg hoe zijn dag was. Betrapt!
“Ik hou ook van jullie wi“. Ik uitte mijn liefde tegenover Youri terwijl Dexter een eind verder zat te spelen.
“Pipi stinkt niet zo lekker als kaka hé?“.
“Ze is aan het overlopen!“. Flo geeft wat melk terug.
Iemand vroeg me onlangs hoe ik erin slaag om alles te verzamelen. Behoorlijk simpel: door alles stante pede in een Evernote document in te geven en daar niet langer dan een halve minuut mee te wachten, want anders is het weg.
In de crib zijn we amper bekomen van de komst van Flo, of het is al aftellen naar de volgende baby. Gelukkig niet van ons, god sta me bij, maar wel de eerstgeborene van mijn kleine broer, die zich als alles goed gaat al binnen enkele weken laat zien. Mijn kleine broer zal niet kwaad zijn als ik zeg dat hij op dit moment niet ongelooflijk gespecialiseerd is in pasgeboren mensenkinderen. Hij heeft er al wel eens een gezien, maar de echte nuts en bolts zullen zich de komende maanden op natuurlijke wijze aan hem en mijn schoonzus moeten openbaren.
Je kunt jezelf dan wel wat sussen met lijstjes afvinken en geboortelijsten leggen, als puntje bij paaltje komt is er een voor en een na de komst van de baby, en dat krijg je pas uitgelegd aan iemand die die transitie zelf heeft doorgemaakt. Life can only be understood backwards but must be lived forwards en andere Pinterestspreuken, ik weet het, maar toch zijn er een paar zaken die ik ondertussen heb geleerd die de eerste weken met een kersverse baby wat makkelijker kunnen maken. Wat werkt is voor iedereen anders, dat besef ik wel. “Slaap als je baby slaapt” werkt bijvoorbeeld niet voor mij, maar andere zaken hebben wel een en ander vergemakkelijkt. Je weet maar nooit dat ze iemand helpen die met de handen in het haar zit.
Drie dingen die ik had willen weten toen ik thuiskwam met mijn eerste baby:
– hoe goed het nachtelijke shiftensysteem werkt:
Ik weet het, uw man moet gaan werken den duts, en gij moet niet anders doen dan wat in de zetel lummelen met uw pasgeboren baby, dus is het maar normaal dat gij elke nacht opstaat terwijl hij blijft liggen. Gelukkig zijn de jaren vijftig gepasseerd, en mogen mannen ook gerust eens een hand toesteken als het lastig wordt. Zelfs als het niet lastig wordt. Waarom hebben we anders onze bustehouders verbrand, eigenlijk? Youri en ik werken met het systeem van opgesplitste nachtelijke verantwoordelijkheid. Mede omdat er weinig dingen irritanter zijn dan ’s nachts niet weten aan wie het is om op te staan voor een huilende baby of voeding. Als wij uit een diepe slaap komen zijn wij allebei soms zo cranky dat we elkaar zouden kunnen slaan, en om dat te voorkomen doen wij van afspraak. De ene nacht geef ik de laatste voeding (meestal rond tien uur) en ben ik vanaf dan van dienst tot aan de volgende voeding. In het begin was dat een shift van een uur of vier, en als ze in die shift niet wilde slapen dan was het aan mij om dat op te lossen.
Ondertussen slaapt Flo al blokken van een uur of zeven na elkaar (wij zijn dankbaar en hopen het niet gejinxt te hebben nu), dus begint de shift van Youri in dit geval om vijf uur ’s morgens met een voeding. De volgende nacht is het dan omgekeerd. Op die manier weet je altijd dat je toch zeker vier uur kunt slapen, ook al zorgt het kind voor een zware nacht. Helemaal in het begin lieten we Flo de eerste shift beneden slapen en sliep de verantwoordelijke van dienst in de zetel tot aan de aflossing, maar nu loopt alles zo vlot dat we al weer met zijn allen samen slapen. Zij in haar bedje naast ons bed, evenwel. En dat werkt perfect. (ik weet het: als je borstvoeding geeft dan kan de man niet veel doen bij honger, maar een baby is lang niet altijd wakker van de honger. En voor vrouwen die kolven kan dit natuurlijk wel perfect, al is het om wat rust te hebben)
– dat je het zo klein mogelijk moet maken:
Een gouden raad uit de tijd dat we compleet kapot bij de kinderarts zaten met Dexter de kleine huilbaby. Ook al kun je soms weinig doen om krampen weg te nemen bij een baby, toch kun je het voor hem of haar wel zo klein mogelijk maken. Dat was toen nieuw voor mij, maar ondertussen heb ik al zoveel gelezen dat die theorie bevestigt (zie het werk van de geweldige Harvey Karp, over inbakeren en sussen en wiegen en andere tovermiddeltjes) dat het eigenlijk logisch is: een baby heeft negen maanden krap behuisd in je buik gezeten, en als hij het zwaar heeft, dan is dat meestal omdat zijn omgeving plots te groot is, te imposant en te veel impulsen op hem afvuurt. De oplossing is dan om het weer klein en knus te maken. Inbakeren helpt bij ons geweldig (Flo wordt elke nacht ingebakerd en ondergaat dat ook veel makkelijker dan Dexter destijds, die zich elke nacht als een Houdini los wist te maken. De kans bestaat evenwel ook dat wij toen nog niet zo goed konden inbakeren, maar kom), en een draagdoek waarin de baby dicht tegen je hartslag aanzit is ook fantastisch. Iemand raadde het me aan in de reacties van de vorige post, maar Flo wordt dus al eens gedragen.
Ik volgde deze keer een draagconsult aan huis bij Bieke van Draaggraag (en kan dat iedereen aanraden). Flo wordt of in mijn tricot slen (een rekbare doek zoals deze) gehesen als ze het lastig heeft, of als ik het lastig heb dan kies ik voor de fantastische Bondolino die ik heb van bij Babybij, de draagdoekenshop van Webkim. Het grote voordeel aan die Bondolino is dat je hem niet hoeft te knopen, en je baby dus nog veel sneller in de juiste houding in de drager krijgt. Lees: echt waar op een paar seconden. Ik zou iedereen die wat bang is voor het knopen maar toch wil kiezen voor een ergonomische drager waarin de baby perfect in kikvorshouding zit (en dus niet zoals in de Baby Bjorn carrier die je vaak ziet wat hangt te hangen) de Bondolino aanraden. Fantastisch geboortegeschenk ook, volgens mij, en Webkim is de perfecte vrouw om je alles uit te leggen, zo bewijzen ook haar geweldig populaire filmpjes op Youtube die mij alles geleerd hebben dat je maar over dragen wilt leren.
– dat vergelijken alle pret wegneemt.
Zeker als je zo’n eeuwige piekeraar bent als biebie hier. De curves van Kind en Gezin. Het aantal voedingen en de hoeveelheden waaraan een baby al vanaf dag één moet zitten. Of de baby al doorslaapt (dat wordt tegenwoordig soms al gevraagd als het kindje twee weken oud is, merkte ik. Met een zorgelijke “ah, oei” als je ontkennend moet antwoorden). Ik kan alleen maar zeggen dat ik me al over van alles zorgen heb gemaakt en dat de meeste dingen gewoon goed komen als je het tijd geeft. Is dat niet zo, ga dan naar een goede kinderarts en ga niet te veel voort op volkswijsheden en internetfora. Allemaal goed bedoeld, maar ik heb vorige week nog meegemaakt dat een veronderstelling rond medicatie die iedereen van elkaar overneemt helemaal nergens op leek te slaan. Altijd best eens checken, dus.
Heb jij nog tips voor ouders in spé? Ik lees ze graag in de reacties hieronder!
(Het zijn dit soort blogposts die ervoor zorgen dat ik tegenwoordig vaker aangesproken word met “beste mamablogger,” dan ik op een nuchtere maag aankan hé? Dju toch.)
De Dexter waarvan sprake is een grote broer, nu. Daar had hij het in het begin niet al te makkelijk mee, zeker niet toen bleek dat er nogal luid geschreeuw uit zijn zusje kan komen. Het zorgde ervoor dat hij op de dag dat we uit de materniteit kwamen met grote ogen vol paniek “ik vind haar veel te luid” zat te snikken aan de eettafel. Hart in duizend stukjes.
Maar het werd ondertussen beter, gelukkig. Hij is zot van “Flootje” zoals hij haar noemt als hij het niet heeft over “mijn baby”, en hij voert hele gesprekken met haar met het hoogste en meest schattige stemmetje dat hij speciaal voor haar lijkt te hebben bewaard. En dat was niet het enige memorabele dat ik de afgelopen weken hoorde.
“Mama, ik vind het heel lief dat jij er een baby hebt uitgeduwd“. Zijn manier om te melden dat hij blij was met de komst van zijn zus. Misschien heeft hij toch meer meegekregen van de bevallingsprogramma’s waaraan ik verslaafd was dan ik dacht.
“Wat is een okkerhoofd?“. Op school werd gewerkt rond indianen.
“Waarom is K3 nooit boos?“. Ik vind dat ook verdacht, jongen.
“Waarom kijkt die eend zo streng?“.
“Waarom drinkt die superveel theetjes?“. Er zit zich iemand te bezatten aan een toog op tv.
“Laten pandaberen eitjes?“. Hij is enorm bezig met eitjes of levende wezens eruit duwen, ineens.
“Als ik een tekening maak, ga jij hem dan sturen naar Kitmit?“. Ketnet, ge zijt gewaarschuwd.
“Oooo-ooow, de rij is schuim“. Dexter zet al zijn auto’s naast elkaar op de grond, en ik heb een Rainman flashback.
“De meisjes zijn de slapste he papa?“.
“Ik vind dat een heel slap idee“. Dexter heeft geen zin om naar de winkel te gaan.
“Dat is Spider-Man, en dat is Ider-Man“. Iron Man, dus.
“Mag ik kijken naar Flapvoet?“. Want Platvoet was nog niet erg genoeg, qua fysieke afwijking.
“Ik moet geen appelmoes meer hebben. Punt.“
“Jah. Dan moeten ze er maar gaan halen naar de markt hé“. Ik zei dat er kindjes zijn die geen centjes hebben om auto’s van Cars te kopen. Dexter gaat soms mee naar de geldautomaat op de markt, dus echt moeilijk is het allemaal niet.
“Je moet wel kijken waar je je teen zet“. Iemand heeft net keihard op mijn teen getrapt.
“Ik wil een boterham met pisteloospasta“. Speculoospasta. I die.
“Je moet het pelleke van de kaas afsmeren.”
“Lasagna is me lievelingseten.” Vanuit zijn kamer. Om DRIE. UUR. ‘S NACHTS.
“Slaap lekker, Kelly Deriemaeker“. Met een gigantische grijns, op mijn “slaap lekker, Dexter”.
“Het is wel onze Flo“. Ik sprak haar aan met “Mijn kleine Flo”.
“De meisjes zijn slaapkoppen hé papa“. Als Flo en ik vijf minuten langer blijven liggen.
“En je knie stinkt“. Dexter is boos, en wil me diep raken. Toch even niet goed van.
“Maar ik weet niet meer hoe ik lief moet zijn.” It shows, bij momenten.
“Zeg papa, je moet wel je baard een keer afmaaien“.
had ik me vast niet zo’n waardeloze moeder gevoeld. Dan hadden gedachten als “Waarom kan iedereen dit en ik helemaal niet?” waarschijnlijk niet zo vaak de kop op gestoken, net als de vraag waarom ik zo nodig kinderen wilde en of ik dan niet gelukkig genoeg was zonder. Dan zou ik me vast niet op bijzonder regelmatige basis afgevraagd hebben of er mensen zijn die nu eenmaal niet gemaakt zijn om zich voort te planten, en of ik dan zo’n mens was. Of ik er niet beter wat langer over had nagedacht, terwijl ik al de dertig gepasseerd was toen ik zwanger werd.
was er vast sneller een tweede gekomen, en was de vraag of die er überhaupt wel zou komen en of dat niet een gigantisch risico was voor mijn mentale gezondheid waarschijnlijk zelfs niet gevallen. Terwijl die vraag deze keer erg lang en prominent boven onze hoofden is blijven hangen. Misschien zelfs tot na de bevalling.
was ik veel minder geld kwijt geweest. Aan osteopaten, aan tien verschillende soorten flesjes en speentjes, aan die ene stinkend dure vibrerende kinderstoel waarover ik op internet las dat hij kolieken wegnam als sneeuw voor de zon (nog nooit zo snel een bom geld uitgegeven voor iets dat niks bleek te doen, behalve vibreren), aan homeopatische (say what Kelly, say what?) krampenwatertjes, astronautenvoeding die ook al niet hielp en herhaaldelijke bezoeken aan de kinderarts. Als Flo mijn eerste kind was geweest, dan had ik dat allemaal op mijn spaarboek kunnen zetten, maat. Het resultaat zou hetzelfde zijn gebleven.
was ik veel meer geld kwijt geweest. Aan kleertjes en uiterlijkheden en dingen die mij bij Dexter niet boeiden, omdat er geen tijd en energie over was en ik vooral probeerde te overleven. Het was uiteindelijk dus vast toch op een nuloperatie uitgedraaid.
zou ik gedacht hebben dat een huilbaby een kindje is dat drie uur per dag weent, en zou ik ook gedacht hebben dat dat verschrikkelijk moet zijn. Terwijl ik bij Dexter op mijn blote knietjes in een paar houten klompen zou hebben gezeten voor een dag met maar drie uur wenen.
was ik nu vast ook al met haar naar de osteopaat geweest, en had ik vast gevonden dat ze veel weende. De laatste week is de eeuwig contente baby die nooit weent er wat af, wegens op gang komende spijsvertering en al wat daar bijhoort. Nu denk ik: het gaat wel over, en ‘ze hebben allemaal krampjes’. Honderd keer kalmer dan toen ben ik nu, en ik kan ook veel meer hebben. Tegelijk moet ik niet zoveel kunnen hebben, want door wat we met Dexter hebben meegemaakt stellen een paar lastige uurtjes bijzonder weinig voor.
Maar Flo was mijn eerste kind niet, en eerlijk? Het moederschap had mij ook met een makkelijkere baby overweldigd, daar ben ik van overtuigd. Ook met Flo zou ik geschrokken zijn van hoe het krijgen van zo’n kindje je leven overhoop haalt. Hoe je van iemand die elke nacht gewoon slaapt en elke dag gewoon invult naar believen gaat naar iemand die flink wat extra werk heeft aan moederen en heel wat controle over dag- en nachtinvullingen moet opgeven. Ik zou ook geschrokken zijn van hoe vaak je zo’n klein wormpje moet verschonen, voeden en van TLC moet voorzien. Omdat ik niet zo’n moeder ben bij wie zo’n dingen compleet vanzelf gaan en zonder nadenken. Alleen zou het niet in een klimaat van constante moordende stress zijn geweest, met het eeuwige gekrijs op de achtergrond.
Als Flo mijn eerste kind was geweest, dan zou ik alles zeker niet als zo ontspannen ervaren hebben als nu, met Flo als mijn tweede kind en tien jaar extra ervaring in mijn mouw. Want zo voelt het echt: in het eerste jaar met Dexter ben ik niet alleen tien jaar ouder geworden wat rimpels en grijze haren betreft, maar ook op vlak van persoonlijke ontwikkeling. En dat is niet alleen een gigantisch cadeau gebleken voor mezelf, maar ook voor Flo en Dexter. Nooit gedacht dat ik het zou zeggen, maar ja echt, ik ben dankbaar voor hoe de dingen gegaan zijn. Hoe gek dat ook is, en hoe pikdonker het ook was. Als mensen die nog steeds op deze pagina’s stranden na het intikken van “huilbaby niet meer aankunnen” of “hoe lang tot huilbaby stopt met huilen?” zich daar ook maar een klein beetje aan kunnen optrekken, dan ben ik door het delen en blijven delen van een verhaal dat mij nog steeds pijn doet in mijn opzet geslaagd.
Mijn laatste werkweek voor de start van mijn zwangerschapsverlof bleek samen te vallen met de krokusvakantie. Dat zorgde ervoor dat het eigenlijk maar een halve werkweek meer werd, want werken en voor Dexter zorgen blijft een talent dat niet voor deze moeder weggelegd is. Het voordeel van dit alles is dat er behoorlijk wat werd aangevuld in mijn Evernote-documentje met uitspraken van Dexter. En ik ben er de vrouw niet naar om ze u te onthouden, dus ziehier:
“Waarom heb jij eigenlijk kerstversiering aan?“. Dexter vindt mijn nieuwe halsketting er precies wat over.
“Je moet hlittertjes aandoen. Dan ga je veel mooier zijn“. Aanwijzingen tijdens het schminken, gratis en voor niks.
“Ik ga eens meten hoe lang jullie vinger is. Papa, van jou: 35 kielemeter. Mama, jij: één maand“.
“Ik heb gebeld naar mijn zus. Ze wil naar het ziekenhuis omdat ze eruit wil“. *wijst naar de speelgoedtelefoon in zijn hand*
“Wat is jouw werk?“. “Dingen schrijven“. “Mijn werk is kapot maken wat niet mooi is.”
“Haha, ik heb een hik gelaten!“.
“Ei! Wie laat er hier een toet?“. Een auto claxonneert.
“Hebben eeliums veel ogen?“. Als in aliens.
“Zijn je kaka’s langer als je worst gegeten hebt?“.
“Eten honden knieën van dieren?“.
“Meisjes hebben een streep, en jongens hebben een poepstreep“.
“Papa, ik wil eftjes op Youtube en anders snij ik je hoofd af met een heel scherp mes“.
“Is die film van in Ieper?”. Als in: is het in het Nederlands?
“Kijk mama, Jules kijkt naar de televisie!“. “En heeft Jules ook honger?“. *rolt met ogen* “Dadis wel geen echten hé.” Dexter heeft de klaspop mee naar huis.
“Cookie Monster woont in de Sijselstraat he mama“. Zo ongeveer.
“Weet je wat dat is, een chocosnoot? Een kokosnoot met choco in! Hahahaha!“.
“Papa, jij moet mij dragen.” “Omdat je moe bent?“. “Maar neen, omdat ik twee spullen in mijn hand heb“.
“Papa! Kijk hoeveel ketchup mama op haar boterham doet!“. Ik zweer dat het frambozenconfituur was, meneer de juge.
“Maar mama, je moet daar toch niet bang voor zijn, dat is toch niet zoals spoken?“. Ik zei dat ik bang was dat hij snel weer honger zou krijgen omdat hij niet veel gegeten had.
“Maar ik ga dan supersnel mijn tanden poetsen hoor“. Dexter legt uit waarom hij nog een snoep mag.
“Dat kan gebeuren hoor papa“. Youri laat iets vallen in de keuken.
“Mama, jij moet dat hier maar allemaal opruimen want jij bent groot“. *mama trekt een wenkbrauw op* “En ook heel sterk“.
“Is het morgen grootouderfeest? Nog één keer slapen?”.
“Jep! Nog één keer. Heb je er zin in?”.
En dan ineens, dikke vette tranen die over zijn wangen naar beneden rollen. Ik schrik, omdat hij net nog zo enthousiast was, en ik niet weet waar dit plots vandaan komt. En dan: “Ik wil dat mijn oma ook komt naar het feest”. Ergens in mijn borst hoor ik iets breken, en ik denk dat ik kan raden wat het is. “Ik weet het, vriendje”, zeg ik, “Dat zou ik ook heel graag willen.” En ik probeer hem te troosten met het verhaal van de sterrenoma’s, en dat ze hem zullen kunnen zien en supertrots op hem zullen zijn. Het helpt een beetje. Wat later hoor ik bij het afzetten dat hij deze week tegen de juf heeft gezegd dat “je nooit meer kan terugkomen als je dood bent”. Wat een uurtje eerder nog niet gebroken was gaat finaal in twee. Auw auw auw.
Het verdriet om de dood van mijn schoonmama is voor mij van een andere orde geweest dan de dood van mijn mama. Ergens was dat een opluchting, dat het mij wel door elkaar heeft geschud, maar niet heeft doen crashen. Een gegeven dat niks afdoet aan hoe hard ik mijn schoonmama mis en hoe graag ik haar heb gezien, maar een moeder kun je gelukkig maar één keer verliezen. Een moeder die doodgaat is een fundament dat onder je voeten wordt weggeslagen, en ik hoor het mensen die oma’s, schoonmama’s of tantes verliezen graag zeggen (of net niet), dat ze zich nu beter kunnen inbeelden hoe dat voor mij moet gevoeld hebben, maar ik kan niet laten van denken: neen, je kunt het je eigenlijk nog steeds niet inbeelden. Maar goed ook. Een moeder of vader verliezen, dat is van een andere orde. Tegelijk denk ik: verdriet kun je niet vergelijken. Dat doe je ook maar beter niet.
Maar het blijft schrikken, hoe mijn kwetsbaarheid zich naar mijn kind heeft verplaatst. Ik kan zonder huilen babbelen over mijn mama en schoonmama, over wat er is gebeurd, over hoe jong ze waren toen ze wegvielen en wat dat met ons deed. Het lijkt alsof ik me erbij heb neergelegd, voor mezelf. Dat ik ermee weg kan, nog maar weinig kwaadheid voel, zelden of nooit denk: waarom wij, waarom ik? Omdat ik kan focussen op wat ik wel heb, en daar zeer blij en dankbaar om ben. Maar dan wil mijn kind dat zijn oma’s naar zijn eerste grootouderfeestje komen, en dan denk ik: godver, hij is drie en half, zijn ene oma was met moeite 48, de andere in de vijftig, was dat nu echt zo ongelooflijk veel gevraagd? Om het nog niet te hebben over mijn dochter, die ik zo graag die geweldige vrouwen in haar leven had gegund.
“Je mag wenen hoor, als je wilt”, zeg ik, terwijl ik over de rug van mijn zoon wrijf. En ik zeg het net zo goed tegen hem als tegen mezelf.
Tijdens de kerstvakantie zaten Youri en ik met Dexter in de auto en sprak ik de woorden: “Weet je waar ik soms mee inzit? Dat Dexter zo weinig babbelt.” Waarop wij allebei bijna uit onze autostoel rolden van het lachen, hier en daar misschien een beetje groenig. Want onze Dexter, die zwijgt geen seconde. Toch niet in ons bijzijn. Dat betekent dat een kerstvakantie met Dexter er een is met constant gekwebbel. Honderden vragen, soms per uur. Leuk hoor, en heel vaak ook grappig, maar als die kleine fucker ’s avonds in zijn bedje ligt en het weer eens langer dan twee seconden stil is, dan kan ik toch ook wel eens verheugd zijn tot over mijn oren. Hashtag vreselijke moeder.
Anyway, ik heb nog eens wat uitspraken verzameld, voor de liefhebbers van deze rubriek. Jullie weten wie jullie zijn.
“Ik ga heel veel met de baby knuffelen en delen. Is dat flink?“.
“Onze baby kan dat nog niet hé mama?“. Bij zowat alles dat hij onder de knie heeft, zoals zelf een kledingstuk aandoen, een puzzel van 35 stukken maken of iets in de vuilnisbak gooien.
“Jij mag nooit meer naar mijn huis komen“. Als ik iets zeg dat hem niet vrolijk stemt.
“Mama weet je, alleen oehoe’s hebben oranje ogen“. Of iets anders waarmee hij thuis komt van de klas. Ik vind dat zo keihard de max.
“Jij bent een steenuil, jij bent een steenuil“. Tegen toevallige omstaanders in de rij aan de kassa.
“Welke kaka doen sprinkhanen? En stinkdieren?“.
“Bumba woont in Azium hé mama? En struisvogels in Australium“.
“Waarom sterven papa’s soms?“. The Lion King hakte er toch een beetje in.
“Ik wil een beetje nagellak aan mijn lippen“.
“Kijk mama, zo’n lange fielje!“.
“Een plop monsieur“. Op mijn vraag “wat zou je graag eens eten?”.
“Wat is instoren? Wat is uitstoren? Wat is waterstoren?“. Weet iemand van jullie het? *stresske*
“Wat is aanvallen?”. Ik: “Goh, dat is moeilijk om uit te leggen.” Dexter: “Dat is toch gewoon dat je snel loopt en dat je dan begint te vechten?”. *moeder druipt af*
“Er was een meisje in onze klas, en die konste mij!”. De dochter van iemand die mijn blog volgt, Dexter zijn mind was blown.
“Wie eens weg is is gezien“.
“Ik wil nog vijftig negen keer“. Als Youri zegt dat hij nog één keer met Jenga wil spelen.
“Hoe noemt Star Wars ze achternaam?”.
“Waar zijn de Star Waarzen nu?”.
“Weet je wat we gaan doen papa? jij mag een beetje rustig de keuken opruimen en mama en ik gaan hier wat rusten”.