De derde week van mijn start to run-avontuur zit er bijna op, en ik zit helemaal in the zone. Het ene moment gaat het lopen beter dan het andere, maar ik zit wel al helemaal in het stramien van woensdag loopdag, vrijdag loopdag en zondag loopdag. Bij voorkeur ’s morgens in de vroegte, want dan gaat het lopen een stuk beter dan na een dag waarop ik honderd keer “bleh, straks nog gaan lopen” heb kunnen zeggen tegen al die het horen wil.
Het is nochtans niet dat ik het niet graag doe. Vaak kijk ik zelfs uit naar mijn looples met Evy, al was het maar omdat het zo fijn is om in de vrije natuur rond te hossen en al, maar toch: old demons die hard. En sport is vies. En lastig. Mijn vijfentwintigjarige rotsvaste overtuiging brokkelt stukje bij beetje af, maar er is nog werk aan. Zeker als ik met een vermoeid hoofd mijn sportschoenen sta aan te trekken en daarbij inwendig zo hard op Evy zou willen slaan dat het niet goed zou aflopen. Maar ik kom er wel.
Over die natuur gesproken: wat is die soms zot mooi, sieg! Langs mijn looppaadje kom ik zoveel geweldige dingen tegen (watervogels die broeden tussen het riet! reigers! dikke vette ganzen! dode konijnen!) dat ik zou willen dat er een fotocamera ingebouwd zat in mijn rechteroog. Tussen al die mooie dingen (behalve het opengereten basic instinct-konijn dan) en op de beats van de muziek word ik soms zo zen dat ik bang ben om plots omhoog te gaan en niet meer beneden te geraken. Eens curieus wat Evy daar van zou zeggen.
In elk geval: les acht was de lastigste die ik al heb gelopen, maar het ging. Veel lopen en weinig wandelen, en dat ik dat heb gekunnen zonder opgeven en zonder doodvallen. Daar ben ik toch wel een beetje trots op, ja.
Wat je natuurlijk wel hebt bij al dat gestart to run is het feit dat je het allemaal alleen moet doen. Het geestige is dat heel wat bloggende medemensen de lente in hun hoofd hebben gekregen en ook zijn beginnen lopen. Omdat het erg fijn is om te zien of iemand anders even erg heeft gepuft op les zes als jijzelf:
Ann heeft zichzelf al van nul naar tien kilometer (!) gelopen, en zij heeft al haar lessen geweldig leuk bijgehouden. Isolde, Sabien, Nancy, joggymoon en Hooch zijn net begonnen, en ik heb iets horen waaien over ene tomadde die er ook algauw mee zal starten. Jochei voor dadde. En dan zijn er ook nog mijn vader, mijn schoonvader en mijn broer die mij hebben laten blijken dat ze ook bepaalde dingen aan het overwegen zijn met Evy.
De Youtube awards zijn uitgereikt, en hoewel ik de meeste filmpjes die in de prijzen zijn gevallen al had gezien was er eentje bij
1. waarvan dat niet het geval was
2. waarmee het zeer fijn de dag beginnen was
3. waardoor ik zo’n warm en fuzzy gevoel kreeg op allerhande vreemde plaatsen dat ik het wel moet delen
God knows dat ik gewoon een hippy in disguise ben.
Maar toch, hastn, maar toch.
Aha, wedden dat u al dacht dat ik niet meer liep? Niets is evenminder waar, beste sportvrienden, want ondertussen hebben Evy en ik reeds heel wat fijne momenten samen beleefd, en soms ook wat minder fijne momenten. Momenten waarop ik schoendiep wegzakte in vieze plassen terwijl de hagel putjes in mijn knalrode wangetjes sloeg en mijn iPod het bijna begaf onder al het water dat in mijn zakken klotste. Momenten waarop de wind zo hard waaide dat ik bijna achteruit begon te lopen zonder dat ik het goed doorhad, en nog bleef Evy zeggen dat ik opvallend goed bezig was. Het dieptepunt van de week kwam er toen Evy plots wegviel, en ik lichtjes in paniek raakte bij het besef dat de batterij van mijn iPod het begeven had. Daar stond ik dan, in the middle of nowhere, en niemand die me nog zei wat ik moest doen. Ik ben uiteindelijk naar huis gelopen terwijl ik mijn loopminuten timede op mijn gsm-timer. In een vorig leven had ik zeker opgegeven, maar zie mij nouw!
Toch moet ik toegeven dat het qua lopen niet helemaal mijn weekje was. Bij les vier en vijf ging het nog redelijk, maar ik heb mezelf echt naar les zes moeten slepen. Geen zin. Serieus overwogen om de les van vandaag morgen te gaan lopen, ook al zou ik mezelf dan beroven van twee opeenvolgende rustdagen. Ik ben uiteindelijk toch geweest, om al na twee minuten met lede ogen te zien dat er een gigantische wandeltocht met triljoenen wandelaars over mijn looppaadje aan het trekken was. En in plaats van keihard terug naar huis te lopen ben ik doorgegaan, dwars tegen de stroom in en alles. Eerst langs de recreatieve wandelvrienden, daarna langs de wandelaars die het zeer serieus opnamen en op hun eentje eeuwenoude wandelclubrecords probeerden te breken. En daar ging het mis. Om niet ten prooi te vallen aan het risico plots voorbij te worden gestoken door een overenthousiaste snelwandelaar ben ik sneller beginnen lopen. Dat ging even goed, maar toen was ik mijn tempo kwijt, en plots ook een stukje van mijn adem. Ondertussen zat Evy in mijn oortje te roepen dat we grenzen aan het verleggen waren, en amai nog nie.
Toen begonnen mijn benen plots te schreeuwen dat ze moe waren, vooral toen ik het gevoel had dat ik al een kwartier aan het lopen was en het pas anderhalve minuut bleek te zijn. Kwam daar nog eens bij dat ik tijdens deze les de ultieme bevestiging heb gekregen dat André Vermeulen de podcastmuziek heeft helpen uitkiezen (Fly on the wings of love om af te koelen is niet oke, André), en ik kan zeggen dat les zes het dieptepunt van mijn loopcarrière was. Maar ik heb wel alles uitgelopen. We zijn twee weken ver, en nu mag ik twee dagen rusten. Om daarna nog heel wat meer grenzen te verleggen, aldus Evy. Piehoew, zeg ik daarop.
Eerst en vooral, en om de vraag die op ieder’s lippen ligt te branden te beantwoorden: ja, ik heb michel gezien, gesproken en heel misschien zelfs een beetje aangeraakt. Met dank aan i. die de drempel iet of wat verkleinde door mij desbetreffende michel bijna op een gouden platteauken te komen brengen, en mij ondertussen eindelijk eens te verduidelijken wie nu precies al die hastn van gentblogt zijn. En hoe dat nu juist zit met Henk zijn sjakosse. Merci, i.!
Er waren korte ontmoetingen met een ondernemer in Gent, een blogoloog, er was het moment dat ik Koen Fillet schaamteloos naar de toestand van zijn knie heb gevraagd (I know…) en ik heb ook kennis gemaakt met het vrouwelijke deel van de eskimo’s en met Pietel en al. De langste meet und greet was weggelegd voor de de moonies, die ook op niet virtuele wijze zeer fijne en aimabele mensen blijken te zijn met wie het aangenaam op café naar Josse De Pauw staren is. Al ben ik niet helemaal zeker of Josse daar hetzelfde over dacht, en of hij überhaupt nog dacht, eigenlijk. Maar dat is een compleet ander verhaal.
En dan waren er nog de mensen die ik heb gespot van ver, maar waarmee ik niet aan de praat ben geraakt: eikebah en vriendje bijvoorbeeld, die er beiden erg goed uit zagen, vond ik zo. En Kathleen, die ik heel de avond heb zitten bestaren omdat ik er niet meer op kon komen van waar ik haar ook al weer kende. Een minuut of vijf geleden viel mijn frank, maar dat is dus wel ongeveer een dag te laat. Er waren ook de mensen waarvan ik niet wist dat ze er waren, en die ik aldoende niet heb herkend, ook al vind ik hun blog zeer fijn.
Ook grappig: ik ben gedurende de avond een paar keer toegeknikt door mensen die ik niet kon thuisbrengen (ik heb dan ook nog steeds mijn rijbewijs niet, moehaaha!), en die url’s op de kaartjes waren te klein om dat goed te maken. Mocht u mij een onvriendelijk sujet vinden dat niet uitbundig genoeg heeft teruggeknikt: ik was niet altijd even zeker of het naar mij of naar iemand achter mij was. :aah: U mag nu uit de kast komen. Net als die kerel die op een bepaald moment over mijn buik is komen wrijven (!) voor een weddenschap. Wuk was dat all about, keirl?
Serieus, al die wasmachinereclames van “Ik had het nooit mogen wassen op zestig graaaden!” waarbij een madam een truitje omhoog houdt dat hevig gekrompen is, ik heb altijd gedacht dat dat om te lachen was. Dat die truitjeskrimping werd overdreven om het effect te verergeren, ofzo. Tot ik vanmorgen mijn lievelingstrui uit de wasmachine opdiepte en tot de constatering kwam dat
a. ik op een verkeerd knopje moet gedrukt hebben want
b. mijn tweejarig nichtje niet eens meer in mijn lievelingstrui zou passen
Iemand toevallig nog een achtmaander lopen die zich graag kleedt in kick-ass truien van oudere vrouwen die geen wasmachine kunnen bedienen? Neen?
Een hotelkamer, een televisie op CNN, chips op de bedden, en ergens daartussen drie mensen die diezelfde ochtend nog totale vreemden voor elkaar waren. In het echte leven dan, op het internet kenden ze elkaar al jaren.
De eerste nacht dat ik Youri kende hebben we samen met een homoseksuele internetkameraad zitten kijken naar het begin van de oorlog in Irak. In Disneyland Resort Parijs. De homoseksuele vriend en ik hadden allebei een serieus oogje op Youri, al op die eerste dag. En dus hebben we maar samen geslapen die nacht, de homoseksuele vriend en ikzelf. Youri had zijn kingsize bed voor hem alleen omdat de homoseksuele vriend en ik geen ballen genoeg aan ons lijf hadden om ervoor te vechten.
Dat is op zich al onwerkelijk genoeg, laat staan dat al die dolle avonturen al weer vier jaar geleden blijken te zijn. En dat ik uiteindelijk toch keihard met de buit ben gaan lopen. *wuift met een triomfantelijk vuistje naar de homoseksuele vriend*
Mijn looppaadje ligt, net als de crib, langs het kanaal Ieper-Diksmuide. Om te gaan lopen moet ik langs een stukje kanaal waar de boten aangemeerd liggen, en dat is mij elke keer een waar plezier voor het oog. Op nog geen twintig meter van mijn voordeur liggen echte ankers (rode), staat het vol roestige olievaten en het kan niet anders of er zal op een dag een stevig “ahoy!” weerklinken, gevolgd door zeemansliederen en het geluid van tegen elkaar knallende bierpullen.
Aan het begin (of eigenlijk het einde) van het kanaal liggen de plezierbootjes met ronkende namen als de Conny, de Ijsvogel en de Joswin (waarvan ik vermoed dat de eigenaars Josiane en Erwin heten. Of Jos en Winnie Mandela, dat kan bijvoorbeeld ook). Verder weg van de bewoonde wereld en dichter bij mijn looppaadje wordt het pas helemaal geestig. Daar liggen de boten die het daglicht niet mogen zien. Vuile vieze boten vol groene smurrie, vaak zonder naam, maar vast met een duizelingwekkend verhaal. Het kan ook dat ze wel een naam hebben, maar die is dan waarschijnlijk zo vadsig dat de bootsmannen hem je alleen vertellen als je er expliciet naar vraagt.
“Hé schipper, hoe heet jouw boot eigenlijk?”
“De schurftige penislul, aarrrr.”(enzovoort, enzoverder)
Eén boot is zo roestig dat hij bijna niet eens meer op een boot lijkt. Het is het soort boot waarvan je verwacht dat er elk moment drie hevig stinkende chinezen op het dek zullen verschijnen, die je dan vertellen dat ze al zeven maanden non-stop op het kanaal Ieper-Diksmuide rondzwalpen op zoek naar de schat van Charlepoenje. Heel soms, als er ik langsloop, komt er onheilspellende rook uit de roestige schouw.
Zo ook vanmorgen.
Ik was zo gebiologeerd door mijn eigen visuals dat ik me les drie van Evy maar met moeite meer kan herinneren, maar ik weet wel nog dat het opnieuw goed ging. En dat Evy zei dat ik nu eens twee dagen mag rusten, in plaats van één. Wahey!
Terwijl het gisteren -op aanraden van Evy een rustdag- best meeviel met de spieren, viel het vanmorgen -volgens Evy een loopdag- helemaal niet mee. Alles trok tegen, zelfs op plaatsen waarvan ik niet eens wist dat er spieren zaten. Maar ik kon niet afhaken, toch niet al na één les, vond ik. Na een les of vier, dat zou nog gaan, maar dat ik nu al een les zou overslaan, daar zou ik bij mijn teerbemind blogpubliek toch niet mee durven afkomen.
Aangezien er vanavond spaghetti op het menu staat leek het me geen goed idee om daarna nog met een maag vol bolognaise naar de vaart te trekken, en dus deed ik het onmenselijke: ik trok mijn loopschoenen aan voor acht uur vanmorgen, plugde mijn iPod in en sleurde mezelf en mijn stramme spieren richting looppaadje. Aldaar sloeg de paniek mij al snel om het hart: blijkt dat mijn looppaadje voor hele horden scholieren rond acht uur ’s morgens gewoon het fietspaadje naar school is. Ik zou mezelf en mijn lousy loopcapaciteiten dus moeten openbaren aan stoere zestienjarigen op fietsen, die waarschijnlijk zaten te wachten tot er iets hobbelends passeerde om gemene dingen te kunnen roepen.
Wapenfeit 1: ik heb me er gewoon overheen gezet en ben beginnen lopen alsof ik dat al heel mijn leven deed. Met een blik van “ik kom uit een lopersfamilie. This is what we do.” En geen scholier die er vreemd van opkeek. Ik had moeten meedoen aan Witte Raven, ik.
Het fijne was dat mijn spierpijn al in de eerste minuut begon weg te ebben, en het van dan af plots stukken beter ging dan tijdens les 1. Ik had me voorgenomen om trager te lopen, en dat lukte. Na een minuut of twee had ik zelfs al iets gevonden dat op een tempo leek, meteen wapenfeit nummer twee. Wapenfeit nummer drie was dat ik extra heb gelet op mijn ademhaling, en ook dat loonde. Was ik twee dagen geleden al helemaal op toen ik twee minuten moest lopen, dan ging dat nu eigenlijk voor niets. En ook drie minuten ging zo vlot dat ik schrok toen Evy “eeeeeen stop!” deed. Ik heb stukjes wandelpad gezien waar ik nog nooit was geweest, inclusief reigers en paaslammetjes en vreemde eenden in de bijt, en het was fijn, zo voor dag en dauw. Les twee was voorbij voor ik het goed en wel door had, en dat is goed, want les één leek wel een eeuwigheid te duren.
Ik geloof dat dit wel eens een zeer belangrijke les kan geweest zijn. Als ik me vandaag weer zo belabberd had gevoeld als twee dagen geleden dan zou de handdoek zeer hard richting ring hebben gevlogen, maar het ging zoveel beter door trager te lopen dat ik zelfs al zin heb in les drie, ergens diep van binnen.