Monthly Archives: juni 2004

Fotokriebels

Vroeger had ik het er moeilijker mee dan nu: foto’s nemen van mensen die ik niet ken. In de rij staan in de supermarkt en plots gewoon mijn camera opdiepen uit mijn rugzak. Vroeger zou ik bang geweest zijn dat mensen mij vreemd zou bekijken, want foto’s neem je op vakantie, en niet in de supermarkt. En al helemaal niet van mensen die je van haar noch pluimen kent. Nu probeer ik me zoveel mogelijk te gedragen als iemand die een reportage maakt over supermarkten, speelpleinen of kusttoeristen. Dat levert namelijk de mooiste en spontaanste foto’s op. Bij elke vreemde blik lach ik terug met een ‘hey, just doing my job’-uitdrukking.

Vanmorgen stond Nico Mattan achter me bij de kapper, zijn haar showend en commentaar gevend op de spacyheid van onze kapsels. Mijn camera zat op een halve meter van me af in mijn rugzak, en toch deed ik niks. Mijn vader zou zo trots geweest zijn op zijn dochter die in de mogelijkheid verkeerde om Nico aan te raken, maar het enige dat ik dacht was: straks denkt iedereen dat ik een fan ben van Nico Mattan. En ik had geen 60 euro betaald om met die reputatie uit de kapperszaak te stappen.

Fear me, if you dare.

puss.jpgJe hebt mensen die luidop lachen in de bioscoop, en je hebt mensen die dat nooit doen en zich er per definitie aan ergeren. Ik behoor tot de tweede groep.

Maar niet vanavond. Ik heb geproest, geglimlacht, gegrinnikt en tranen uit ogen geveegd. Niet bij elke scËne, zoals de mensen achter ons, maar vooral bij de scËnes met Puss-in-boots, de geflipte kat met de stem van Antonio Banderas. Hilarisch accent, fantastische one-liners, en vanaf nu ÈÈn van mijn all time favorite sidekicks uit de filmgeschiedenis.

Ik vond Shrek 2 een stuk grappiger en meeslepender dan de eerste, en die vond ik al fantastisch. Zeker gaan kijken, misschien krijg je er zelfs de oortjes bij.

Antiek

‘Zijn jullie niet een beetje jong voor zo’n appartement?’, vroeg de man achter het bureau, zijn wenkbrauwen gebruikend om zijn vraag te ondersteunen. Ik vond het een beetje een vreemde vraag, destijds. ‘Alsof je oude mensen in zo’n hip appartement zou steken..’, dacht ik. Ja dus, en veel.

Op de kijkdagen die elk weekend worden georganiseerd om de nog leegstaande appartementen te verkopen lijkt het hier bij momenten een bejaardentehuis. En kopen doen ze, die oude knakkers. Hele vrachtwagens vol foeilelijk antiek worden naar binnen gesleept onder het goedkeurend oog van de bejaarde vrienden van de nieuwe bewoners. Eiken kasten, groenige staanlampen en stoelen met krullen die ooit de hype waren eind jaren zestig. Bruin en groen, de kleuren van een generatie in de herfst van hun leven. Het uiteindelijke resultaat van al dat lelijks in een mooie en moderne ruimte had ik nog niet mogen aanschouwen. Tot een paar weken geleden.

Ik stapte in de lift, en duwde knop twee in. Een seconde of drie later stond ik op het verdiep van Lucien, onze bovenbuur die de indruk geeft dat hij hier al van voor de oorlog woont, ook al zijn de appartementen gloednieuw. Ik wist zeker dat hij thuis was, en toch deed niemand open. Ook niet na zeven keer bellen. Ik duwde de bel nog harder in, hopend dat het een bel was die luider ging klinken als je er harder op duwde. Bij de tiende keer was het raak. Mevrouw Lucien opende de deur, keek me doordringend aan en op het moment dat ik vreesde dat ze zou beginnen tieren sleurde ze me mee naar binnen. ‘Lucien! Het is het meisje van hieronder!’ Ik stond in het midden van de woonkamer, tussen zeker zeven gepensioneerden, die me allemaal aankeken alsof ik op elk moment een mes kon trekken. ‘Ik kom gewoon even vragen waar jullie jullie vuilniszakken zetten..’, vermande ik mezelf. Tijdens de verhalenstroom die daarop volgde (ik had blijkbaar een gevoelige snaar geraakt) nam ik de tijd om het interieur in me op te nemen. Het werd snel duidelijk: wat bejaarden uitmeten met moderne appartementen kan niet anders dan strafbaar genoemd worden.

Op de glazen deuren die de gang van de woonkamer scheiden waren witte stickers gekleefd die leken op de randen van servietten. Nog liever dat dan elke morgen met mijn dementerend hoofd tegen de deur lopen, zullen ze gedacht hebben. De woonkamer, die bij ons ruim en licht is, was volgestouwd met kasten en zetels die alle licht en ruimte leken op te zuigen. Nergens was er plaats om meer dan drie stappen te zetten, en ondanks de grote kristallen lusters was het er donker en somber. Grote vazen met lelijke, valse bloemen maakten het geheel af. En het rook er naar oud.

‘Wil je een stukje taart?’ vroeg Lucien, wijzend naar een grote antieke schaal met hier en daar wat beslagroomde cake op. Weg wilde ik, weg! ‘Neen, bedankt, ik moet nog dingen doen.’ Met drie grote passen stapte ik weg uit 1945, de lift in.

Lilith en Youti en de mysterieuze buurvrouw

gang.jpg

We waren er al een tijdje door geÔntrigeerd. Er kwam regelmatig geklop en ander lawaai uit het appartement naast het onze. En niet ooit eens, twee dagen na elkaar, maar altijd. Het vooruitzicht om onze gang en onze lift te moeten delen beviel ons helemaal niet, maar ook al werd er heel veel gewerkt, het appartement bleef onbewoond. De laatste weken namen de werken enkel maar toe, en de grote ramen waren plots voorzien van hippe lamellen. Een teken dat onze alleenheerschappij van dit deel van het gebouw vlug voorbij zou zijn.

Toen we op een morgen de gang inliepen om te vertrekken naar ons werk stond de deur open. Zouden we? Gewoon even kijken, en dan weer weg. Ja, we zouden. Toen we onze hoofden door de deuropening staken snapten we er nog minder van: na weken van werken lag er nog niet eens een vloer, en het was er heel erg groot en wit. Het zou dus waarschijnlijk nog niet voor vandaag op morgen zijn.

Twee dagen geleden kwam Youri met grote ogen onze crib inlopen. ‘Weet je wat ze net binnensleepten in dat appartement?! Een stoel zoals bij een dokter, en dingen met radioactieve tekens op!’ Mijn fantasie sloeg op hol. Het appartement naast het onze zou een verzamelplaats worden waar verstekelingen uit Tsjernobyl terecht konden voor een intern onderzoek! En wij wisten van niks.

Deze namiddag hing heel het gebouw plots vol stijlvolle witte wegwijzertjes, in de richting van ‘onze gang’. We besloten ze te volgen, als ware detectives, en we woonden daar trouwens toch. Aan ons appartement aangekomen werden ons plots een paar dingen duidelijk, maar in the end hebben we meer vragen dan antwoorden. Zoals daar zijn:

Wat doet deze mevrouw precies, en doet het veel pijn?

Lilith doet aargh

* elke morgen misselijk wakker worden van vermoeidheid
* 167 mensen bellen, en 20 afspraken regelen ( en ten gevolge daarvan dus 147 keer ‘neen’ horen)
* niet eens tijd hebben voor tien minuutjes rookpauze
* ongelooflijk slechte minute soup moeten drinken bij gebrek aan iets anders
* het is nog maar woensdag, ook al lijkt het vrijdag
* geen kleingeld meer voor het blikjesautomaat
* bij thuiskomst alle blikjes uit je PMD-zak over heel de oprit aantreffen, dankzij helse stormen

Ik heb gewoon heel erg dringend vakantie nodig.

Proclamatie – fascinatie

De laatste dagen word ik geregeld herinnerd aan ÈÈn van de meest zenuwslopende momenten uit mijn jeugd. In een radiospotje voor ÈÈn of andere site die jobs verzamelt voor de afstuderende jeugd roept een man namen af. Van geslaagden, onderscheidenen en aangeworvenen, want het is een reclamespotje, en er moet dus een kwinkslag in. De sfeer van proclamaties lijkt op die momenten door de speakers onze huiskamer binnen te waaien. En dat is na al die jaren nog steeds een beetje sterven.

Het begon al thuis. Hogescholen hebben de gewoonte om proclamaties op de meest onmogelijke momenten te laten plaatsvinden. Op een warme vrijdagavond die gemaakt lijkt te zijn om jezelf te verliezen in terrasjes. Op de zaterdagmorgen van Werchter. Tijdens finales van het WK voetbal. Je roept het en er zijn al proclamaties op hetzelfde moment georganiseerd. Maar we waren nog thuis. Aan tafel, met mijn ouders. ‘En? Je gaat er toch door zijn?’ Dat had je inderdaad gezegd, maar op dat moment was je vergeten dat je examen economie nu ook weer niet zo schitterend was gegaan, dat die blik in de ogen van je prof Grafische Technieken eerder onheilspellend dan bemoedigend was, en dat de rest van je jaar net iets meer werk leek te hebben gestoken in het eindwerk. Maar het kon nog allemaal. Want je rockte tijdens je mondeling Engels, en die vraag over de werking van een tv kende je glad vanbuiten.

Tijdens de rit van Ieper naar Gent begon mijn muur van vertrouwen traditioneel in te storten. Economie was echt wel slecht gegaan, misschien wel zo slecht dat het niet te delibereren viel. En misschien was het niet zo’n goed idee om alle vakken die ’s morgens werden gedoceerd links te laten liggen, zodat geen enkele prof je al ooit had gezien voor het mondeling. Maar het kon nog allemaal, want je was niet dom, en dat wisten ze daar ook wel. Domme mensen hebben tweede zit, maar jij? De kans kon niet zo enorm groot zijn, en je was gewoon wat zenuwachtig omdat dat zo moet op weg naar je proclamatie.

Aan de aula was het een gesamentroep van jewelste. Want we hadden elkaar al een paar dagen niet meer gezien, en we wilden nog eens bij iedereen polsen hoe ze hun kansen inschatten. De rit naar de aula had de meesten helemaal geen goed gedaan, en ook zij kenden geen zekerheid meer. Het kon niet anders: dit zou de eerste keer in de geschiedenis van deze Gentse hogeschool zijn dat geen enkele student geslaagd was in eerste zit. Behalve misschien ik dan, want het kon nog altijd, met een beetje geluk. Als in een stille wake verplaatste ons zootje zich naar de ingang van de aula. Harten klopten in kelen en oren, handen werden met de seconde klammer en na enkele seconden die zeven eeuwen duurden zwaaiden de deuren open.

Het kiezen van je plaats was een heel belangrijk moment. Je had wel naast die superkerel uit je klas willen gaan zitten, maar hij zou er waarschijnlijk niet door zijn, en jij misschien wel, en dan mocht je niet vrolijk zijn omdat dat niet eerlijk was voor hem. En als het anders liep wilde je niet delen in zijn aanstekelijke vreugdekreten. Ik ging zitten naast iemand die statistisch gezien evenveel kans leek te hebben als ik. Met mijn moeder aan de andere kant, die ondertussen al bijna haar handtas aan het opeten was van de zenuwen. ‘Zie je het nog zitten?’ vroeg ze met een blik van doodsangst. ‘Misschien’ piepte ik.

Na een eindeloze speech van het departementshoofd over de toekomst en het heden en alles daarvoor was het zover. Waren geslaagd met grootste onderscheiding: niemand. Dat was niet zo erg, want die categorie had ik toch niet aangekruist. Voldoening was ruimschoots voldoend. Enkelen waren geslaagd met onderscheiding, en de eerste vreugdekreetjes vulden de zaal. Gevolgd door boze blikken van anderen die hun naam nog niet hadden gehoord, en hem met al dat lawaai ook niet zouden horen, stomme strever!
Het afroepen van de namen gebeurde niet per groep, noch per naam, maar per puntensaldo. Dat maakte het allemaal extra spannend, want je wist nooit wanneer je zou komen. En het begon nu toch wel heel lang te duren. Maar er zaten miljoenen studenten in mijn departement, dus daaraan zou het wel liggen.

‘De laatste twintig!’ klonk het. Rondom mij en mijn moeder die haar laatste beetje handtas naar binnen werkte zat een bende glunderende geslaagden blij te wezen. Ook het meisje naast mij had haar naam al gehoord. Ik niet. De rij namen slonk aan een veel te snel tempo. ‘Laatste vijf!’
‘Kelly De..’ mijn hart leek te ontploffen ‘Vadder’. Drie namen later was het voorbij. Mijn naam leek niet eens op De Vadder. Economie had me voor de zoveelste keer genekt.

Twee maanden later ging ik nog eens dubbel zo hard dood, tijdens de proclamatie van de tweede zit. Maar het vierdubbel door het lint gaan van mijn moeder en mezelf enkele seconden later maakte heel veel weer goed. Mijn naam heeft nooit nog zo mooi geklonken.

Festivalsurfen

festivalpc.jpg

Het heeft wel iets: temidden van een wei internetten op een computer voorzien van een muis die aan je desk vasthangt. Tegen festivalmuisdieven enzo. Nog veel interessanter vond ik het om over schouders heen te kijken. Want waar surf je in godsnaam naartoe als je op een festival bent? Van mij was het simpel, ik heb een blog, dus doe ik eventjes de groetjes, en dat moet kunnen. Nog anderen zag ik snel een mailtje versturen, en ook daar was niks mis mee. Maar kan iemand mij vertellen wat die ene jongen in zijn hoofd had gehaald toen hij besliste om op TW Classic eventjes een potje patience te spelen?

Alleenzaam

Er zijn een hoop dingen waar ik redelijk goed in ben, maar alleen thuiskomen, daar suck ik in. Mijn eigen stem ages niet horen, laat staan die van iemand anders. Een voorverpakt slaatje uit een plastieken potje eten voor de tv. Een slaatje dat ik heb gekocht na 20 minuten doelloos rondlopen in de Delhaize, omdat niemand dingen vanuit de rekken in mijn mandje gooide. Na een uur beseffen dat ik de radio nog niet heb aangelegd, en dat dat waarschijnlijk de reden is dat het zo stil is. Ik zou een belabberde vrijgezel zijn. Maar binnen een half uurtje is hij thuis!