Ik was er ten stelligste van overtuigd dat al mijn eigendommen tijdens de verhuissessie in februari meegebracht waren naar hier. Dat kon ook niet echt anders: het bulkt nog steeds van de kartonnen dozen in de berging. Mijn moeder maakte me er de laatste tijd wel eens attent op dat er nog een paar dingetjes bij hen thuis lagen, maar ik dacht dat het om drie geurkaarsen en een paar schoenen ging. Mis dus. Net als tijdens al mijn vorige bevliegingen om mijn kamer eens op te ruimen kwam ik tot dezelfde, eentonige conclusie: ik verzamel brol. En ik kan niks weggooien.
Festivalbandjes uit de jaren negentig, gras vanop een camping waar ik ooit de nacht doorbracht, briefjes die in het geheim werden doorgegeven in de klas, verjaardagskaartjes van vriendjes die ik me niet meer kan herinneren, dagboeken, melige gedichtjes geschreven in een vlaag van onoverkomelijk liefdesverdriet, you name it en ik heb het ergens liggen in een doos. Ik ben er ten stelligste van overtuigd dat ik het me gigantisch zal beklagen als ik het allemaal weggooi. Stel je voor dat ik ooit beroemd word met een zomerhitje, en ze langs komen om mij te interviewen over mijn favoriete voorwerpen. Ik zou mezelf wel dood kunnen slaan als ik net dan alles naar het containerpark heb gebracht.
De buit van vandaag bevat de hometrainer waarop ik mezelf al veel te veel tegen mijn zin in het zweet heb gewerkt, een UFO die ik van Youri heb gekregen bij Hamleys in London en mijn collectie Dawson’s Creek video’s. Onder andere, want in de andere dozen durf ik niet eens kijken, uit vrees dat ik me belachelijk zal voelen onder zoveel nutteloze verzamelwoede.