Monthly Archives: mei 2004

Brol

brol.jpg

Ik was er ten stelligste van overtuigd dat al mijn eigendommen tijdens de verhuissessie in februari meegebracht waren naar hier. Dat kon ook niet echt anders: het bulkt nog steeds van de kartonnen dozen in de berging. Mijn moeder maakte me er de laatste tijd wel eens attent op dat er nog een paar dingetjes bij hen thuis lagen, maar ik dacht dat het om drie geurkaarsen en een paar schoenen ging. Mis dus. Net als tijdens al mijn vorige bevliegingen om mijn kamer eens op te ruimen kwam ik tot dezelfde, eentonige conclusie: ik verzamel brol. En ik kan niks weggooien.

Festivalbandjes uit de jaren negentig, gras vanop een camping waar ik ooit de nacht doorbracht, briefjes die in het geheim werden doorgegeven in de klas, verjaardagskaartjes van vriendjes die ik me niet meer kan herinneren, dagboeken, melige gedichtjes geschreven in een vlaag van onoverkomelijk liefdesverdriet, you name it en ik heb het ergens liggen in een doos. Ik ben er ten stelligste van overtuigd dat ik het me gigantisch zal beklagen als ik het allemaal weggooi. Stel je voor dat ik ooit beroemd word met een zomerhitje, en ze langs komen om mij te interviewen over mijn favoriete voorwerpen. Ik zou mezelf wel dood kunnen slaan als ik net dan alles naar het containerpark heb gebracht.

De buit van vandaag bevat de hometrainer waarop ik mezelf al veel te veel tegen mijn zin in het zweet heb gewerkt, een UFO die ik van Youri heb gekregen bij Hamleys in London en mijn collectie Dawson’s Creek video’s. Onder andere, want in de andere dozen durf ik niet eens kijken, uit vrees dat ik me belachelijk zal voelen onder zoveel nutteloze verzamelwoede.

Roxette

Hij had het soort pagekapsel dat voor kleutertjes uitgevonden leek te zijn. Het paste perfect bij zijn naam: Pepijn. Pepijn met het pagekapsel.
Rond vrolijk gezichtje, een beetje vrouwelijk zelfs, net genoeg om van hem het schattigste jongentje van de zandbak te maken. Op klasfoto’s steeds met zijn handen op zijn knieÎn, en zijn hoofd ietsje naar beneden, ook toen hij al een paar jaar geen kleuter meer was. Hij zei nooit veel, maar hij lachte wel aanstekelijker dan alle kinderen samen. En hij luisterde naar Roxette.

Als we een dansje moesten instuderen voor het jaarlijkse kerstfeestje wilde hij altijd Roxette doen. De andere kinderen hadden niet bepaald iets tegen Roxette, maar uiteindelijk ging de keuze steevast naar Snap!, of de Lambada. Teleurgesteld borg hij zijn cassetje dan weer op. Hij kon uren vertellen over Roxette, ook toen wij met z’n allen al waren overgeschakeld op Nirvana en Guns ’n Roses.

Het heeft niet mogen zijn. Gisteren heb ik bij wijze van eerbetoon nog eens een mp3 opgelegd van zijn groep. Het klonk helemaal zo slecht nog niet, al miste ik wel het typische geluid van een cassettebandje dat een keer teveel is afgespeeld. Soms krijg je een inzicht. Ik zag in dat Roxette vergeten zonde zou zijn.

Update:
Ook Ieneke, Bareuh, merelroze, Carree en Citizen Hane vergeten hen nooit meer.

Rawk

Vroeger was het nog simpel: housers en rockers, de verdeling van heel mijn wereld. SystËme Nouveau-vest en baskets? Duidelijk een houser. Arafatsjaal en legerbottines? Rocker. Of alternatieveling, zoals we onszelf in een onbewaakt moment ook wel durfden te omschrijven. Dat we met duizenden allemaal even alternatief waren kwam niet eens in ons op.
Housers waren over het algemeen redelijk achterlijk. Ze waren enkel geÔnteresseerd in naar boenkeboenkefuiven gaan in de Expo-hallen van Ieper, brommers opdrijven door ‘de vlote’ uit te halen en ze dronken cola. Cola dronken ze, wahaha.
Rockers waren oke. Rockers luisterden naar de Afrekening, dronken pinten en droegen de jassen van hun overgrootvader. Ik toch.
Nu ik een burgertrut ben geworden blijft van die onderverdeling zo goed als niks meer over. Het enige dat me nog aan mijn alternativerende periode herinnert zijn eenzame mp3tjes. Spaceman van Babylon Zoo. Everything Zen van Bush. Who’s the King van Dog Eat Dog. Ik wil uitbreiden, maar mijn geheugen laat me in de steek.

Wie o wie was net als ik zo arafatsjaal als de neten, en herinnert zich wel nog wat toen hip was? Het is niet voor mij, het is voor op de cd voor in de auto. Youri was namelijk een houser, en ik ga hem bewijzen dat hij achterlijk was.

Lijstjes they are

Dat ik lijstjes wel oke vind zal onderhand wel duidelijk zijn, en misschien is het net daarom dat ik de Best Of-site van Dominiek zo leuk vind.
Leuk, maar ook moeilijk. Hoe kan je in godsnaam een waardebepaling toekennen aan nummers van artiesten die je gewoon heel goed vindt? Het is me gelukt bij R.E.M. en Counting Crows, nu de rest nog!

Maag

Als iemand mij zou wakkermaken met de mededeling ‘De spaghetti is klaar!’ zou ik geen probleem hebben om er direct aan te beginnen. Toen ik vroeger, toen internet nog jong en spannend was, af en toe eens onder het gegiechel van een groep vriendjes naar rotten.com surfte heb ik nooit de neiging gehad om te kotsen. Als ik uit het karretje van een rollercoaster stap ben ik de frisheid zelve.

Waarom voelt het dan elke keer weer alsof iemand mijn maag binnenstebuiten heeft gedraaid als ik terugkom van mijn werk?

Strawberry fields

Toen we vorige week terugreden van de kust zagen we om de haverklap bordjes staan langs de weg: ‘aardbeien’. Soms in een kinderhandschrift, soms enkel een tekening van een beverige aardbei, en soms zelfs iets professioneler. De bordjes wezen meestal naar een zijwegje waar ik anders nog nooit op had gelet, ook al heb ik de weg Ieper-kust ondertussen toch wel al minstens duizend keer gezien.
Ik ben zot van aardbeien, dus was de beslissing redelijk simpel: we zouden aarbeien gaan kopen, bij het volgende bordje dat we tegenkwamen. Want ze zouden vast lekkerder zijn dan in de winkel, en zeker goedkoper: aardbeien zijn gigantisch duur op dit moment. Vraag me de prijs van een brood, en ik sta met mijn mond vol tanden, maar ik kan je alles vertellen over de prijs van een halve kilo aardbeien. Om de ÈÈn of andere reden vind ik dat namelijk ongelooflijk interessant.

We zouden dus ergens stoppen.
Lilith: Hier! Aardbeien!
Youri: Waar?
Lilith: We zijn er al voorbij.
Youri: Oh. Volgend bordje dan maar.
Dit scenario speelde zich nog vier keer af, en moe maar zonder aarbeien keerden we naar huis terug. Dat zou ons dus vandaag niet meer overkomen. Op de terugweg van de kust hield ik de rand van de weg met arendsogen in de gaten. En ja hoor, ‘aardbeien!!’ zei een bordje. Ik las het luidop, en probeerde ook de uitroeptekens in mijn intonatie over te nemen. Dat lukte, en Youri draaide het stoffig boerenwegje op. Een overwinningsgevoel verspreidde zich in de warme auto: we hadden een aardbeienbordje gezien, en we waren er niet aan voorbijgereden. Twee kilometer verder hadden we nog steeds geen boerderij gezien die eruitzag alsof de mensen er hun brood verdienden met de aarbeienteelt.
Youri: We zouden best terugkeren.
Lilith: Ja.
*stilte*

Terug in de bewoonde wereld had ik mijn hoop op aardbeien al weer opgeborgen. Ik zou er morgen wel de helft van mijn maandloon voor betalen in de Delhaize. No big deal. En toen gebeurde het. ‘Aardbeien.’
Lilith: Daar stond aardbeien. Op dat bordje.
Youri: Welk bordje?
Lilith, hysterisch wijzend: DAT BORDJE!
Met gierende banden draaiden we het straatje in. Youri zei dat hij hoopte dat er geen tegenliggers zouden afkomen. Dat snapte ik, het was namelijk een heel smal weggetje. En kronkelen dat het deed. Na ongeveer een kilometer rijden zagen we ze: serres! Vol planten met witte bloempjes op. Aarbeienplantjes.

In het midden van nergens, en toch stond er zowaar een kraampje opgesteld. Ik vroeg twee mandjes aarbeien aan het KSA-type dat het kraampje bewaakte, en tot mijn verbazing moest hij ze nog gaan plukken. Vijf minuten later kwam hij terug met echte, rode boerenaardbeien van een echte aarbeienkwekerij in Alveringem! Ik dacht even dat ik zou gaan flauwvallen. Triomfantelijk vatten we de terugweg aan.

Ze smaken super in fruitsla, let me tell you!

Hole in one!

Wat doe je op een warme donderdagnamiddag als je niet moet werken? Dan ga je ofwel voor de rest van de dag rontslenteren in koopcenter Molecule, ofwel ga je minigolfen. Sportief als we zijn kozen we voor het laatste. Lilith stelt het minigolfterrein van Koksijde voor, en daar heb ik geen probleem mee aangezien het enige minigolfterrein dat ik ken er bij ligt als Pere-Lachaise na een twaalf jaar durende zandstorm.

Omdat niemand vandaag moet werken en het zo’n mooi weer is doen we er dubbel zo lang over om in Koksijde te geraken (damn you kusttoerisme!). Niet dat ik het echt erg vond. Als je wat trager rijdt merk je dingen op die je anders nooit ziet. Zo leerde ik dat Yves Leterme wel vrij populair is in de westhoek. En dat alle boeren schrijven als twaalfjarigen. Anyway, we gingen dus minigolfen.

Nog voor mijn eerste slag op het balletje was ik al zeker van de overwinning. Ik wil hiermee niet beweren dat lilith een gemakkelijke tegenstander zou zijn. Ik was gewoon helemaal zeker van mijn minigolf-kwaliteiten. Na mij eerste zwaai richting balletje was dat al heel wat minder. Voor een moment dacht ik dat ik per ongeluk mijn golfclub ondersteboven vast had. Neen hoor, ik was echt niet goed. Slecht zelfs. Ik had 5 pogingen nodig om het balletje in het gaatje te krijgen, en dan was dit maar de eerste baan. Ik moest nog voor de rest van de tijd de schijn hoog houden.

Ik ga niet verder in detail gaan, maar uiteindelijk heb ik toch gewonnen van lilith en dat is het enige wat telt. Neh!

Verkeerd verbonden

Ik sta met een kom in blokjes gesneden tomaten in mijn handen in de keuken als een polyfonisch gerinkel de kamer vult. Het betrof hier een zeer compacte polyfonie, want na twee seconden zweeg mijn gsm weer. Na de tomaten in de wok gegooid te hebben vertelde het scherm me dat ik een oproep had gemist, wat ik eigenlijk ook al lichtelijk begon te vermoeden. Een 0472-nummer, dat niet in het geheugen van mijn mobiel vriendje zat. ‘Wat vreemd’, dacht ik, de denkerpose van Rodin aannemend.

In dit soort situaties neem ik meestal het onzekere voor het zekere, en bel ik niet terug. Je weet maar nooit dat je een Hongaar aan de lijn krijgt die een verkeerd nummer heeft ingetoetst, en hoe moet je dat dan gaan uitleggen? Technologie, het gaat mijn petje soms volledig te boven.

Kwam het door het mooie weer of een vlaag van zinsverbijstering, ik zou het niet kunnen zeggen, maar ik drukte op de terugbeltoets en belde de onbekende beller terug. Terwijl ik hoorde hoe de gsm aan de andere kant overging zag ik beelden voor me van een groezelige Hongaar die nog snel een slimovitch achterover sloeg alvorens op de groene toets te drukken en ‘Da’ te antwoorden.

‘Hallo met Jakoba!’ klonk het, opvallend onhongaars. Gelukkig is de weg van mijn kennissenkring niet geplaveid met mensen die naar de naam Jakoba luisteren, en wist ik met wie ik te doen had. Jakoba zat ooit bij mij in de klas tijdens mijn opleiding journalistiek in Gent, ze had geprobeerd om iemand door te verbinden en er zat nog een andere Kelly in het geheugen van haar gsm en hoe is’t? Goed dus. Altijd vreemd als je naar iemand belt die jou niet echt nodig had, en omgekeerd.

Jakoba was Stien tegen het lijf gelopen, en ze hadden het over deze blog gehad. Ze vonden het leuk om te lezen. Dat vond ik dan weer leuk om te horen. Nadat we elkaar voor de zoveelste keer hadden beloofd om elkaar nog eens te bellen als we in elkaars buurt vertoefden drukte ik de toets in om het gesprek te beeÔndigen. En toen kreeg ik een wicked idee.

Kunnen alle mensen die ooit met mij in de klas hebben gezeten vanavond nog beginnen aan het op poten zetten van een weblog? Ik wil eigenlijk stiekem wel eens elke dag kunnen binnenkijken in jullie wereldje zonder mij.