In het dorpje V., waar ik tot wasdom kwam, was in de jaren negentig zo weinig te beleven dat de jeugd, waaronder ikzelf, nogal creatief moest zijn als het aankwam op mogelijkheden om in den duik sigaretten te gaan roken en pinten te gaan drinken. Daardoor kwam het dat ik en mijn vriendjes van dat moment vele jaren voor de eerste pompoen werd uitgehold in de Vlaanders van Halloweentraditie deden. Kwestie van een goed excuus te hebben om de avond voor de eerste november uit ons kot te kunnen komen, aja.
De traditie ging als volgt: wij spraken na zonsondergang af aan het kerkhof van V. Wij zorgden dat wij goed voorzien waren van sigaretten, aanstekers, een alcoholische versnapering (Cara Pils, doorgaans, omdat wij nogal arm waren en de Helaasheid der Dingen nooit veraf was in V.), theelichtjes van ons moeder en een Ouija Board. Aja, er moesten namelijk ook geesten opgeroepen worden, het was daar niet alleen fun and games hé hastn.
Bij wijze van traditie zochten wij ons een plekje op het kerkhof uit, alwaar wij in een kring gingen zitten, probeerden om een paar theelichtjes brandende te houden wat zelden lukte omdat er te veel wind was, en ons bord, dat eigenlijk een blad papier was, uitvouwden. Want wij meenden het. Wij waren emo en gothic lang voor de salonemo’s hun intrede deden.

Jaja, ik was me er eentje hoor hastn, in die tijd.
Elk jaar was het hetzelfde liedje, op dat kerkhof: allemaal een vinger op een omgekeerd theelichtpotje, iemand die een vraag stelde die meestal te maken had met wie er eerst dood ging gaan en of er toevallig een geest aanwezig was die niet te druk bezet was, en dan kon het gezaag officieel beginnen. Want na een tijd begon het potje altijd richting een letter te bewegen. En was het altijd miserie, want het was zeker Vanacker die ertegen had geduwd he man. Komaan Vanacker, geef het toe. Waarop Vanacker beweerde dat hij niks had gedaan jongen. Dat potje bewoog vanzelf. Allez, opnieuw. Maal zevenendertig. Waarop het ouija board traditioneel weer werd opgeborgen, er een half uur over en weer werd gezaagd op elkaar en Vanacker uiteindelijk zo bang geworden was van zijn eigen geduw tegen het potje dat hij het kerkhof niet meer over durfde om zijn fiets te gaan halen.
Dat snoepjesschooien kan daar toch niks bij zijn, denk ik dan.
Hoofdschuddend en met iets van een halve traan in mijn rechterooghoek.